Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

Built To Last (Meg Stuart)

Theater Posted on vr, mei 03, 2013 12:42:30

Omdat je niet altijd naar voetbal of één van de (te) vele
tv-feuilletons kan kijken en je af en toe ook nog eens onder de mensen moet
komen, pik ik geregeld een stukje cultuur mee. In de praktijk komt dat doorgaans neer op modern danstheater in deSingel; elk excuus om naar Antwerpen af te
zakken is meegenomen.

Donderdagavond stond er een dansvoorstelling van Meg Stuart
op het programma, Built To Last. Een
samenwerking van haar eigen compagnie, Damaged Goods, met het toneelgezelschap
Münchner Kammerspiele. Ze confronteert daarbij geoefende dansers met acteurs
voor wie dansen op een podium niet tot hun natuurlijke habitat behoort. In
tegenstelling tot haar andere stukken wordt de dans dit keer niet begeleid door
live muzikanten die een nieuwe compositie opvoeren, maar heeft de 48-jarige
Amerikaanse choreografe gekozen voor bestaande klassieke en hedendaagse
muziekstukken. Gaande van Beethoven, Rachmaninov en Bruckner, tot Stockhausen,
Dvoràk en Schönberg, met tussendoor een flard Meredith Monk (niet te verwarren
met zijn jazz-naamgenoot Thelonious).

‘De stukken staan symbool voor perspectiefwisselingen in het
denken over de mens, over zijn idealen en utopieën, over zijn kwetsbare aard en
zijn eindigheid,’ lezen we in de programmabrochure. Enkele lijnen verderop
staat er: ‘Als door een tijdmachine worden ze meegenomen in telkens nieuwe
omgevingen en bewustzijnstoestanden. De reis die ze maken verloopt volgens geen
enkele logisch te beschrijven weg. Toch wordt er in de ontmoeting tussen
performers en muziek gaandeweg iets blootgelegd van de ‘condition humaine’,
iets van een sluimerend verlangen.’

Goed, wanneer je de vorige paragraaf vijf keer hebt gelezen,
begrijp je stilaan waar het stuk over zou moeten gaan, maar als je de dansers
dan bezig ziet, valt die betekenis weer helemaal weg. Vijf dansers – drie
vrouwen, twee mannen – op een kaal podium: rechts staat het skelet van een mini-dinosaurus, links een soort tuinhuisje, waarvan de achterwand een projectiescherm vormt waarop enkele oude filmfragmenten worden getoond.

Veel chaos. En slechts af en toe een
flard genialiteit. Zoals het mimische handenspel van vier dansers die, op hun
rug liggend achteraan het podium, de muziek verbeelden. Of die ene, letterlijk
monumentale performster (want: allesbehalve beantwoordend aan het anorexische
beeld dat je van danseressen meestal hebt) die bovenop dat rondrijdend
’tuinhuis’ een schijngevecht aangaat met de rondzwevende lichtbollen aan het
plafond. Muziek en performance gaan hier prachtig in elkaar op, maar het is één
van de schaarse lichtpunten in deze twee uur durende voorstelling. Het volledig
demonteren en achteraf weer fout in elkaar zetten van het dino-skelet zal
ongetwijfeld ook wel een diepere betekenis hebben, neem ik aan. En de schaarse
verbale tussenkomsten van de (Vlaamse) acteur Kristof Van Boven zijn, met wat
goede wil, goed voor een enkele glimlach.

Ach, de recensies zullen wel weer laaiend enthousiast zijn,
maar ik heb me stierlijk verveeld. En ik niet alleen, want in de slechts voor
drie kwart gevulde kleine Beelzaal in deSingel liepen nog een aantal mensen
voortijdig weg. We zullen het weer niet begrepen hebben, zeker?



Panorama (Philippe Decouflé & DCA)

Theater Posted on vr, maart 22, 2013 13:54:20

Ik herinner me nog de tijd dat ik levendige discussies
voerde over het al dan niet verantwoord zijn van l’art pour l’art. Ik was toen een hevige tegenstander van het principe (dat eigenlijk niet eens een principe is). Voor mij
moest het altijd over iets gaan, wat dat ‘iets’ dan verder ook moge betekenen.

