We zijn een conservatief volkje. Conservatief hoeft niet pejoratief te klinken of slecht te zijn. Wie conservatief is inzake natuurbehoud, is eigenlijk progressief — hij, zij of hen wil letterlijk de wereld verbeteren —, maar dus ook behoudsgezind. Tene quod bene, behoud wat goed is, was de slogan van mijn favoriete voetbalclub. Tene quod bene klonk deze week uit vele monden toen werd aangekondigd dat de Boerentoren een uitbouw zou krijgen. Opeens wilden de meesten — die in onbewaakte ogenblikken doorgaans pleiten voor drastische verandering — behouden wat er is.

Ik ben een atypische Antwerpenaar: mooie stad, ik kom er graag, maar dat misplaatste chauvinisme is er te veel aan. Nergens goed voor. Nergens voor nodig ook.

Als ik als uitwijkeling nog eens te voet door ’t stad wandel, kan ik niet om de Boerentoren heen. Ik sta er niet meer bewust bij stil, om dat art-decogebouw uit 1931 elke keer opnieuw te bewonderen. Terwijl ik dit tik, kijk ik naar een foto. Het gebouw heeft wel iets, vind ik. Eigenlijk is het een beetje onhandig dat er zoveel omheen gebouwd is, waardoor je minder onder de indruk komt van die 95,75 meter in de hoogte. Dat zal wel aan mij liggen, ik had dat gevoel ook bij de Empire State Building in New York, met zijn 381 meter net iets hoger en imposanter, maar ook omringd door (te) hoge gebouwen. Zonde, omdat zowel de Empire State Building als de Boerentoren nu alleen op foto’s van de skyline helemaal tot hun recht komen. De Onze-Lieve-Vrouwekathedraal heeft tenminste nog een plein voor zich, dat was de Boerentoren niet gegund.

De eigenaar van de Boerentoren, de eigengereide Fernand Huts, baas van de Katoen Natie en notoir kunstliefhebber/verzamelaar, wil zijn eigendom nu laten pimpen. Daarvoor contacteerde hij gerenommeerde architecten van over de hele wereld. De Pools-Amerikaanse architect Daniel Libeskind kreeg de voorkeur. Deze 76-jarige joodse man, wiens ouders de Holocaust overleefden, heeft onder meer een nieuwe vleugel van het Jüdisches Museum in Berlijn ontworpen, het Holocaust Namenmonument in Amsterdam en Złota 44, een wolkenkrabber in Warschau. Hij ontwikkelde ook een masterplan voor een nieuw World Trade Center in New York. Libeskind houdt duidelijk van meetkundige figuren, puntige uitstulpingen en heel veel glas.

U weet hoe dat gaat met smaken en kleuren, er valt nauwelijks over te discussiëren, maar ik hou wel van die gedurfde stijl. Architectuur mag, net als andere kunstvormen, best provoceren en zelfs een beetje choqueren. Of je nu voor of tegen de ontwerpen van Libeskind bent, ze doen wel iets met je. Dat net deze man wordt aangezocht voor een koterij-op-niveau in een op wereldschaal bekeken provinciestadje-met-grootstedelijke-allure vind ik prima. Antwerpen verdient, naast een flinke portie bescheidenheid, ook wel een dosis lef.

Waar ik het moeilijker mee heb, is dat een beschermd monument op deze manier zou worden aangepakt. Ziet u dit al gebeuren met wereldberoemde buitenlandse landmarks? Een koepel bovenop de Eiffeltoren, bijvoorbeeld? Een extra verdieping bovenop de Arc de Triomphe? Een modernistische uitbouw van de Big Ben? Een luxueuze hotelverdieping binnenin de Sagrada Família, ze zijn daar nu toch al een tijdje aan bezig? Een bungeejumpplatform bovenaan de toren van Pisa? (Ja, zult u opwerpen, en die glazen piramide bij het Louvre dan? U heeft een punt, maar bedenk wel dat die constructie (1989) toch net wat afstand houdt van het hoofdgebouw (1793), alsof die moderne architecten ook wel beseften dat je niet mag raken aan zo’n klassiek museum.)

(Terloops gezegd, ik ben geen fan van het hernieuwde Museum van Schone Kunsten in Antwerpen, maar ik durf me nu pas voorzichtig te outen op dat vlak, na alle grenzeloze lofbetuigingen in de dagen en weken voor en na de heropening. Die gecontesteerde witte vloer in het moderne gedeelte tot daaraan toe, maar ik wil in een museum geleid en begeleid te worden, en dan wil ik a) meer informatiepanelen, b) informatie die niet alleen lijkt te mikken op twaalfjarigen, en c) dat een modern accent in een klassieke zaal (of omgekeerd) toch ook functioneel is, en niet louter wil opvallen om op te vallen. En nog iets: heeft men daar werkelijk twaalf jaar voor nodig gehad?)

Benieuwd of de verbale revolte van de andere architecten en bouwmeesters het stadsbestuur zal nopen tot meer voorzichtigheid, of dat ze op het Schoon Verdiep zelf vinden dat de uitbouw van Libeskind te veel afwijkt van de oorspronkelijke art deco van de Boerentoren. Cultuurpatrimonium, nietwaar. Als u het mij vraagt — wat u zelden doet en wat uw volste recht is — zou men de Boerentoren beter met rust laten en Daniel Libeskind elders in de stad aan het werk zetten. Antwerpen verdient moderne, gedurfde architectuur, maar, wat mij betreft, liefst niet daar. Al zal ik er zeker mijn slaap niet voor laten, mocht het toch gebeuren. Tenzij er moderne slaven zullen worden ingezet om de bouw te voltooien, natuurlijk, dan weer wel.