Vijf dagen lang maak ik op deze plek een balans op van mijn professionele leven, noem het voor mijn part memoires, maar van mijn privéleven blijft u af. Vandaag deel 4: 2012-2023. En daarna publiceer ik de hele maand februari, 29 dagen lang, geschreven bijdragen van mijn hand door de eeuwen heen.
***
Was hoofdredacteur sport worden voor iemand die op z’n achtste ‘de nieuwe Rik De Saedeleer’ wilde worden al behoorlijk onwezenlijk, dan was woordvoerder worden van de club die ik sinds m’n zevende had gevolgd dat nog veel meer. Na jaren een paars-witte sjaal te hebben gedragen (en de club wel de rug te hebben toegekeerd in de moeilijke jaren 90 en de fusiejaren 00), mocht ik opeens gaan communiceren namens ‘mijn’ Beerschot. In het Olympisch Stadion op het Kiel. Vreemde gewaarwording was dat.
Dat het niet is gelopen zoals ik had gehoopt en verwacht, weet de trouwe lezer van deze blog. Voor wie het nog niet heeft gelezen: u leest mijn Beerschot-memoires via deze links. Hoe ongeloofwaardig het bij momenten ook kan klinken, ik verzeker u dat het allemaal echt gebeurd is.
Werkzoekende 50+’er
Na mijn minder dan een jaar durende Beerschot-avontuur was ik voor de derde keer in mijn leven werkloos. Gelukkig hoefde stempelen niet meer, maar voor de rest bleven de vervelende details van dat statuut wel overeind: minder inkomen, stigmatisering, uitzichtloosheid. Zeker op mijn 53ste moest ik vaststellen dat ik nog minder dan voorheen antwoorden ontving op sollicitatiebrieven, die intussen via e-mail werden verstuurd, dat spaarde tenminste al een postzegel uit.
Geen uitnodigingen voor sollicitatiegesprekken, amper twintig procent van de sollicitaties werd daadwerkelijk beantwoord (zij het dan met een enkele paragraaf die meestal begon met: ‘Na het bekijken van uw profiel moeten we u helaas laten weten dat…’). De bedrijfswereld was blijkbaar nog arroganter dan in de periodes 1982-1984 en november 1993-januari 1994. En nu kwam daar ook mijn leeftijd als extra euvel bij.
Bovendien was mijn procedure tegen mijn vorige werkgever nog niet afgerond, waardoor ik a) alleen onder voorbehoud stempelgeld ontving, en b) nog een flinke som geld te goed had van Beerschot AC (zijnde Patrick Vanoppen). Dat beterde er niet op toen de club in mei 2013 failliet werd verklaard.
Ik begon via een interimstatuut wat dingen te schrijven voor Sporta Magazine en de weekendbijlage van Het Laatste Nieuws. In 2014 kreeg ik de kans om op geregelde basis stukken te plegen voor Het Laatste Nieuws, maar ik paste niet echt in het format van de krant, vermoed ik. Versta: het was niet sensationeel genoeg, wat ik deed. De druppel — voor de redactie — was een stuk over een asteroïde die — volgens diezelfde redactie — op een haar na de aarde gemist had en mijn daaropvolgende bijdrage waarin een deskundige dit allemaal terugbracht tot zijn ware proporties: er was niets gebeurd, er is nooit een risico geweest voor de mensheid, storm in een glas water. Ik schreef dat ook in die toonaard neer — waarom de lezer ongerust maken over iets waar hij/zij/hen niet ongerust over hoorde te zijn?
Het artikel werd niet gepubliceerd.
De samenwerking werd stopgezet.
Ik bleef wel op regelmatige basis voor de weekendbijlagen schrijven.
Waar ik zeer actief werd — gratis en voor niets uiteraard —, was op Twitter, Facebook en mijn eigen blog, die ik Maandans had gedoopt, om toch maar weer bij Van Morrison uit te komen. In 2013 en 2014 stond daar haast dagelijks een mening op.
Hé hé, wat ’n feest, lang genoeg beleefd geweest!
Auteur
Najaar 2014 nodigde Stefaan Werbrouck, die net uitgever was geworden bij Houtekiet, mij uit voor een gesprek. Ik wilde een boek schrijven over de financiële wantoestanden in het internationale voetbal, maar toen hij vernam welke moeilijkheden ik had ondervonden bij het zoeken naar werk, zei hij: waarom schrijf je daar niet over? En dus liep ik het kantoor op de Antwerpse Linkeroever buiten met twéé opdrachten: een boek over de problematiek van werkzoekende vijftigplussers (Als het werk stopt)en een boek over financiële wantoestanden in het voetbal (£X€£$$ United), die respectievelijk voor- en najaar 2015 verschenen.