Gisteravond, bij het bekijken van de moderne
dansvoorstelling Panorama van
Philippe Decouflé & Compagnie DCA, kwam me dat gespreksthema van weleer
opnieuw voor de geest. Want dit stuk, dat eigenlijk een soort ‘best of’ is uit
het ruim dertig jaar omspannende œuvre van Decouflé, gaat meestal helemaal
nergens over en toch bleef ik anderhalf uur met veel plezier aan mijn stoel
gekluisterd.

De 51-jarige Philippe Decouflé is geen kleine jongen in de
danswereld. De geboren en getogen Parisien richtte, na een aantal solo-voorstellingen,
in 1983 de dansgroep DCA op, acroniem voor ‘Diversité, Cameraderie, Agilité’,
mocht in 1989 het défilé ‘Bleu Blanc Goude’ organiseren ter gelegenheid van de
200ste verjaardag van de Franse revolutie en was in 1992 regisseur van de
openingsceremonie van de Olympische Winterspelen in Albertville.

In Panorama zit
onder meer Jump!, één van de
allereerste voorstellingen die Decouflé danste en waarvan hij ook de
choreografie verzorgde. Het vitale dansstuk werd destijds slechts één keer
opgevoerd. Ook andere fragmenten werden geplukt uit voorstellingen van vele
jaren geleden. Maar de dansers waren dan weer allemaal zeer jong. De oudste van
het gezelschap, Matthieu Penchinat, grapte dat hij ‘min één’ was toen Decouflé
met DCA startte.

De voorstelling begon al vijf minuten vóór het vermelde aanvangsuur
met de zeven dansers, vier mannen en drie vrouwen, die in majorettenpakjes door
de gangen van deSingel en door de Rode Zaal paradeerden op hedendaagse fanfaremuziek
die uit een ghettoblaster kwam.

Wat volgde was heel divers: van diep ontroerend over
beeldmooi tot hilarisch. Burlesk is een geschikt adjectief voor veel van de
passages. Een viertal lange aankondigingen werden door danser/acteur Penchinat
gedaan in heel verstaanbaar Nederlands. Er zijn leiders in dit land die veel
minder keurig de taal van het noorden van België beheersen…

Door de snelle opeenvolging van zeer uiteenlopende
dansfragmenten verveelde je je geen seconde. De glimlach en zelfs de gulle lach
waren nooit ver weg. En wanneer Penchinat de ‘grande finale’ aankondigde,
waarin hij vervolgens minutenlang vuurwerkgeluiden nabootste, wist je: hier
mag/moet gerelativeerd worden. Kortom, een fijne voorstelling. Als Philippe
Decouflé & Compagnie DCA nog eens in een negorij bij u in de buurt
verschijnen en u houdt van danstheater, laat die kans dan vooral niet schieten!



Yes we can’t (The Forsythe Company)

Theater Posted on ma, januari 28, 2013 13:42:15

De Amerikaanse choreograaf William Forsythe (°1949) is één
van de grootste namen in de wereld van de moderne dans. Hij debuteerde in 1976,
op zijn zesentwintigste, met Urlicht,
vestigde zich daarna in het Duitse Frankfurt am Main, maar pas toen hij zich
verbond aan het Ballett Frankfurt, in 1984, begon zijn ster echt te rijzen.
Twintig jaar later startte hij met zijn eigen gezelschap, the Forsythe Company.
Al die tijd bleef Dana Caspersen als fetisjdanseres aan zijn zijde.

Het Antwerpse cultuurhuis deSingel zet zijn dansstukken
consequent op het programma. Genieten was het in het recente verleden van o.m. Impressing the Czar (een samenwerking
met het Ballet van Vlaanderen), Eidos:
Telos
, Artifact en Kammer/Kammer. Maar de jongste
producties van Forsythe toonden al een gebrek aan originaliteit en dat wordt
helaas ook doorgetrokken in Yes we can’t,
een productie uit 2008, grondig vernieuwd in 2010, en nu opgevoerd in ons land.

Yes we can’t
geen toevallige titel, want in 2008 voerde Barack Obama campagne met ‘Yes we
can!’ – heet een stuk te zijn dat moet tonen dat Forsythe en zijn ensemble maar
niet konden beslissen hoe het er moest uitzien. Makkelijk zat, zo’n verklaring,
want dan kun je alle richtingen uit. Ook de richting die het nu uitging, die
van de richtingloosheid.

