Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

Cul-de-sac

Muziek, Theater Posted on za, mei 08, 2021 11:28:47

‘Woke up this morning…’ Mia Doornaert luistert niet meer naar bluesmuziek omdat al die liedjes beginnen met ‘Woke’. Zo, een flauw grapje bij wijze van entree, weest welgekomen op deze zonovergoten zaterdag.

*kijkt buiten*

Excuus, verkeerde alliteratie: op deze zuipende zaterdag. Ja, straks zijn de terrassen weer open. Dat zullen we met z’n allen — behalve één, ik — vieren met z’n vieren, hopelijk onder een paraplu geworden parasol. De horeca mag een beetje herademen. Wekenlang wordt er al over gepraat en geschreven. Bier en vertier aan een tafel van vier, deze woordspelerige bedenking krijgt Horeca Vlaanderen gratis en voor niets bij deze blogpost.

***

‘Woke up this morning, my baby was gone’, zong B.B. King in 1953, nadat zijn Martha hem voorgoed had verlaten. Gelukkig had ie Lucille nog, zijn gitaar, om hem te begeleiden en verleiden in die duistere dagen. ‘Woke up this morning, our culture was gone’, huilen mensen die van cultuur houden in dit land nu al meer dan een jaar, op een zeldzame heropflakkering vorige zomer na. De pauzeknop werd radicaal ingedrukt, cultuur werd gedwarsboomd door dat andere ding waarvan de naam met een c begint. Ik zou het duizend keer kunnen zeggen. Verdomme.

Dat er heel veel te doen is rond de gedeeltelijke heropening van de horeca en heel weinig rond de blijvende sluiting van cultuurhuizen heeft er niet alleen mee te maken dat de terrassen vandaag opengaan en de bioscopen en theater- en concertzalen nog niet, maar met de manier waarop de gemiddelde Vlaming naar cultuur kijkt: als het er is, mag het bestaan, als het er niet is, zullen we ’t niet missen. Het mag niet te veel kosten, je moet kunnen lachen met al die subsidieslurpers, die Vlaanderen hatende linkiewinkies en die elitairen die op het klootjesvolk neerkijken, steek ze vooral weg op plekken waar de hardwerkende Vlaming er geen last van heeft. De gemiddelde Vlaming denkt bij cultuur aan Thuis, Familie, The Voice van Vlaanderen en iets met Philippe Geubels. Meer en moeilijker moet het niet zijn. Dat er in de Vlaamse Regering geen aparte minister van Cultuur werd aangeduid, zegt in feite alles: cultuur is een nevenprojectje, iets dat de minister-president, naar verluidt een operaliefhebber in zijn schaarse vrije tijd, er wel even bij neemt, dan kunnen de Vlaams-nationalisten die culturo’s tenminste in hun greep houden. Een houdgreep waarop de judocoach in Jean-Marie Dedecker trots zou zijn. Geen ontkomen aan. De coronacrisis als bondgenoot van al wie al jaren op wraak zint voor dat neerbuigende gedrag binnen de cultuursector. In de ogen van onze politici zijn kunst en cultuur bijkomstigheden, geen fundamenten van onze samenleving.

***

De enige cancelcultuur die ik ken, is het algemene cancelen van cultuur in dit vlakke land. Weinigen die woke genoeg zijn om daartegen te blijven protesteren. Filip Peeters wordt taartenbakker, Bert Gabriëls advocaat. Mensen die in de brede evenementensector actief waren, zijn van alles en nog wat geworden. Er moet brood op de plank liggen en liefst ook nog een schelletje toespijs ertussen. Slachtoffers zijn het van een pandemie, maar ook van wanbeleid. Of beter: géén beleid, wat in se nog erger is dan wanbeleid. Soms is een knoeiboel beter dan de vergeetput.

Ja, natuurlijk begrijp ik dat je op dit ogenblik geen Sportpaleis kunt vullen, nog niet voor een kwart zelfs. En dat je best geen concerten organiseert van bands die zonder moshpit niet kunnen floreren. Rock Werchter en Pukkelpop komen ongetwijfeld nog wat vroeg om op halve- of kwartkracht te kunnen plaatsvinden deze zomer. Maar in gecontroleerde omgevingen zoals theaterzalen en cinema’s had er al veel gekund. Gemóeten. Toeschouwers blijven heus wel zitten op de hun toegewezen plek. Ze zullen met plezier hun mondmasker dragen als ze maar naar een scherm of een podium kunnen staren. Waar blijven de speelterrassen waar je tussen pot en pint kunt genieten van een akoestisch optreden, stand-upcomedy of een bevlogen monoloog? Bier hier, cultuur zuur.

***

Intermezzo: monoloog van de gemiddelde Vlaming (waarin ik me even verkleed in advocaat van de duivel).

Ach, we liggen er niet wakker van. Het is máár cultuur, nietwaar. Rolletje van buiten leren, beetje spelen, dat is toch niet het échte leven, hé? Liedjes zingen, och, dat kunt ge ook onder de douche doen, niet? Ze hadden maar een stiel moeten leren, maar ja, twee linkerhanden, hé… En dan dragen wij meer dan de helft van ons loon af en dan gaat een deel daarvan naar die idioten die ons daarna in ons gezicht uitlachen. Stank voor dank. Het zal ze leren. De subsidiekraan mag van ons helemaal toegedraaid worden. Wie goed is, zal wel zijn plan kunnen trekken. Enfin, als ge alleen maar kunt bestaan als ze u centen toestoppen, wat zijt ge dan waard? Iedereen krijgt hier verdomme subsidies. Allee, kijk nu naar die, hoe heet ze ook weer, El Kakawibbi of zo. Dat komt ervan, hé, met al die subsidies. Profitariaat! We hebben het onze Kevin nog zo dikwijls gezegd: ge moogt later doen wat ge wilt, jongen, maar ge moet uw plan leren trekken, leert dus maar een stiel, da’s nog het beste. Maria, twee pintjes, een Duvel en een waterke, alstublieft. En pakt zelf ook iets.’

Einde intermezzo.

