(Vandaag ligt ‘De jaren 70. Reconstructie van een bewogen decennium’ in de handel. De inleiding van dat boek kunt u hieronder gratis en voor niets lezen, bij wijze van opwarmertje. Het boek zelf ligt in de meeste boekhandels en is ook online verkrijgbaar, plus ook als e-book en audio-book.)
***
‘De werkelijkheid van de jaren zeventig overtreft toch wel alle verbeelding,’ schrijft Knack-hoofdredacteur Frans Verleyen in zijn hoofdartikel van 26 januari 1977.[i] Zo, een betere motivatie om een boek te schrijven over dat decennium bestaat er niet.
In de jaren 60 is de ‘verbeelding aan de macht’, in de jaren 70 gebeuren heel wat dingen die die verbeelding tarten. De sixties zijn de jaren van ‘the sky is the limit’, en zelfs dat klopt niet meer na die eerste maanlanding in juli 1969: er lijken geen grenzen meer te bestáán. In de seventies worden de limieten weer veel duidelijker gemarkeerd. Koude Oorlog. Echte oorlog. Terrorisme. Energiecrisis. Klimaatzorgen. Na een decennium van hardop dromen volgt een periode waarin die dromen grotendeels bedrog blijken te zijn. ‘I’d like to teach the world to sing in perfect harmony’ zingen The Hillside Singers in de Coca-Colareclamespot die vóór elke bioscoopfilm de illusie moet wekken van een harmonieuze wereld met alleen maar vrolijke jongens en meisjes. Niets is minder waar. Het is meer zoals in die andere bioscoopreclame voor William Lawson’s whisky: no rules! De jaren 60 worden in tal van boeken, artikels, radio- en tv-uitzendingen als mythisch omschreven, maar de jaren 70 waren minstens even belangrijk. En toch ook wel prettig (en prettig gestoord).
***
In 1970 ben ik 11. Eind 1980 bijna 22. Het zijn mijn tienerjaren, de jaren waarin ik als mens gevormd wordt. De meesten van ons lopen dan op schoenen met plateauzolen rond met broeken met ‘olifantenpijpen’ en kleurrijke hemden. Meisjes én jongens. We noemen elkaar op de speelplaats liefkozend ‘spast’, ‘boeroe’ of ‘nageboorte’, en een klasgenoot (m/v) die iets te veel in de gunst van de leraar probeert te staan, spreken we de hele tijd aan als ‘febbekak’. We kijken naar de Nederlandse televisie, daar valt meer te beleven dan op de Vlaamse. We juichen mee met Belgische voetbalclubs die (bijna) top zijn in Europa. We willen dat de oorlog in Vietnam stopt, en die in het Midden-Oosten ook. In Amerika treedt een president af. In België wordt de staat hervormd. We staan op de eerste, nou ja, de tweede rij, of neen, heel eerlijk, we hebben dankzij de ontluikende massamedia enkel het gevoel dat we er altijd en overal bij zijn.
De eerste single die ik koop in het Platenpaleis op de Bredabaan in Merksem is Borriquito van Peret, nummer 1 in de BRT Top 30 in de zomer van 1971, vrolijk gezongen in een taal waarvan ik weinig begrijp: Spaans. En nu ik toch bezig ben met gênante bekentenissen: kort daarna versterk ik mijn prille platencollectie met Schwabadaba ding ding van Joe Harris. De muzikale genezing volgt anderhalf jaar later, wanneer ik op de speelplaats kuier en er uit de turnzaal een stevige rockbeat klinkt. De laatstejaars – in de ogen van een snotneus als ik: bijna-mannen met halflang haar en bakkebaarden, bijna-vrouwen in hotpants en kleurrijk geschminkt – mogen er exceptioneel een fuif organiseren. Wat ik hoor is The Jean Genie van David Bowie. Hé, er bestaat ook andere muziek. Tijd om die te ontdekken!
Wat ik op dat moment al een poos ontdekt heb, is de liefde voor het voetbal. In het moederlijke deel van de familie stroomt namelijk paars bloed. Mijn grootvader heeft de zeven titels van Beerschot tussen de twee wereldoorlogen van op de tribune beleefd, verhalen over de bravourestukjes en fratsen van Rik Coppens kleuren de tafelgesprekken – ook al houdt bomma niet van voetbal – natuurlijk wil ik zodra dat mag mee naar dat magisch klinkende Olympisch Stadion op het Kiel. Ik ben niet eens acht. Boos ben ik, wanneer ik niet naar de bekerfinale mag in 1967. Verheugd ben ik, wanneer dat in 1971 wel mag, nota bene de dag na mijn plechtige communie. Ik zie mijn club in de jaren 70 twee bekers van België winnen en voor de rest heel wisselvallig presteren, maar ik sta wel op de eerste rij om balkunstenaar Juan Lozano te zien doorbreken.
***
Wacht even. 1970-1980, schrijf ik. Moet dat niet 1970-1979 zijn? Of 1971-1980?
Siri, wat is een decennium? Een periode van tien jaar, ja, maar wanneer begint en eindigt het? Onze tijdlijn, die een nulpunt kent kort na de geboorte van Christus, begint in het jaar 1. Een jaar 0 bestaat niet. Aangezien we tellen van 1 tot 10, begint elk decennium logischerwijs bij 1 om te eindigen bij 10 (0). De jaren 70 beginnen dus op 1 januari 1971 en eindigen op 31 december 1980. Gevoelsmatig zien we dat echter anders: een decennium begint op het punt 0, of in dit geval op 1 januari 1970, om te eindigen op 31 december 1979, waarna de jaren 80 een aanvang nemen.