In Yes we can’t
zien we een gezelschap van één pianist en achttien dansers en danseressen die
voortdurend kreten slaken in de drie microfoons die zich op het verder nogal
kale podium bevinden. Het gevolg is chaos, een overdosis lawaai, al bij al
schaarse dansfragmenten, weinig choreografische spitsvondigheden.

Iets voorbij halfweg houdt één van de dansers in perfect
Engels een monoloog om zich te verontschuldigen voor het feit dat de
voorstelling net “vandaag” één grote mislukking is geworden. Aanvankelijk is dat nog
grappig (de man zegt leuk gevonden dingen als ‘Some people like their mistakes
rare, I like ‘em well-done’), maar na tien minuten is de aardigheid er echt wel
af. En zo gaat dat maar door. De hele voorstelling stootte de overdaad aan anorectische
dansers mij mateloos af. In plaats van een ode aan het lichaam zag ik dit
eerder als een onbedoelde aanklacht tegen magerzucht en zelfverminking, maar
dat zal wel aan mij liggen.

William Forsythe wil zich creatief tonen met het absolute Niets, maar
maakt alleen maar een grotendeels overbodige voorstelling, waarin dans
ondergeschikt gemaakt wordt aan hoofdpijn veroorzakende chaos. Forsythe heeft
niets te vertellen met Yes we can’t;
dit is ‘l’art pour l’art’, maar dan zonder enige aantrekkingskracht. De
irritatie die je vervolgens voelt, ontstaat niet uit oprechte verontwaardiging
of interesse, maar uit pure verveling.

De reactie van het publiek was vrij lauw, zeker als je ’t
vergelijkt met de bijval die iemand als Sidi Larbi Cherkaoui meestal krijgt in deSingel. Op
zijn 63ste is Forsythe blijkbaar uitverteld. Stoppen op een hoogtepunt is er
helaas niet meer bij.



Yes we can’t (The Forsythe Company)

Theater Posted on ma, januari 28, 2013 13:42:13

De Amerikaanse choreograaf William Forsythe (°1949) is één
van de grootste namen in de wereld van de moderne dans. Hij debuteerde in 1976,
op zijn zesentwintigste, met Urlicht,
vestigde zich daarna in het Duitse Frankfurt am Main, maar pas toen hij zich
verbond aan het Ballett Frankfurt, in 1984, begon zijn ster echt te rijzen.
Twintig jaar later startte hij met zijn eigen gezelschap, the Forsythe Company.
Al die tijd bleef Dana Caspersen als fetisjdanseres aan zijn zijde.

Het Antwerpse cultuurhuis deSingel zet zijn dansstukken
consequent op het programma. Genieten was het in het recente verleden van o.m. Impressing the Czar (een samenwerking
met het Ballet van Vlaanderen), Eidos:
Telos
, Artifact en Kammer/Kammer. Maar de jongste
producties van Forsythe toonden al een gebrek aan originaliteit en dat wordt
helaas ook doorgetrokken in Yes we can’t,
een productie uit 2008, grondig vernieuwd in 2010, en nu opgevoerd in ons land.

Yes we can’t
geen toevallige titel, want in 2008 voerde Barack Obama campagne met ‘Yes we
can!’ – heet een stuk te zijn dat moet tonen dat Forsythe en zijn ensemble maar
niet konden beslissen hoe het er moest uitzien. Makkelijk zat, zo’n verklaring,
want dan kun je alle richtingen uit. Ook de richting die het nu uitging, die
van de richtingloosheid.

In Yes we can’t
zien we een gezelschap van één pianist en achttien dansers en danseressen die
voortdurend kreten slaken in de drie microfoons die zich op het verder nogal
kale podium bevinden. Het gevolg is chaos, een overdosis lawaai, al bij al
schaarse dansfragmenten, weinig choreografische spitsvondigheden.

Iets voorbij halfweg houdt één van de dansers in perfect
Engels een monoloog om zich te verontschuldigen voor het feit dat de
voorstelling net “vandaag” één grote mislukking is geworden. Aanvankelijk is dat nog
grappig (de man zegt leuk gevonden dingen als ‘Some people like their mistakes
rare, I like ‘em well-done’), maar na tien minuten is de aardigheid er echt wel
af. En zo gaat dat maar door. De hele voorstelling stootte de overdaad aan anorectische
dansers mij mateloos af. In plaats van een ode aan het lichaam zag ik dit
eerder als een onbedoelde aanklacht tegen magerzucht en zelfverminking, maar
dat zal wel aan mij liggen.