***

Nu ik het al veertien maanden moet missen, besef ik meer dan ooit wat cultuur met mij doet. Het verrijkt mij, het ontroert mij, het dwingt mij tot nadenken, het irriteert mij bijwijlen, het doet de haren op mijn armen rechtstaan, afwisselend uit bewondering en uit woede, het doet me ongecontroleerd lachen en even ongecontroleerd huilen. Concerten, tentoonstellingen, festivals, films, theaterstukken, moderne dansvoorstellingen, etcetera: het laat me zelden onbewogen. Het doet iets met mij wat het gewone, alledaagse leven niet doet: het verheft mij, het maakt van mij een beter mens, het geeft mij inspiratie, het doet me beseffen dat ik een klein, nietig mannetje ben dat desondanks bevoorrecht is om op dat moment op die plek te mogen vertoeven, het zorgt ervoor dat ik de dag nadien eventjes op wolken loop.

Ik hou van het hele ritueel. Van de vervelende maar door hoge verwachtingen toch enigszins opgefleurde autorit langs grijze betonnen vlakten erheen, de snelle hap vooraf en het nerveus aftellen, tot de staande ovatie (of het boegeroep) en het nakaarten op de weg terug naar huis: een voorstelling sluit je niet af onmiddellijk nadat het doek is gevallen, niet zoals je wegzapt wanneer de eindgeneriek van een tv-programma begint te lopen. Cultuurbeleving is je onderdompelen, je overgeven, je lot tijdelijk in handen van bezielde en bezielende mensen leggen — van de jonge beginneling uit de streek tot de grote gevestigde waarde uit een ver buitenland. Cultuur kost iets, ja, maar de ervaring maakt je rijker. Wie niet van kunst en cultuur houdt, houdt niet van het leven, die schrijft cultuur nog altijd zoals in de tijd van de progressieve spelling, waarbij hij of zij de nadruk legt op de eerste lettergreep: kul. Flauwekul, met name.

Zelf zag ik twee lezingen afgelast worden, een habbekrats in vergelijking met al die professionals, die werkloos moeten toekijken, gedreven en geïnspireerd maar aan handen en voeten gebonden, alsof ze gestraft zijn door een hogere instantie — ‘Enkelband, tot 31 augustus 2021!’ —, uitzichtloos wandelend in een doodlopend straatje. Cul-de-sac. Terwijl u misschien straks op een terrasje zit, kijk ik met de nervositeit van een kind dat net een cent heeft gekregen om op te doen in de snoepwinkel uit naar een onlineconcert van Van Morrison, straks om negen uur. Een 62-jarige die gaat kijken naar een 75-jarige wiens concert gestreamd wordt. Een autorit hoort er vandaag niet bij, de snelle hap vooraf en het nerveus aftellen wel. Ik ga me onderdompelen, me overgeven, ontroerd worden, elke noot opzuigen tot er geen leven meer in zit, mijn lot tijdelijk in handen van mijn favoriete artiest leggen. It’s a marvelous night for a moondance, with the stars up above in your eyes.

Morgenochtend volgt ongetwijfeld het harde besef dat het een korte opflakkering was, dat dit concert hetzelfde effect heeft als wat een puffer doet voor een astmapatiënt. Het gevoel dat je even normaal kunt ademen. Herademen. Cultuur in- en uitademen. Niet alleen leven, maar ook beleven.

Pas als de cultuursector opnieuw op gang mag komen, wil ik de term ‘Rijk der vrijheid’ in de mond nemen. Niet eerder, niet voor minder.

***

Oh I traveled far

To the nearest star

And met Palomar, mar, mar

And we don’t care just who you know

It’s who you are

And when they all go home

Down the cobblestones

You can double back (“This is it”)

To a cul de sac

(uit de song ‘Cul de sac’ van Van Morrison, van het album Veedon fleece uit 1974.)



Grens

Theater Posted on zo, mei 31, 2015 12:54:20

Net in de week dat een wetsvoorstel om seks
toe te laten op de leeftijd van veertien jaar dagenlang de headlines haalde, ging
een theatervoorstelling over grensoverschrijdend seksueel gedrag bij jongeren
in première. ‘Première’ is een groot woord, want niet het grote publiek werd
uitgenodigd, maar leerkrachten, socio-culturele medewerkers, psychiaters,
psychologen en therapeuten uit Vlaanderen en Nederland. Het gaat dan ook om een
semi-educatief stuk voor tieners. Niet verwonderlijk dat kinder- en jeugdpsychiater
Peter Adriaenssens op de stoel voor mij had plaatsgenomen.

Grens, zo heet het stuk en ik ken de schrijver een beetje. Wim Geysen is een
verre vriend en fijne vent die ik heel lang geleden mocht begeleiden voor zijn
eerste roman en die sindsdien het onderwijs vaarwel zegde om voltijds met
theaterproducties bezig te zijn. Flits!,
een stuk rond jongeren en verkeersveiligheid, gecreëerd in samenwerking van de
vzw Ouders van Verongelukte Kinderen, werd inmiddels al 900 keer opgevoerd voor
in totaal 250.000 voornamelijk jonge toeschouwers. Vorig jaar pakte Geysen uit met Wereldschemer, een monoloog rond de
Eerste Wereldoorlog. Daarnaast publiceert hij romans, jeugdboeken en treedt hij
als De Wimmen op in zangduo. En nu is er dus Grens, over de invloed van pornografie, het ontdekken van je eigen
lichaam en seksueel overschrijdend gedrag.

Het toeval wil dat ik Wim nog voor de
voorstelling twee keer de hand mocht drukken op een op het eerste gezicht ietwat
bizarre plek: de urinoirs. Hij had misschien wat last van zenuwen, ik had twee
bollekes De Koninck achter de kiezen, iets waartoe ik mezelf verplicht wanneer
ik in mijn geboortestad vertoef. Vandaar de dubbele passage. (Mocht u zich
ongerust maken: we hebben onze handen eerst gewassen voor ze zich
verstrengelden in een hartelijke groet!)

Drie acteurs, vijf personages en een
verhaallijn die zevenentwintig jaar bestrijkt: makkelijk heeft Wim het zich
weer niet gemaakt. Veel wordt verteld, andere gebeurtenissen bondig samengevat,
maar nooit wordt het melig, belerend of onduidelijk. Dat is geen geringe
verdienste. Je kan dus als toeschouwer heel goed volgen wat er gebeurt, ondanks
de tijdssprongen (flash-backs, personagewissels, waarbij de actrice dribbelt
tussen een 9-jarig meisje, een volwassen echtgenote en dat 9-jarige meisje als
volwassen, getormenteerde vrouw) en het gebalde van de meeste scènes.

