‘Trek uw plan, het zijn uw kinderen, bescherm ze zelf.’

Zo klonk een van de meest beklijvende zinnen uit de column van klimaatwetenschapper Valérie Trouet exact een week geleden in De Morgen. Trouet is niet zomaar iemand die om den brode het klimaat bestudeert, ze is een wereldwijd gerespecteerde experte in haar vakgebied. ‘Defaitisme verslaat soms zelfs de hardnekkigste pragmatist,’ schreef ze onder meer. En ze was al zo gedesillusioneerd door de tegenkantingen en het gebrek aan politieke interesse die ze twee jaar lang ondervond als wetenschappelijk directeur van het Belgische Klimaatcentrum. Ze vertrekt binnenkort terug naar de States, waar haar werk wél volop geapprecieerd wordt, zij het dat onder de toekomstige oude/nieuwe president (klimaat)wetenschap niet bepaald gewaardeerd zal worden.

‘Ik probeer niemand nog te overtuigen,’ zo ging Trouet verder in haar bijdrage. ‘Ik ben het Cassandrabestaan beu, beu om de enige te zijn die beseft dat de remmen niet werken van de voortdenderende Eurostar waarop wij leven. Ik heb het u gezegd en u heeft uw schouders opgehaald.’ Waarna dus die ene zin volgt waarmee ik mijn blogpost opende.

‘Wat u alarmisme noemt, noem ik eufemisme,’ vervolgde ze. En ze eindigde met deze paragraaf. ‘Noem mij maar een alarmist, bespreek het maar met uw maten op X, hoe klimaatverandering van alle tijden is en dat het allemaal niet zo’n vaart zal lopen. I’m out. Ik hoop alleen uit het diepst van mijn hart dat u gelijk heeft en ik ongelijk. Als wetenschapper hopen dat je ongelijk hebt, is dat ook hoop?’

***

De boodschap kwam onzacht binnen en werd een hele week bediscussieerd. De reacties waren voorspelbaar, van ‘Eindelijk zegt er iemand waar het op staat!’ tot ‘Ze krijgt geen gelijk, de subsidieslurpster, dus reageert ze dan maar gefrustreerd’. De column was niet bedoeld om zieltjes te winnen. Dat zou ook moeilijk lukken: wie al een poos de klimaatberichtgeving volgt, heeft niets nieuws gelezen, alleen de keiharde bevestiging van een hardnekkig vermoeden (en in het geval van andere klimaatexperten: van onderbouwde wetenschappelijke hypothesen). Wie tot de groep ontkenners behoort, zal ook niets nieuws hebben vernomen, want wappies vinden al veel langer dat klimaatwetenschappers onverbeterlijke pessimisten zijn. En de grote massa haalt, zoals altijd, de schouders op. ‘We zullen wel zien.’ Tja.

Had die schreeuw vanuit haar diepste binnenste dan wel zin? Op het eerste gezicht wellicht niet: wie bang is, blijft gewoon bang, wie vindt dat er niets aan de hand is, drinkt nog een glas en gaat ervan uit dat alles blijft zoals het was. Toch vind ik het bemoedigend dat een expert de harde woorden bovenhaalt, zoals de virologen dat vier jaar geleden óók deden tijdens de coronacrisis. Dat moest toen wel, de toestand was immers acuut. Bij de klimaatproblematiek is het acute van die toestand minder visibel en voelbaar, tenminste: niet in de zin dat iedereen overal tegelijk getroffen wordt of kan worden. Na een zware overstroming of een onverdraaglijke hittegolf gaan we snel weer over tot de orde van de dag. Het is goed dat een vooraanstaande wetenschapper stelt dat die ‘orde van de dag’ een luxe is die we ons niet kunnen permitteren.