Toen kwam Geert De Vriese, die u in de vorige stukken al bent tegengekomen, met het voorstel om samen een boek te schrijven over de periode 1976-1980 van de Rode Duivels, from zeroes to heroes, van bijna alles verliezen tot de finale van het EK. Er volgden nog vier andere boeken samen met Geert. En ik schreef ook twee boeken samen met Paul Beloy, over racisme in het voetbal en over racisme en discriminatie in de samenleving. Ik werd gevraagd als ghostwriter en redacteur. Lang verhaal kort: ik zit inmiddels aan achttien boeken (één in de jaren 80, drie in de jaren 90, veertien sinds 2015) en ben er momenteel aan drie bezig, waarvan slechts eentje mijn naam op de cover zal dragen.
Helaas, er zat geen De Bourgondiërs tussen. Boeken schrijven is één ding, leuk om te doen en zo, boeken verkopen een ander. Van INferNO (over de brand in de Innovation van 22 mei 1967) werden drie drukken besteld, goed voor finaal vijftienhonderd verkochte exemplaren. In Vlaanderen heet dat al een bestseller. Reken zelf uit wat dat financieel betekent à rato van 10 procent royalty’s per verkocht exemplaar (in het geval van INferNO ook nog eens te delen door twee). Als je hier geen kookboeken of Kiekeboes uitgeeft, besta je nauwelijks.
Het meest hallucinante was die keer dat ik op de Houtekietstand mocht signeren op de Boekenbeurs, toen nog in Antwerpen. Voor mij zag ik een lange wachtrij van vrolijk ogende mensen: ze waren op weg naar de stand waar Jeroen Meus signeerde.
Aan mijn desk bleef niemand die namiddag stilstaan.
Of ja, toch: iemand die de weg vroeg naar een andere stand.
Ik ben beleefd gebleven.
Opnieuw freelancer
Vanaf 2014 had ik dus weer het statuut van freelancer aangenomen. Zelfstandig journalist. Ik hoefde daarvoor geen groot risico te nemen. Vadertje Staat voorziet namelijk dat een werkloze een zelfstandig beroep mag uitoefenen, op voorwaarde dat hij/zij/hen dit minimum zes maanden en maximum vijftien jaar volhoudt. Doe je het langer dan vijftien jaar, dan wordt je statuut definitief bevestigd en valt het vangnet weg.
Ik wist: als het mislukt, kan ik altijd opnieuw gaan stempelen. Toch iets. Maar het is niet nodig geweest.
Ik kreeg een maandelijkse column bij Sporta Magazine, schreef bijdragen voor de weekendbijlagen van Het Laatste Nieuws — waar ik ook geregeld mocht inspringen als eindredacteur —, publiceerde her en der stukken, onder meer voor Eos, samen met, jawel, Geert De Vriese, was zelfs heel even sportanker bij ATV en tijdelijk adjunct-hoofdredacteur bij Dag Allemaal. En TV Oost vroeg mij om de interviews met politieke kopstukken te doen in de aanloop naar de verkiezingen en op verkiezingsdag zelf. Werk genoeg en deze vijftiger bewees dat die leeftijd geen belemmering vormt om hard en correct te werken.
Ik was opnieuw ‘vertrokken’. Het vrijheidsgevoel uit de jaren 90 was helemaal terug, de inkomsten ook. Overigens is dat vrijheidsgevoel natuurlijk grotendeels nep, want je hangt als freelancer af van opdrachtgevers, sterk vergelijkbaar met een baas. Maar een gevoel blijft een gevoel.
Halfweg 2015 vroeg Yves Ponnette, eindredacteur van Reyers Laat maar ook Beerschot-supporter, mij om eens te komen praten in een Antwerps etablissement. Bleek dat hij samen met Lieven Van Gils, met wie ik nog prettig had samengewerkt in mijn jaren als eind- en hoofdredacteur op de VRT-sportredactie, op zoek was naar iemand met mijn profiel. Zeg maar: een al wat oudere journalist, thuis in sport en politiek, niet op zijn mond gevallen, zeer aanwezig op een redactie.
Zo werd ik medewerker van de talkshow Van Gils & gasten. Niet mijn natuurlijke habitat — ik kijk zelf nauwelijks naar talkshows en vind het niveau in het algemeen nogal flauw en populistisch —, maar ik kon er wel mijn ding doen (politieke interviews regelen, gesprekken over de Bende van Nijvel of seksueel grensoverschrijdend gedrag in de sportwereld voorbereiden), met af en toe een zijsprongetje (Gérard Lenorman, om maar iemand te noemen). Bovendien was het een fijne werkomgeving.