Ik weet niet wat ik ervan moet denken, van dat
toelaten van seks op veertien. Zelf was ik hoegenaamd nog niet relatierijp op
die leeftijd, maar ik kan me voorstellen dat heel wat jongeren dat wel zijn. ‘Jongvolwassen’
is anders in de jaren tien van deze eeuw dan in de jaren zeventig van de vorige.
Jongeren van nu zijn geen kind meer, maar ze zijn evenmin volwassen. Toch zijn
er al lichamelijke behoeften. Moet je die blijven verbieden of in een schimmige
gedoogzone laten zitten, of kan je toch maar beter juridische duidelijkheid
scheppen? Veertien is voor de ene halfvolwassen, voor de andere kinds. Je kan
dat dus niet zomaar rechtlijnig bekijken. Moeilijke discussie, maar wel een
heel belangrijke.

Grens toont waar het kan fout lopen (een meisje van negen is echt wel te
jong voor seksuele handelingen!), maar wordt nooit moralistisch. Het is aan
leerkrachten, psychologen en de jongeren zelf om er Hun Waarheid in te zien en
lessen uit te trekken. Kan boeiende nagesprekken opleveren wanneer het stuk
vanaf september wordt opgevoerd in scholen en culturele centra.

Info:
www.wimgeysen.be, boekingen: boeking@wimgeysen.be, 0486/43 27 74.



Une belle histoire

Theater Posted on za, mei 02, 2015 16:20:00

Ik moet anderhalf of zo geweest zijn.
Laatbloeier. ‘Gij sliep altijd toen ge klein waart’, zei mijn moeder jaren later. Dat kan een
verklaring zijn waarom ik later dan mijn generatie- en leeftijdgenoten begon te
kruipen, stappen en lopen, activiteiten die stuk voor stuk bijzonder vermoeiend
waren, waarna ik alweer in een droomrijke jonge-mensen-slaap viel.

In mijn paniekerige dreumesoogjes moet te
lezen zijn geweest dat ik niet klaar was voor de volgende stap. Letterlijk. De. Volgende. Stap. Voor het eerst in mijn leven stond ik op het punt een trap af te
dalen en in mijn kleine brein spookten allerlei doemscenario’s rond. Dat ik zou
vallen stond buiten kijf, ondanks de reddende hand en de bedachtzame
aanmoedigingen van mijn mama. Misschien viel ik meteen wel tien treden neerwaarts,
probeerde het minuscule doemdenkertje in mij met de hem beschikbare
mini-woordenschat te argumenteren. Doe het niet!

Ik deed het. Met bravoure, zij het in een
tempo dat ik mezelf toestond. Laten we zeggen: een eerste marathon in meer dan
acht uur. Maar beneden wachtte mij een medaille in de vorm van een kus en een
‘Dikke proficiat!’ van mijn mama, dus was het goed. Zeer goed. Op een schaal
van oké tot fabeltastisch dicht bij het tweede aanleunend. A giant step for Frankkind.

Jaren later zag ik Neil Armstrong als eerste
mens op de maan stappen. ‘A small step for man, a giant leap for mankind’, u
kent zijn historische woorden nog wel. Gewichtloos probeerde hij zijn voeten zo
gericht mogelijk op het bultige oppervlak neer te plaveien. Voorzichtig, als
was hij een kleine jongen die opnieuw moest leren stappen. Het was historisch
en uitermate komisch tegelijk.

***

Vanochtend moest ik aan mijn kleine Ik en Neil
Armstrong denken toen ik de trap nederdaalde. Zeventien treden, die ik stapje
voor stapje nam, lichte paniek in de ogen, stevige weerstand van de
getormenteerde spieren in mijn bovenbenen ondervindend. Quasi gewichtloos moet
ik geleken hebben in het op dat moment gelukkig lege huis. Bij elke stap dacht ik: nu
donder ik naar beneden. Daar moest ik even later hartelijk om lachen.

De lachspieren bleken de enigen die niet
aangetast waren door een dagje Twittervoetbal. Alle andere gewrichten, spieren
en botten kraakten, riepen luidop ‘Gij onnozelaar, gij, op uw leeftijd nog wat
gaan sjotten, wat denkt ge wel!’, deden de herinnering aan een zeer fijne dag een klein beetje
vervagen. Op vierentwintig uur tijd was ik van ‘Yes, I can’ naar ‘Why did I do
it?’ geëvolueerd, maar na een paar dagen afzien zal dat wel weer ‘Yes, I did
it!’ worden. (Vermoed ik.)

Nu even niet. Vijf wedstrijden (drie gewonnen,
twee verloren, vijfde op negen teams in de eindstand), acht tegendoelpunten,
een paar reddingen met lichaamsdelen waarvan ik niet eens vermoedde dat ze nog
actief waren, het was al bij al toch een heel klein beetje heroïsch; het soort
heroïek dat je doorgaans in straffe verhalen aan de toog te horen krijgt, maar
toch.

Ik wist nu ook: Twittervoetbal is zaalvoetbal
buiten op gras en Twitter is alleen maar het medium dat de meeste deelnemers
bindt. Stel u vooral niet voor dat er vijf tegen vijf met smartphones over het
veld gelopen werd, terwijl er ondertussen hashtagspelletjes, pertinente
meningen en onweerstaanbare witzen de wijde wereld werden ingestuurd.

Enfin, het is voor herhaling vatbaar (hoop ik
over een dag of vijf te kunnen zeggen). Une
belle histoire
, quoi.

***

Une
belle histoire
is de titel van de theatertournee die
Bart Van Loo en Eddy et les Vedettes nu al bijna anderhalf jaar lang langs
grote en middelgrote zalen in Nederland en Vlaanderen voert. Bart en ik volgen
elkaar al ongeveer even lang op Twitter en Facebook. Ik vond hem een
uitermate sympathieke verschijning in de vierdelige tv-reeks God in Frankrijk, waarin hij samen met
Karl Vannieuwkerke door la douce
trok. Karl debiteerde anekdotes over de koers, Bart over zijn geliefde
Frankrijk.

Vorige zomer zat ik samen met hem op een trein
voor een lange rit naar het zuiden van Frankrijk voor een interview met Charles Aznavour. Op het eind van de terugrit bood
hij me aan om naar de show te komen kijken. Ik prikte een plek dicht bij huis
en een datum die toen nog heel ver weg lag, maar als koele minnaar van het
Franse chanson verwachtte ik niet meteen een avond die mij zou bouleverseren.