William Forsythe wil zich creatief tonen met het absolute Niets, maar
maakt alleen maar een grotendeels overbodige voorstelling, waarin dans
ondergeschikt gemaakt wordt aan hoofdpijn veroorzakende chaos. Forsythe heeft
niets te vertellen met Yes we can’t;
dit is ‘l’art pour l’art’, maar dan zonder enige aantrekkingskracht. De
irritatie die je vervolgens voelt, ontstaat niet uit oprechte verontwaardiging
of interesse, maar uit pure verveling.

De reactie van het publiek was vrij lauw, zeker als je ’t
vergelijkt met de bijval die iemand als Sidi Larbi Cherkaoui meestal krijgt in deSingel. Op
zijn 63ste is Forsythe blijkbaar uitverteld. Stoppen op een hoogtepunt is er
helaas niet meer bij.



Sidi Larbi Cherkaoui: schoonheid waarbij je moet nadenken

Theater Posted on za, november 17, 2012 12:03:52

Marokkaan – danser – homo. Zoek de ongebruikelijke
combinatie in deze drie begrippen. De 36-jarige Antwerpenaar Sidi Larbi Cherkaoui (Marokkaanse vader,
Antwerpse moeder) is sinds een paar jaar sant in eigen land, maar werd voordien
al ettelijke keren internationaal gelauwerd omwille van zijn vernieuwend
danstheater-met-een-boodschap. En recent werd hij ingehuurd voor de
choreografie van de nieuwe clip van de IJslandse cultgroep Sigur Rós, voor een
show van Cirque du Soleil in Las Vegas en voor de film ‘Anna Karenina’ van Joe
Wright, met Keira Knightley en Jude Law in de hoofdrollen.

Het begon allemaal met “Iets op Bach”
(1995). Voor “Anonymous Society” (1999), op muziek van Jacques Brel,
werd hij bekroond in Engeland. Bij Les Ballets C de la B van Alain Platel creëerde
hij o.m. “Foi” en “Zero degrees”; dat laatste samen met de
Brits-Pakistaanse choreograaf Akram Khan, een magische voorstelling. Voor Het
Toneelhuis maakte Cherkaoui schitterende stukken als ‘Myth’ en ‘Sutra’. Met
zijn eigen gezelschap, Eastman, verstomde hij het publiek met schitterende
creaties als “Babel (words)”, “Play”, “TeZukA” en
“Puz/zle”.

Sidi Larbi Cherkaoui maakt complete voorstellingen:
niet alleen de choreografie is subliem, maar ook de muziek en de thematiek.
Schoonheid waarbij je moet nadenken en waarbij je geen seconde je aandacht mag
verliezen. Verhalen die diep geworteld zijn in het humanisme en de universele verdraagzaamheid.
Daar zit zijn eigen afkomst en
geaardheid ongetwijfeld voor heel wat tussen.

Ik moest deze week aan Cherkaoui denken bij het zien
van ‘Ten Chi’ van Pina Bausch. Bausch (1940-2009) is één van de iconische namen
in de wereld van de moderne dans. Ze is het lichtend voorbeeld van vele jonge (en
intussen wat minder) jonge dansers. Voor ‘Ten Chi’ dompelde ze zich in 2003 en
2004 onder in de Japanse cultuur. Het resultaat is een voorstelling vol clichés
(heftig jaknikkende, overdrevende vriendelijke, voortdurend fotograferende
mensen, hoe voorspelbaar!), een stuitend gebrek aan humor en een chaotische
verhaallijn (als er al één is). Je hebt de hele tijd de indruk dat er zomaar
wat gebeurt op het podium, allemaal individuele choreografietjes die nergens
heen leiden.

De zaal – drie dagen op rij uitverkocht, maar met
vooral een ouder, wat bezadigd publiek – was laaiend enthousiast, maar ik bleef
onbevredigd achter. Ik zal weinig of niets onthouden van deze voorstelling,
terwijl sommige beelden uit de stukken van Sidi Larbi Cherkaoui me altijd
zullen bijblijven. Voor Pina Bausch betaalde je 50 euro, voor Sidi Larbi
Cherkaoui is dat ongeveer de helft. Doe er je voordeel mee!



« Vorige