Natuurlijk was er vier dagen per week de stress om een programma in elkaar te ‘boksen’, maar verhalen over systematische verbale agressie (zoals bij die andere talkshow, De wereld draait door, met Matthijs van Nieuwkerk) vielen bij Lieven & co niet te rapen. Al was het personeelsverloop wel groot: dat had vooral te maken met de stresserende job. Geen moment verpozing.
Elk jaar dacht ik: ik haak af, ’t valt net buiten mijn comfortzone.
Elk jaar bleef ik, zelfs helemaal tot op het einde, in mei 2019.
Een jaar later werd ik gevraagd voor de opvolger van Van Gils & gasten, Vandaag, maar dat lag mij veel minder. Er was geen klik, dat praatprogramma was nog veel ‘losser’ dan het vorige. En dan was er ook nog eens de coronacrisis die alles overheerste. Een misstap, alleen goed om de bankrekening te spijzen.
De Bankzitter & De Morgen
In april 2018 was ik op weg naar huis na de begrafenisplechtigheid van een geliefde oom. Op mijn antwoordapparaat stond een boodschap van Inge Ghijs, adjunct-hoofdredacteur van De Standaard. Toen ik haar terugbelde, vroeg ze of ik geïnteresseerd was om een wekelijkse analyse op maandag te schrijven over het afgelopen sportweekend.
En of ik geïnteresseerd was!
Een proefartikel vonden ze meteen oké bij de krant. In de zomer van dat jaar verscheen mijn eerste bijdrage. De titel van de rubriek had ik zelf bedacht: De bankzitter. In mijn geval: hij die thuis op de bank zit, naar sport kijkt en er stukjes over schrijft.
Dat heb ik drie en een half jaar mogen doen, 142 Bankzitters. Tot de hoofdredactie besliste om een vaste voetbaljournalist in dienst te nemen door hem over te hevelen van zusterkrant Het Nieuwsblad en een van de eindredacteuren ook sportstukken te laten schrijven. Einde verhaal voor F. Van Laeken, zo gaat dat nu eenmaal.
Ambetant — een niet onaanzienlijke inkomstenbron viel weg —, maar niet onoverkomelijk, want nauwelijks drie weken later mocht ik al mijn eerste stuk schrijven voor Zeno, de weekendbijlage van De Morgen. Een portret van Wout van Aert. Ja, voor De Morgen, de krant waar ik een kwarteeuw eerder verscheidene keren vruchteloos had aangeklopt! Sindsdien verschijnen er geregeld sportinterviews en -portretten van mijn hand in die krant. Waardoor de man die ooit ‘de nieuwe Maurice De Wilde’ wilde worden, alsnog werd teruggeworpen in de nog oudere ‘de nieuwe Rik De Saedeleer’-droom.
Als ik even mag klagen: ik zou veel liever af en toe een intelligente mens uit de filosofie of zo willen interviewen. Maar hé, waarom zeuren, als je op twee jaar tijd Nina Derwael, Wout van Aert, Emma Meesseman, Remco Evenepoel, Lotte Kopecky, Toby Alderweireld, Loena Hendrickx, Matthias Casse, Ine Beyen, Marc Degryse & Jan Mulder, Tessa Wullaert, Joël Smets & Stefan Everts, Kim Gevaert, José De Cauwer en Michel Wuyts hebt mogen interviewen, de fine fleur van de sport bij ons.
En ik mocht zelfs een poos een wekelijkse gesproken column maken voor sportzender Sport 10. Drie minuten hoera of awoert, van verwondering tot ergernis. U had me moeten zien zitten op de rand van het bad, mijn tekstje insprekend op de dictafoon van mijn iPhone. Vintage!
MoMeNT & Cultuurjournalistiek
In februari 2018 ontving ik een lange e-mail van een zekere Barbara Wyckmans, die mij het culturele evenement waarvan zij de intendant was, voorstelde: MoMeNT, in Tongeren. Met als centrale thema: Tijd. Barbara vroeg me haar even terug te bellen. Bleek dat ze op zoek was naar een Tijdgeest: iemand die gedurende tien dagen zou komen filosoferen over tijd. Ik dacht aanvankelijk dat ze mijn bijna-naamgenoot Frank Van Laecke zocht, grote naam in de musicalwereld, een vergissing is snel gebeurd. Maar neen, hoor, ze had het wel degelijk over deze Frank Van Laeken.