Hoe fout kon ik zijn? Het enige gênante moment
van de hele avond was de manier waarop ik mij voor aanvang in mijn stoeltje
liet ploffen. Stramme spieren na het Twittervoetbal, blauwe plekken van mijn
enkel tot mijn heup, een verstuikte ringvinger – zeer onhandig als je de dag
nadien een o, een l of een dubbele punt moet tikken als tienvingerige
klavieratleet -, en, ach, laten we ’t maar toegeven: de leeftijd.

Vanaf het moment dat Van Loo en de band het
podium betraden werd het één groot feest. Mocht u Bart Van Loo niet kennen: hij
stond 42 jaar geleden op de eerste rij toen het enthousiasme werd uitgedeeld en
is op een podium tweeënhalf uur lang zijn hyperkinetische zelf, waarbij hij
zich bedient van een zeer rijk geschakeerd Nederlands, afgewisseld met Frans zonder cheveux op.

Ja, ik heb zelfs mee gewiegd op Alexandrie Alexandra van Claude François, ik wil
dat hier grif toegeven. Nee, door de knieën gaan, de vuisten vooruit steken en de
oerkreet ‘Ha!’ uitstoten lukte niet meer. Het lijf zei: tot hier en niet
verder. Het lijf heeft weer gelijk gekregen, maar in gedachten deed ik vrolijk
mee.

Het was une
soirée fantastique
, waarvoor ‘Merci, Bart! Merci Eddy et les Vedettes!’.
Gaat dat zien, gaat dat zien, laat u bedwelmen door subliem entertainment, ook
al heeft u misschien weinig affiniteit met het Franse chanson. Dit moet zowat
de plezantste les Frans uit de geschiedenis zijn.

Info:
www.bartvanloo.info

***

En als u me nu wilt verontschuldigen: ik moet
weer zeventien treden naar beneden. Une
belle histoire
zou ik deze stijve zaterdag niet direct noemen. Knoken, en avant, marche!



Les Nègres

Theater Posted on di, januari 27, 2015 12:58:47

Het moet wat geweest zijn die 28ste oktober
1959, een heel eind gevorderd in mijn geboortejaar, de dag dat in het Parijse
Théâtre de Lutèce voor het eerst Les
Nègres
van Jean Genet werd opgevoerd. Ik kan me dat voorstellen, niet omdat
ik er toen al bij was (negen maanden en één dag was echt wel te jong om naar
avantgardistisch theater in een vreemd land te gaan), maar omdat Les Nègres ook vandaag nog een
schokkende ervaring is.

Hier was een controversiële auteur, dief,
recidivist, tot levenslang veroordeeld en alleen op voorspraak van
collega-auteurs weer vrijgelaten, openlijk homoseksueel, onverbeterlijke provocateur aan het
werk, die het thema van kolonialistisch paternalisme en racisme aansneed in
tijden dat West-Europese landen hun verre kolonies nog stevig onder de knoet
hielden, uiteraard voor hun eigen welzijn, dat spreekt voor zich. Een jaar voordien hadden
honderdduizenden landgenoten zich nog vergaapt aan de zwartjes die achter een
omheining primitief stonden te wezen op Expo ’58, pas een jaar later zou Congo
onafhankelijk worden, het zou nog bijna drie jaar duren alvorens Algerije geen
Frans eigendom meer was. Frankrijk, het vaderland van Genet, de man die zich
ooit had aangesloten bij het Vreemdelingenlegioen, had een ‘rijke’ geschiedenis
met kolonies in de hele wereld en al zeker in Zwart Afrika.

Alleen al de titel, Les Nègres, was een ongeziene provocatie op een ogenblik dat de
Fransen reeds het kuisere ‘les noirs’ gebruikten. Wij niet: Vlamingen bleven nog een
hele poos ‘negers’ hanteren, zoals de Amerikanen niet aarzelden om het over
‘niggers’ te hebben. Maar ‘de negers’ zeggen in Frankrijk moet toen ongeveer geklonken
hebben als vloeken in de kerk. Dat deed je simpelweg niet, tenzij in besloten
kring. Onze zuiderburen waren toen al flink op weg om een multiculturele
samenleving te worden. Wij niet.

De plot: een zwarte man wordt beschuldigd van
moord op een blanke vrouw. Hij wordt voor een blanke rechtbank gedaagd en ter
dood veroordeeld, ook al staat zijn schuld niet vast. Maar iemand zal boeten en
het moet een zwarte zijn, oordelen de koningin, de gouverneur en de rechter, die
zullen instaan voor de uitspraak. Genet maakte het zijn toeschouwers niet
makkelijk, want Les Nègres werd
opgevat als een toneelstuk-in-een-toneelstuk en alle rollen, ook die van de
blanken, werden vertolkt door zwarten, al dragen de ‘zwarte blanken’ dan spierwitte kleren.

In de hedendaagse versie van de Amerikaanse
theaterregisseur Robert Wilson (wereldbekend én -berucht van Einstein On The Beach, Heinrich Müller’s Hamletmachine en The Black Rider, en de jongste jaren in
deSingel te zien met de fantastische producties The Life And Death of Marina Abramović en The Old Woman) houdt Les
Nègres
– opgevoerd in het Frans met Nederlandse boventitels – het midden
tussen burleske, cabaret, fabel en boosaardig sprookje, ingekleurd met
jazzmuziek (sommige scènes doen denken aan de droomsequenties in Twin Peaks) en met acteurs die de hele
tijd brutaal de zaal inkijken. Wilson neemt je letterlijk mee in een aparte
wereld: de acteurs stappen tijdens de openingsscène binnen in een duister
universum. Wat volgt is ten top gedreven decadentie. Dansende, overdreven
luidop lachende, onderdanige zwarten (de primitieven) bevinden zich op de grond
en samenzweerderige, hypocriete ‘witten’ (de verhevenen des volks) staan op een
verhoog, neerkijkend en negatief commentaar gevend op het waanzinnige spektakel
onder hen.

Het is alsof je een spiegel wordt
voorgehouden, een spiegel waarin jaren van ziekelijk kolonialisme, misplaatst
superioriteitsgevoel en manifest of latent racisme je in je gezicht uitlachen.
Dit stuk gaat niet over een lang vervlogen en veilig in de geschiedenisboekjes
opgeborgen tijd, maar over hier en nu en jou. Dat was toch mijn gevoel, in elk
geval. Ik, in mijn ogen een ruimdenkende, vrijgevochten, verdraagzame en
gastvrije westerling. Ik, een man van de wereld. Ik, bij het zien van dit stuk
overladen met een pertinente vraag die één uur en driekwartier in mijn hoofd brandde: ben
ik misschien zelf ook racist, zo eentje die de hele tijd ‘Ik ben geen racist maar…’ prevelt? Is het ook een beetje mijn schuld? Of is die
lelijke tronie in die spiegel toch niet de mijne?