Na een lange brainstorm met mezelf heb ik een andere methode gekozen, waarbij ik uitga van twee concrete gebeurtenissen om de periode af te bakenen. Dat doe ik with a little help from my friends, The Beatles, vier halflangharige twintigers die het geluid van de jaren 60 hebben bepaald en die ik zelf pas in de jaren 70 echt leer kennen. Mijn beginpunt is 10 april 1970, de dag dat Paul McCartney aankondigt dat de Beatles ophouden te bestaan. Mijn eindpunt is 8 december 1980, de dag dat John Lennon wordt vermoord. Een decennium van tien jaar en acht maanden, dus.
***
Voor wie de jaren 70 bewust heeft meegemaakt, zal dit boek een reminder zijn, misschien wel een nostalgische terugblik, vol ‘Och, ja, dat was toen!’-momenten. Voor alle andere lezers is het een kennismaking met een bewogen tijdperk.
Dit is geen academische uiteenzetting of historisch traktaat, maar een boek dat lééft, alsof het terug 1970 is. Vulgariserend, maar niet vulgair. Ik heb geen boeken over de jaren 70 gelezen – natuurlijk heb ik dat wel gedaan, maar niet om dít boek te kunnen schrijven –, maar heb een reconstructie gemaakt aan de hand van bijdragen uit de schrijvende pers van toen, met name de kranten De Standaard, Gazet van Antwerpen, Het Laatste Nieuws en Volksgazet (plus nog een vleugje De Morgen), en de weekbladen Humo en Knack.
Voor de levendigheid heb ik de tegenwoordige tijd gebruikt – voltooid én onvoltooid – om de indruk te wekken dat u er middenin zit en dat uw dienaar nog niet weet wat er zal volgen (spannend!). Slechts hier en daar maak ik een verduidelijkende tijdsprong, die passages staan tussen haakjes. En uiteraard heb ik cijfermatige gegevens – slachtoffers van rampen en aanslagen, bijvoorbeeld – gecheckt op basis van de informatie die pas achteraf bekend geraakte. Achteraan vindt u geen klassieke bibliografie, wel een reeks noten die verwijzen naar citaten in de tekst. Ik besef dat elke paragraaf een apart boek waard is. Meer nog: het is waarschijnlijk al geschreven.
Af en toe permitteer ik me een stijlbreuk: een meninkje, een kwinkslag, een stilistisch loopje. Het is allemaal al ernstig genoeg, vind ik. U zult het me hopelijk wel vergeven. Anders stuurt u uw grieven maar naar de uitgeverij op een gele briefkaart – zoek dat maar even op, jongere lezers!
In die tijd hanteren de meeste media de zogeheten ‘progressieve spelling’. Als ik citeer uit de pers van toen, zet ik dat voor de leesbaarheid om in onze huidige voorkeurspelling. ‘Konsekwent’ wordt dus consequent met c en qu geschreven. Ook namen heb ik ‘vertaald’ naar hedendaagse normen, Mao Tse Toeng is bijgevolg Mao Zedong.
De geldwaarde heb ik wel behouden. Het zou te ingewikkeld worden om per jaar de inflatie apart te berekenen, maar grosso modo mag u ervan uitgaan dat u alles maal drie moet vermenigvuldigen – in werkelijkheid is het zelfs nog net iets meer; 100 Belgische frank toen zou nu dus zowat 300 Belgische frank zijn. Om de waarde in euro te berekenen, moet u dat bedrag dan weer delen door 40,3399. Dus: 100 Belgische frank van toen komt ongeveer overeen met 7,5 euro nu (100 x 3 / 40,3399). Eén dollar is in juli 1975 35,5 frank waard, omgerekend naar 2024 (mét inflatie) is dat goed voor 2,64 euro. Eén gulden staat dan gelijk aan 14,3 frank, vandaag zou dat iets meer dan 1 euro zijn. En het pond? 78,4 frank toen, 5,83 euro nu. Hou de rekenmachine voor alle zekerheid bij de hand, al zal ik u heus niet overdonderen met cijfers.
***
O ja, nog iets over de inhoud. Ik heb gekozen voor een combinatie van een thematische en chronologische aanpak. Voor elk specifiek jaar is er een hoofdstuk waarin één bijzonder nieuwsfeit wordt uitgelicht en u voor de rest een opsomming krijgt van ‘faits divers’ (uiteenlopende nieuwsfeiten), ‘winnaars’ (cultuur en sport) en ‘afscheid’ (beroemde overledenen). De thematische hoofdstukken zijn: oorlog & vrede, muziek, terrorisme, sport, energie & economie, film, vrouwen & mannen (feminisme, abortus, seks, homoseksualiteit), internationale politiek, media, klimaat & milieu, kunst & cultuur (waarmee ik uiteraard niet wil insinueren dat muziek, film en radio- en tv-programma’s géén kunst of cultuur zijn, alleen krijgen die een apart hoofdstuk), Belgische politiek, verkeer. In ‘De jaren 70 en u’ wordt opgelijst wat er allemaal verandert in het dagelijkse leven van de mensen, in ‘De jaren 70 en nu’ leg ik de link tussen toen en vandaag.
U bent nu ingeleid. Hopelijk heb ik u ook verleid om de teletijdmachine van professor Barabas te nemen naar een tijd die ik alvast heel boeiend vond én vindt. Nu u nog.
Prettige tijdreis!
***
Frank Van Laeken, De jaren 70. Reconstructie van een bewogen decennium, Pelckmans, 416 pagina’s, 27 euro. Bestellen kan ook hier: www.pelckmansuitgevers.be/de-jaren-70.html
[i] Knack, 26 januari 1977, p. 9