Omdat ik een journalist ben, een interviewer, geen filosoof, stelde ik voor om elke middag drie gasten uit te nodigen. Dat kon. In augustus van datzelfde jaar mocht ik in een leegstaand winkelpand in de Maastrichterstraat prominente figuren als Jeroen Olyslaegers, Yves Petry, Christophe Vandegoor, Johan Braeckman, Stijn Coninx, Francesca Vanthielen, Guy Cassiers, Robert Cailliau (samen met Tim Berners-Lee de ‘uitvinder’ van het internet en geboren in Tongeren), Meryame Kitir en Patrick Dewael ontvangen. Hectisch, dertig gesprekken voorbereiden, zeker omdat ik heel grondig door de persknipsels over mijn gasten ging en ik erop stond boeken van auteurs van a tot z te lezen.
In 2019 mocht ik terugkeren, voor zevenentwintig gesprekken in negen dagen, met onder anderen Willy Claes, Imke Courtois, de betreurde Stijn De Paepe, Steven Degryse (Lectrr), Stijn Meuris, Sigrid Spruyt, Astrid Stockman, Wouter Torfs, Lieven Van Gils en Erik Vlaeminck (Dikke Freddy). Het jaar nadien gooide corona roet in het Tongerse eten. In 2021 waren er nog zes middagen voorzien. Onder de gasten: Peter Adriaenssens, Bert Anciaux, Stefan Everts, Jan Peumans, Bieke Purnelle, Jean Paul Van Bendegem en Koen Vanmechelen. In 2022 werd het aantal dagen gereduceerd tot drie, met in de praatstoel Ignaas Devisch, Herwig Ilegems, Armand Schreurs, Hilde Van Mieghem en Maud Vanhauwaert, met als toetje een avondvullend gesprek met ‘Bourgondiër’ Bart Van Loo.
Ook vorige zomer zagen ze me graag komen in Tongeren. Het format was veranderd van gesprekken met telkens drie gasten tot vier donderdagavonden met slechts één gast. Het was een eer en een genoegen om Sien Eggers, Marcel Vanthilt, Carmen Willems (directeur van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen) en Wim Distelmans anderhalf uur lang (vriendelijk, want zo ben ik) aan de tand te mogen voelen.
Vorige week kreeg ik de bevestiging dat ze ook deze zomer een beroep zouden willen doen op deze jonggepensioneerde. Iets om naar uit te kijken.
***
O ja, and more thing… Sinds het academiejaar 2019-2020 geef ik het gastcollege Cultuurjournalistiek op de master-na-master Journalistiek aan de KU Leuven, eerst op de campus in Antwerpen, sinds vorig jaar in Brussel. En dat mag ik binnenkort weer gaan doen, wellicht voor het laatst.
Ik beschouw het als mijn taak om ervaring en beroepswijsheid te delen met gedreven studenten die mogelijk op korte termijn in het vak zullen treden. Op het RITCS had ik vastgesteld dat heel wat docenten zelf gefrustreerd waren door tegenkantingen en gebrek aan kansen in hun beroep, dat wilde ik zelf per se vermijden. Ik sta uitermate kritisch tegen de gang van zaken in de journalistiek, maar ik ga ervan uit dat nieuwe generaties met frisse ideeën aangemoedigd moeten worden.
Tot mijn grote vreugde stel ik vast dat de vervrouwelijking van het beroep er zit aan te komen. Steeds meer vrouwelijke would-bejournalisten, daar kan de journalistiek als geheel alleen maar verheugd om zijn. Het is al veel te lang een mannenbastion. Weliswaar hebben de pijp rokende mannen met baarden inmiddels plaats geruimd voor jongere exemplaren, zonder pijp, maar in het algemeen is journalistiek nog té macho, te veel haantjesgedrag. Toen ik nog hoofdredacteur sport op de VRT-televisie was, was ik zonder meer trots op het feit dat we vier vrouwelijke sportjournalisten hadden rondlopen. Dat was op dat moment uniek, alleen twee andere media hadden elk nog één sportjournaliste in huis.
Weg met de hokjes.
Weg met de mannelijke baronieën.
Weg met de onvermijdelijke rolpatronen.
Weg met Frank Van Laeken! (Nu nog niet, maar uiteindelijk toch wel.)
Morgen: ja, inderdaad, wat brengt morgen? En hoe kijk ik terug?
Doe je het langer dan vijftien jaar, dan word je statuut definitief bevestigt. Zoek de Vaut