Om maar te zeggen dat Les Nègres in de goede zin choqueerde, provoceerde, aanzette tot
nadenken en dat zonder ook maar één moment belerend, opdringerig of saai te
worden, meegezogen als je werd door dat onverkwikkelijke scenario dat zich op
de bühne afspeelde. In de tijd dat dit voor het eerst werd opgevoerd, moeten er
mensen gevlucht zijn uit de zaal. Kan niet anders. Liefst nog wat vervloekingen
roepend bij het buiten gaan, want dat hoorde erbij. Nu gelukkig niet meer, ook al omdat de zaal vol zat
met wereldverbeterende, progressieve, cultuurminnende types, dat helpt.

Opvallend: het applaus klaterde lang en
welgemeend, maar vloeide niet zoals inmiddels bijna gebruikelijk in de obligate
staande ovatie over. Zelf ben ik het type bedeesde toeschouwer die alleen maar
van zijn stoel opspringt als genoeg anderen dat ook al hebben gedaan, maar nu
zat ik vergeefs te wachten. De mensen waren enthousiast en tevreden en toch
bleven ze zitten. En ik dacht: zouden ze dat bij een blank gezelschap ook
gedaan hebben? En ook: waarom ben ik te laf om desnoods op mijn eentje mijn diepe
waardering over te dragen voor dit briljante spektakel? Vragen die je anders
zelden stelt na een concert of een voorstelling.

Les
Nègres
wordt ook vanavond en morgenavond nog opgevoerd
in deSingel. Volgens de website zouden er nog enkele tickets te koop zijn. Doe
er uw voordeel mee, een grensverleggend stuk als dit in een al even
grensverleggende regie zie je maar zelden in onze contreien.



Wereldschemer

Theater Posted on do, april 24, 2014 08:36:25

Alleen als u de afgelopen weken en maanden op een andere
planeet heeft doorgebracht, zal het u ontgaan zijn dat we dit jaar, een heel
jaar lang, vieren dat honderd jaar geleden de Eerste Wereldoorlog uitbrak.
‘Vieren’ is een heel slecht gekozen werkwoord, al blijkt 14-18 De Musical daar toch heel dicht tegen aan te leunen.

Een musical over de Groote Oorlog, één van de wreedste
passages uit de geschiedenis van de mensheid, dat klinkt in elk geval niet zo
smaakvol, maar dat belette Studio 100, regisseur Frank Van Laecke (neen, dat
ben ik niet!), componist Dirk Brossé en scenarioschrijver Allard Blom niet om
van die tragedie een muzikaal spektakel te maken. Inhoudelijk mag ik er niet
over oordelen wegens: niet gezien, maar zo’n titel doet vrezen voor toekomstige
vergelijkbare producties als 40-45 De
Opera
, Cabaret Vietnam en de sexy
show 50 Tinten Golfoorlog. Oorlog als
entertainment, ik vind dat niet zo’n goed idee, tenzij je de satirische en sarcastische toer
opgaat.

Over de Eerste Wereldoorlog bestaat nu ook een
solo-voorstelling van Wim Geysen, Wereldschemer.
Ik ken Wim omdat ik hem zeventien jaar geleden van zijn uitgeverij mocht
begeleiden bij zijn debuutroman Lek.
Toen was hij nog een jonge, bevlogen leraar, die aandachtig luisterde en iets
aanving met mijn goedbedoelde raad, vandaag is hij nog altijd bevlogen maar
staat hij niet meer voor de klas, ook al komt hij nog veel in aanraking met het
onderwijs via zijn theaterproducties. Die worden vaak opgevoerd voor
leerlingen. En na Lek volgden al
zeven andere romans. Een bezig mannetje, die Wim. En goed dat er Facebook bestaat, zodat we na al die jaren terug met elkaar in contact kwamen.

In Wereldschemer
brengt Geysen, geruggensteund door pianist Stefan Van Puymbroeck, cellist
Anthony Gröger en violiste An Simoens, het verhaal van een boerengezin – vader,
moeder, twee zonen, één zwangere dochter – dat in 1914 geconfronteerd wordt met de
oproep van de Belgische overheid om jonge mannen naar het front te laten gaan
om er dapper te gaan vechten tegen den
Duits
. Willem en Karel, de twee broers, trekken naar de IJzer. Het zijn
tegenpolen: Willem is ongeletterd en eenvoudig, Karel is de intelligente van de
familie. Aan de hand van brieven, beeld- en geluidscollages en monologen wordt
hun verhaal verteld door de mond van Willem. Hoe het met hen afliep in de
oorlog, wil ik niet verklappen. Wat u wel mag weten: ook in deze voorstelling
winnen ‘we’ van de Duitsers!

Daar waar 14-18 De
Musical
uitpakt met grootse decors, indrukwekkende belichting en een grote
cast, doet Wim Geysen het bijna op z’n eentje. Bijna, want de rol van de
muzikanten – die ook stukjes mee acteren en de kroniek van vier jaar oorlog
voorlezen – mag absoluut niet onderschat worden. Zij doen meer dan de gaten
vullen wanneer Geysen aan een kledingwissel toe is. De muziek van Stefan Van
Puymbroeck is een wezenlijk onderdeel van Wereldschemer.

Met vrij eenvoudige middelen en een kleine bezetting wordt die
onmenselijke periode verrassend helder en compleet belicht. Tragi-komische
momenten waarin Geysen eerst een oorlogswetenschapper speelt (die een hallucinante
lijst afleest met richtlijnen hoe je soldaten moet behandelen, wat er kort op
neerkomt dat je moet brullen, onderdrukken en hen als kanonnenvoer beschouwen)
en daarna de ceremoniemeester in een circus, benadrukken nog meer de waanzin
van het hele gebeuren, dat uiteraard een onwezenlijke indruk moet hebben
gemaakt op alle échte Willems en Karels in het Belgische leger van toen.