***

In mijn boek De jaren 70. Reconstructie van een bewogen decennium – nu in de handel, zeg ik er als kleine commerçant even bij – liet ik in het hoofdstuk Klimaat & Milieu een statisticus van de Rijksuniversiteit Gent aan het woord. In een interview met het weekblad Humo van 21 mei 1970 (!) zei Walter Prové: ‘Hoe meer alarmkreten, hoe beter. We mogen op de televisie niet in gedistingeerde praatpanels over “biologisch evenwicht” of “de voedselpiramide” zitten te eieren, dan kijkt geen kat. Toon liever de vissen die bovendrijven, de vogels die uit de lucht stuiken: de televisie moet angstaanjagende filmbeelden blijven tonen. Grijp de mensen bij de keel, of de bezoedeling verstikt ze.’

Vertaal die woorden over de luchtvervuiling en bezoedeling alom van toen naar de klimaatopwarming nu en ze sluiten perfect aan bij wat Trouet schreef (en deze week in een reeks interviews herhaalde): pamperen heeft geen zin meer. Ontkennen is ronduit misdadig, de boodschap afzwakken is egoïstisch en kortzichtig, schouderophalen komt overeen met schuldig verzuim.

Van wetenschappers verwachten we dat ze twijfelen tot ze met een aan zekerheid grenzende conclusie afkomen. Wat het klimaat betreft, bestaat die conclusie al verschillende decennia, alleen de details worden nog bijgestuurd. Wat heeft het dan nog voor zin om de op ons afstormende maatschappelijke waarheid in hapklare brokken proberen te verpakken? Prové had verdorie gelijk vierenvijftig jaar geleden: toon angstaanjagende beelden. Toon die niet alleen op het ogenblik dat Valencia onder water staat, maar blijf die wekenlang na de watersnood tonen, want het water mag dan stilaan wegtrekken, de miserie blijft. En die miserie kan iederéén morgen overkomen. U. Mij. Ons allemaal. Kunnen we straks weer zeuren over de oncontroleerbare migratie van klimaatvluchtelingen.

***

Zeg als expert waar het op staat, dan kan achteraf niet het verwijt worden gemaakt dat je niet, te weinig of te omfloerst gecommuniceerd hebt. Schrijf als journalist niet dat radicaalrechts of een ultranationalist ergens gewonnen heeft, maar noem een kat een kat: extreemrechts, fascist, racist. Wie rechts is, benadrukt voortdurend dat we de dingen moeten durven te benoemen – meestal wanneer het over de vermeende negatieve gevolgen van migratie gaat. Wel, benoem de dingen inderdaad: migratie is nodig, de Verenigde Staten krijgen een extreemrechtse president, het klimaat is naar de knoppen.

Niet dat er dan heel snel heel veel zal veranderen – wat uiteindelijk wel zal moeten –, maar waarom verbloemen wat móét geweten zijn? Kijken de mensen dan nog de andere kant op, dan is dat maar zo. Het is aan de politiek om de wetenschappelijke bevindingen in wetteksten en besluiten om te zetten, ook al druist dat in tegen wat ‘de kiezer’ wil en dreigt het stemmen te kosten. Je moet de burger veel vrijheid gunnen, maar soms moet je als overheid harde maatregelen opleggen, opnieuw: zie coronacrisis. Daar dienen regeringen voor, dat is de verantwoordelijkheid van ministers en parlementen. Gouverner, c’est prévoir, niet achteraf constateren dat het te laat is.

***

Wat Rutger Bregman ook moge beweren: de meeste mensen deugen niet. Naast de gepatenteerde slechteriken is er de grote massa die niets doet en net dat niets doen is funest voor het klimaat. Als je de harde realiteit ontkent of ervan wegkijkt, deug je niet. Dan ben je een falende, dwalende mens, iemand die op het eerste gezicht geen kwaad doet, maar vooral: iemand die niet het goede doet. Die niet aan zijn kinderen of kleinkinderen denkt. Die het aan de anderen overlaat (die ook veel te weinig of niets doen). Die het wel ziet gebeuren. Die stemt op populisten die hen de hemel op aarde beloven (en hen vervolgens laten stikken).

Om Walter Prové te parafraseren: grijp de mensen bij de keel, of we verdrinken straks collectief. Dank u, Valérie Trouet, voor die rechttoe rechtaan communicatie. Al word ik er niet direct vrolijker van.