De voorstelling is op maat gesneden van jongeren vanaf
veertien jaar. Daarom werd ze ook kort gehouden: 75 minuten. Kwestie van de
aandacht erbij te kunnen houden. Je krijgt het grote en het kleine verhaal van
de Groote Oorlog chronologisch verteld, zowel wat er zich op alle fronten in
Europa afspeelde als wat Willem en Karel op Vlaamse bodem meemaakten.

Wereldschemer zal
pas vanaf 11 november worden opgevoerd in zalen over het hele land en de
bedoeling is om dat vier jaar vol te houden, tot in 2018 wordt gevierd dat de
Groote Oorlog precies honderd jaar gedaan is. Deze try-out heeft nog wat
werkpunten blootgelegd, maar deze
voorstelling geeft heel mooi weer hoe die gebeurtenis van honderd jaar geleden de
levens van onze voorouders sterk beïnvloedde. Wanneer Willem in het begin vrolijk
het podium komt opgedanst, is dat de hoopvolle dans van de onbezonnen jongeman,
die een heel leven voor zich heeft. Wanneer hij ruim een uur later op dezelfde
manier het podium dansend verlaat, is het een soort danse macabre geworden. De onschuld is weg, normaal verder leven is
quasi onmogelijk geworden, alleen de schijnbaar vrolijke dansende beweging is
gebleven. Zo moet het destijds ook in het echt gegaan zijn.

Info en boekingen via: www.wimgeysen.be



The Old Woman (Robert Wilson)

Theater Posted on wo, oktober 30, 2013 12:35:23

Zin voor humor en zelfrelativering is dictators en de
jaknikkende opportunisten in hun directe omgeving niet gegeven. Dat mocht de
Russische schrijver en dichter Daniil Charms (1905-1942) aan den lijve
ondervinden. De anglofiel Charms, geboren als Daniil Ivanovitsj Joevatsjov,
koos zijn pseudoniem als een speelse mengeling van de Engelse woorden ‘harm’
(schade) en ‘charm’ (charme). Zijn absurdistisch werk stuitte het Stalinregime onveranderlijk tegen de borst.

In 1931 werd Charms een eerste keer gearresteerd op
beschuldiging van ‘het volk af te houden van de opbouw van het socialisme’, ik
verzin het niet. Tien jaar later werd hij opnieuw opgepakt. Hij veinsde een
geestesziekte, waardoor hij niet naar een goelag werd getransporteerd, maar
naar een psychiatrische instelling. Daar overleed hij begin 1942, nauwelijks 36
jaar oud. Een vervelende luis in de pels van Stalin en trawanten was opgeruimd.

In het universum van Charms sloegen mannen elkaar de
hersenen in met een komkommer of werd een ongezond bevonden man in twee
geplooid en bij het afval gedropt. Een nieuwsgierige oude vrouw die uit het
raam leunde, naar beneden stortte en in duizend stukjes uit elkaar spatte staat
centraal in ‘De oude vrouw’ uit 1938. Theaterregisseur Robert Wilson pikte The Old Woman op en bracht het over naar
zijn eigen universum, dat altijd vol droombeelden, surrealistische situaties en
uitvergrote nietige details uit het alledaagse leven zit.

De Texaan Wilson, geboren in 1941 in Waco, verhuisde begin
jaren zestig naar Brooklyn, New York, waar hij zich een weg baande als experimenteel,
avantgardistisch theatermaker. Naam en faam verwierf hij in 1976 met Einstein on the Beach, op muziek van
Philip Glass. Hij bewerkte beroemde opera’s (Wagner, Verdi, Richard Strauss,
Debussy), toneelstukken (Shakespeare, Ibsen, Brecht, Beckett) en literatuur
(Jean de la Fontaine, Büchner). Maar hij werkte ook samen met rockartiesten:
Tom Waits (The Black Rider, Woyzeck), Lou Reed (Timerocker, POEtry) en
Antony Hegarty (het briljante The Life
and Death of Marina Abramović
, waarin het leven van de gelijknamige
performance-artieste op hoogst eigenzinnige wijze wordt uitgebeeld en zij met verve zichzelf speelt).

In The Old Woman
realiseert Wilson een oude droom: samenwerken met Mikhail Baryshnikov, één van
de allergrootste namen uit de balletgeschiedenis (jongere kijkers zullen hem
vooral kennen van een bijrol in de tv-serie Sex
and the City
). Mannen van leeftijd, respectievelijk 72 en 65, die
voorbestemd leken om ooit elkaars wegen te kruisen. Voeg daar nog de 58-jarige
acteur Willem Dafoe aan toe (die ook al schitterde in The Life and Death of Marina Abramović) en je krijgt een dream team.

Nieuwsgierige oude vrouw valt uit raam en sterft. Schrijver
ontmoet jonge vrouw bij de bakker en wil haar mee naar huis nemen, maar
realiseert zich dan dat er een dode oude vrouw in zijn kamer ligt. Schrijver
stopt dode oude vrouw in valies en neemt haar mee de trein op. Valies
verdwijnt. Dromen. Nachtmerries. Oude vrouw die een klok vasthoudt en telkens
opnieuw herhaalt dat het kwart voor drie is.

Gedissecteerd blijft er van The Old Woman een flinterdun verhaal over, met heel wat repetitieve
elementen. Maar met Robert Wilson als regisseur wordt het een avondvullende
voorstelling, waarin hij theater heruitvindt, zoals hij dat ook al had gedaan in zowat al zijn
andere werken. The Old
Woman
is tegelijk exuberant en ingetogen. Vrolijk en triest. Eerlijk en
leugenachtig. Kortom: Het Leven Zoals Het Is. De krankzinnige personages lijken
zo weggelopen uit een Tom Waitssong.

Burleske meets vaudeville
meets meets rockopera meets
Kammerspiel meets moderne dans meets nog zovele andere invloeden. Dafoe
en Baryshnikov dragen dezelfde kleren, zijn exact hetzelfde geschminkt, hebben beiden
een haarlok die in een soort zijdelingse eenhoorn werd gedraaid en lijken
daardoor fysiek enorm op elkaar, ook al is Baryshnikov iets kleiner. Engels
en Russisch wisselen elkaar af, zoals de acteurs ook voortdurend elkaars
personages overnemen. De scenografie is schitterend, de belichting
onwaarschijnlijk knap, de muziek vormt een volwaardig derde personage. Maar de
show wordt vooral gestolen door het illustere duo Baryshnikov-Dafoe, die alle
registers mogen open trekken. Van het kleine gebaar tot het groteske.

The Old Woman is
theater zoals je dat niet vaak te zien krijgt. Onmogelijk om dat in een
recensie voldoende eer aan te doen. Onbeschrijflijk, is zowat de beste
omschrijving die je ervan kan geven. Wat dit stuk met een mens doet, kan je
alleen maar aangeven door achteraf even naar de omringende toeschouwers te
kijken. Je ziet een gulle lach, je merkt tranen van ontroering, je ontwaart
pure euforie. Het was een ware eer en genoegen om anderhalf uur lang in het
universum van Robert Wilson te mogen vertoeven, aan het handje geleid door de
heren Baryshnikov en Dafoe.

Jammer dat de vijf voorstellingen in deSingel, het Antwerpse
kunstencentrum dat elk jaar nog meer aan belang wint, voorbij zijn. Van 6 tot
23 november loopt The Old Woman in
het Théâtre de la Ville in Parijs. Tip voor een citytrip!



Tell Me Love Is Real (Zachary Oberzan)

Theater Posted on za, oktober 19, 2013 13:39:58

Zachary Oberzan. Ik geef toe dat ik nog nooit van de man had
gehoord vóór ik de jaarlijkse brochure met de seizoensprogrammering van
deSingel in handen kreeg. Hij krijgt geen aandacht in onze media. Hij is nooit
te gast geweest in Joos (en zal dat
dus ook nooit meer zijn). Hij heeft niet eens een Nederlandstalige Wikipedia-pagina,
de loser.

Die Zachary Oberzan, 39, film-, video- en theaterregisseur,
acteur, singer/songwriter, een beetje stand-up comedian ook, stond vrijdagavond
met zijn nieuwe multimediale programma, Tell Me Love
Is Real
, in één van de kleinere zalen van de Singel en dat doet hij ook nog
de twee dagen nadien, want Antwerpen geniet de eer van de wereldpremière van
deze voorstelling.

11 februari 2012 vormt de centrale datum in Tell Me Love Is Real. Die dag stierf
zangeres Whitney Houston eenzaam in een bad van het Beverly Hilton Hotel in
Beverly Hills, Californië. Fatale hartaanval na een onzalige mix van alcohol,
cocaïne en angstremmende pillen. Diezelfde avond slikte Oberzan in een hotel in
Calgary, Canada, een volledig doosje Xanax. Een pil die je van je angsten moet
afhelpen, je rustiger moet maken, je meer zelfvertrouwen moet geven. Maar voor
Oberzan was Xanax een opstapje naar de dood, al weet hij zelf nog altijd niet
goed of hij nu echt wilde sterven of een signaal naar zichzelf wilde uitsturen.
Wat het antwoord op die vraag ook is: hij overleefde ternauwernood en werd gedwongen psychiatrische hulp te zoeken.

Houston kan het niet meer navertellen, Oberzan gelukkig wel.
Tell Me Love Is Real begint met
Oberzan die zich in een video-opname onhandig vermomd heeft als Whitney
Houston, die onderuitgezakt en duidelijk onder invloed van allerlei toegelaten
en verboden substanties in haar hotelkamer – tafel met fles whisky en drie
doosjes pillen bij de hand – vertelt waar ze is en wie ze is. De lijzige verteltrant
doet de toeschouwer eerst wat aarzelend, daarna onstuimiger lachen. Helemaal
hilarisch wordt het wanneer Oberzan/Houston haar grootste liefdesliedjes
overloopt. Traag en met grote nadruk. I.
Wanna. Dance. With Somebody.
En dan zegt hij/zij: ‘Ik ga naar bad’. En je
weet dat dit het einde is.

De toon is gezet. Oberzan treedt dan zelf, netjes in kostuum (later zal dat een geel Superman-achtig pak worden), op de
voorgrond en zingt een nummer dat zijn alter ego Whitney Houston net tevoren op
beeldband nog had voorgedragen als gedicht. En zo gaat Tell Me Love Is Real verder. Elk beeldfragment gaat naadloos over
in een song of een verhaal dat Oberzan in de zaal vertelt, en vice versa. Whitney Houston
blijft een rode draad doorheen de voorstelling, net als Serge Gainsbourg. Ze
komen samen in een hilarisch fragment uit de Michel Drucker-talkshow op de
Franse televisie, april 1986, waarin een stomdronken Gainsbourg herhaaldelijk
‘I wanna fuck you!’ tegen een verbouwereerde Houston zegt en de gastheer
intussen vruchteloos een andere draai aan het gesprek probeert te geven. Zoek
het maar op op YouTube: live televisie die tegelijk gênant en amusant is, maar
die ook haarfijn aangeeft hoe iemand door het gebruik van alcohol kan
aftakelen. Gainsbourg in dat studiogesprek, Houston vele jaren later op een anonieme
hotelkamer in die fatale nacht.

Oberzan vraagt in een lange, poeslieve introductie zijn
publiek om mee te zingen met een nummer, dat hij op het filmscherm zal tonen. ‘Het is een soort
karaoke,’ zegt hij, ‘en jullie zingen het vrouwelijke gedeelte, ik het
mannelijke. Jullie zullen wel zien: het wordt duidelijk in het rose aangegeven wanneer jullie moet
zingen. Willen jullie dat voor mij doen?’ De spanning wordt vervolgens nog even
gerekt, tot de eerste klanken van Je
t’aime, moi non plus
met de begeleidende, destijds gecensureerde video op
je af worden gevuurd. U moet het zich even proberen voor te stellen: een zaal
met zo’n 200 mannen en vrouwen die allemaal meedoen, eerst nog wat aarzelend,
eerder voorzichtig neuriënd dan zingend, om dan uit volle borst ‘Tu va et tu
viens, entre mes reins, et je te rejoins’ mee te brullen. En Oberzan zingt het
Gainsbourg-gedeelte in een nauwelijks herkenbaar Frans met een zwaar New Yorks
accent (de aankondiging dat hij perfect Frans had leren praten in Bordeaux,
bleek dus een leugentje om bestwil). Of: hoe intimiteit, absurdisme en volstrekte
banaliteit toch met elkaar verweven kunnen worden.

Geboren worden (of niet geboren worden, want abortus is ook
één van de thema’s, omdat Oberzans moeder hem liet geboren worden in
tegenstelling tot een broertje van ‘m), liefde, psychische stoornissen en dood
lopen vrolijk en vaak ook veel minder vrolijk door elkaar in anderhalf uur
tijd. Zo is er die film waarin Oberzan wordt geïnterviewd over zijn
internering, afgewisseld met filmfragmenten uit Sybil en One Flew Over The Cuckoo’s
Nest
. Het abortusgesprek is een opstapje naar een beroemde scène uit The Godfather III, waarin Diane Keaton
haar man, ‘peetvader’ Al Pacino, in het gezicht spuwt dat ze zijn toekomstige
zoon heeft laten weghalen uit haar lichaam. En er is ook nog een door Oberzan
geregisseerde zwart/wit-film over een cv waarmee een Magere Heinachtig figuur
aan de haal gaat. De metafoor is duidelijk: iemand wil Zachary Oberzan uit het
leven rukken, maar hij besluit toch achter dat papiertje aan te hollen en zijn
leven weer in eigen hand te nemen. Al kan hij niet meer ontcijferen wat er nu precies in die cv geschreven staat.

De onderliggende boodschap is: het gaat beter met me, toch
is het nog altijd moeilijk, maar het komt wel goed (denk ik). Denk ik. Ook de
titel, Tell Me Love Is Real, wijst op
die fundamentele twijfel waarmee Oberzan opgezadeld zit. Is de liefde echt? Ja,
toch? Tussendoor bewijst Oberzan dat hij een verdienstelijke singer/songwriter
is. Geen nieuwe Dylan, maar zeker ook geen talentloze nitwit met een gitaar, die denkt dat hij de wereld iets diepzinnigs
te verkondigen heeft, maar in feite maar wat staat te leuteren zonder dat er iemand echt naar hem luistert.

Ondanks de humor, die varieert van fijnzinnig tot het niveau
van de dijenkletser (een telefoongesprek met Jean-Claude Van Damme!), is Tell Me Love Is
Real
een allesbehalve makkelijke voorstelling. Dit gaat over de grote
thema’s van Het Leven, in de eerste plaats de zelfkant ervan. Er vallen
ongemakkelijke stiltes, er worden pregnante vragen opgeworpen, er zit een
intrieste ondertoon in. Dat heb je met voorstellingen die iets te zeggen
hebben. Vergelijk het met een radioprogramma waarin ook een plek is voor
moeilijke gesprekken en waarin heel uitzonderlijk zelfs helemaal niets gezegd wordt.
Dat moet kunnen, toch?

Er waren gisteren nog wat lege plekken in de zaal. Als u
snel bent, kunt u vanavond en morgenavond nog een zitje bemachtigen in
deSingel. U zult er geen spijt van hebben!



MiLonga (Sidi Larbi Cherkaoui)

Theater Posted on do, juni 27, 2013 23:14:06

Ik stoorde me van de week aan een recensent die zich had
gestoord aan MiLonga, de nieuwe
dansvoorstelling van Sidi Larbi Cherkaoui. MiLonga
is Cherkaouis hoogst eigenzinnige interpretatie van de tango, één van de
voornaamste Argentijnse exportproducten. De recensent gaf het stuk vier sterren
voor spektakel en nul voor inhoud. Boven het artikel stond ‘Toeristenval in de
theaterzaal’ en in het artikel had hij het over een ‘onbedoelde parodie op de
authentieke tango’.

Nu heb ik sowieso al een (volgens mij) gezond wantrouwen in
de mening van kunst- en cultuurrecensenten – deels omdat ik denk zoniet-alles-dan-toch-wel-veel
zelf beter te weten (excuses, daarvoor), deels omdat veel recensenten in de
eerste plaats voor en over zichzelf schrijven – maar nu ging dat wantrouwen
over in ergernis. Nog vóór ik het stuk had gezien, nota bene. Maar goed, na
donderdagavond in deSingel heb ik wel het recht om er een mening over te
hebben. En mijn oordeel is hetzelfde als mijn vooroordeel: MiLonga is weer een onvergetelijk spektakel.

In vele moderne dansvoorstellingen zit een boodschap. Als je
die niet vat, kan je er onmogelijk van genieten. Bij Cherkaoui lukt dat wel,
want zijn boodschappen zijn duidelijk. Niet altijd even subtiel, da’s juist, maar
ze bieden tenminste het voordeel van de herkenbaarheid. Bovendien: zelfs als je
de boodschap niet door hebt, blijft
er nog altijd een visueel en auditief aantrekkelijk schouwspel over. Cherkaoui betokkelt
altijd verschillende zintuigen. Dans, film en muziek vloeien harmonieus in
elkaar over, maar soms botsen ze ook.

Dat is in MiLonga
niet anders. Wervelend is een understatement, in dit geval. Natuurlijk wijkt de
choreograaf af van de traditionele tango, zoals je die in Buenos Aires nog kunt
zien (als je tenminste bereid bent af te wijken van de platgetreden paden die
je naar de talloze toeristenvallen leiden). De tango is de meest sensuele dans
die je je maar kan inbeelden: twee lichamen die een spel van aantrekken en
afstoten spelen, twee paar priemende ogen die elkaar uitdagend aankijken, statig,
theatraal, monumentaal, uitdagend, spannend, hoekig, weerbarstig, plagend (en
ik verzin op eenvoudig verzoek nog vijftig extra adjectieven) en dat alles toon
gezet op opzwepende muziek. Tango is passie. Tango is ‘lenige liefde’, om
Herman De Coninck even in het spel te betrekken. Tango is een paringsdans,
zonder de onvermijdelijke daad die erop volgt. Ook MiLonga is dat allemaal.

Sidi Larbi Cherkaoui – zoon van een Marokkaanse vader en een
Belgische moeder, homo, Antwerpse polyglot – zuigt alle denkbare invloeden op
als een spons en probeert er vervolgens het beste van twee werelden van te
maken. Doorgaans slaagt hij daar nog in ook. Als hij naar Buenos Aires trekt om
de tango te bestuderen, doet hij dat niet om er daarna Rank Xerox-gewijs een ordinaire
kopie van te maken, maar om er – met heel veel respect voor het origineel – een
eigen draai aan te geven. Wil je de originele tango bewonderen: ga naar
Argentinië. Wil je een door de tango geïnspireerde moderne dansvoorstelling
zien: ga dan naar MiLonga.

En voor diegenen die dit een parodie op de authentieke tango
noemen: dit is de westerse visie van Cherkaoui op de tango, waaraan hij
elementen van moderne dans toevoegt. Dit is Tango 2.0. Een goeie en
onbevooroordeelde recensent zou dat begrijpen.



Volgende »