Daar gaan we weer. Na zangeressen en zangers concentreer ik me nu op mijn favoriete bands aller tijden. Het begrip ‘bands’ hanteer ik soepel: als “een zanger een groep is” (dixit Wannes Van de Velde), dan is een duo een band, zoals u zo dadelijk al zult merken.

De virologen waren streng: niet meer dan twintig bands in uw bubbel, Van Laeken, dus heb ik knopen moeten doorhakken. Dat ging, als we alleen naar groepen waarvan de naam begint met A tot en met M onder ogen nemen, ten koste van onder meer… Buffalo Springfield, The Byrds, The Crystals, The Drifters, Earth, Wind & Fire, Elbow, Fleetwood Mac (de originele versie was de beste, de Amerikaanse was zeer oké), Foo Fighters, Gorky/i, The Jam, The Jayhawks, Joy Division, Kings of Leon, Kraftwerk, Lambchop, Los Lobos, G. Love & Special Sauce, Massive Attack, Mercury Rev en My Morning Jacket. Het spijt me, zoals alles tegenwoordig is ook dit de schuld van Marc Van Ranst. Beperken, zei die.

Maar wie dan wel, zult u zich (hopelijk) afvragen? Welnu…

20. THE BAND. Beginnen met een band die The Band heet, het heeft iets kunstmatigs. Maar deze, euh, band was zoveel meer dan de tijdelijke begeleidingsgroep van ene Bob Dylan. Begonnen als The Hawks, de begeleidingsband van Ronnie Hawkins, daarna Levon and the Hawks (met zanger Levon Helm als duidelijk gepositioneerde frontman) en nog wat andere namen, om pas na de eerste periode mét Dylan te vervellen tot The Band. Het imago van begeleidingsgroep bleven ze de hele tijd meesleuren, zeker bij mensen die hun oeuvre onvoldoende of helemaal niet kennen. Wel, beste lezer, The Band was bij momenten pure magie. De acht platen die ze tussen 1968 en 1978 uitbrachten zijn op zijn minst goed, soms meesterlijk. Zeker de eerste vier (Music from Big Pink, The Band, Stage fright en Cahoots) bevatten tijdloze, zeer herkenbare rock, waarin elk groepslid (vier Canadezen en een Amerikaan) de kans kreeg te excelleren. Culminerend in dat ene afscheidsoptreden, dat zo knap werd verfilmd door Martin Scorsese: The last waltz.

19. THE KINKS. Chroniqueurs van het Britse leven in de jaren 60. Weinigen konden maatschappijkritiek scherper verwoorden dan Ray Davies (Dylan, wellicht, voor wat Amerika betreft). Ook zijn broer Dave zat in de band, hoewel ze elkaar niet konden luchten (waar hebben we dat nog gehoord?). Het begin was rudimentair en ruig, daarna werden de arrangementen weidser, speelser en gedurfder. Zo verpopten The Kinks van een garagerockband tot een groep die geworteld was in de Britse traditie, op die vlijmscherpe tekstuele observaties na dan, die soms haaks leken te staan op de orkestratie. De eerste zeven, acht jaar zijn fantastisch, met onder meer het conceptalbum The Kinks are the Village Green Preservation Society, daarna was er nog een uitstekende live-plaat, One for the Road, die hen overal tot top of the bill op de prille muziekfestivals bombardeerde. Als u de essentie wil vatten, koop dan The EP Collection, waarop alle ep’s (dus ook de singles) van de beginperiode staan.

18. BOOKER T. & THE MG’s. Nog zo’n begeleidingsband (the M.G.’s), die op zowat alle Staxsingles van de jaren 60 meespeelde: Steve Cropper op gitaar, Donald ‘Duck’ Dunn op bas, Al Jackson Jr. op drums. Voeg daar organist Booker T. Jones aan toe en je kreeg een zelfstandige groep die instrumentale soul maakte die tegelijk warm en swingend klonk. Een zanger of zangeres werd niet gemist. Green onions, Soul limbo, Time is tight, Melting pot: het klinkt steeds opnieuw heel hecht. Hier waren vier rasmuzikanten actief die elkaar aanvoelden en die binnen het genre soul het subgenre ‘instrumentale soul’ bedachten en perfectioneerden. Ook opvallend: Booker T. & the MG’s was een van de eerste bands waarin zwarte en witte artiesten zij aan zij optraden. Een paar jaar geleden zag ik een optreden van Booker T. Jones met een andere begeleidingsband in De Roma. Prima stuff, en de man bleek zelfs behoorlijk te kunnen zingen, maar stomend werd het pas tijdens het opvoeren van de instrumentale hits van weleer.

17. PEARL JAM. Wat mij betreft nog altijd het beste wat de stad Seattle in de staat Washington heeft voortgebracht. ‘Grunge’, weet u nog wel, jonge opa. Eddie Vedder als charismatische zanger, Stone Gossard die de gitaarriffs uit de mouwen van zijn houthakkershemd schudde: er gebeurde iets begin jaren 90. Het rook naar Teen Spirit, zeg maar. Debuutplaat Ten was van die aard dat je je gewillig liet wegblazen, opvolgers Vs. en Vitalogy behielden die spankracht en schonken ons onvergetelijke singles als Alive, Jeremy, Even flow, Black, Daughter, Better man en ga zo nog maar even door. Een band met een smoel en een uitgesproken mening, waardoor ze ingingen tegen de voorspelbare MTV-clipjescultuur en, als gevolg daarvan, prompt minder gedraaid werden en minder platen verkochten. Live werden ze nog wel gesmaakt, wat vertaald werd in tig live-platen die alleen diehardfans in hun bezit zullen hebben. Ondermaats was het nooit, live blijft de band naar het schijnt een belevenis (heb ze helaas nooit zelf mogen aanschouwen), maar die eerste jaren werden nooit meer overtroffen.

16. THE CLASH. Linkse punk die er niet alleen op gericht was onbeluisterbaar te klinken: muziek met een duidelijke boodschap. Strummer, Jones, Simonon en Headon mixten punk, rock, ska en reggae tot een aanstekelijk geheel dat uniek klonk in die dagen, tweede helft jaren 70. Was het titelloze debuut nog een rechttoe rechtaan plaat, dan was London calling, de derde lp, een gewaagde mengelmoes. Na Combat Rock, hun vijfde en commercieel meest geslaagde plaat, werden interne ruzies en drugs de groep fataal. Should I stay or should I go? Ze hadden van mij nog een poos langer mogen blijven. Begin deze eeuw was er even sprake van een reünie, plannen die op 23 december 2002 definitief werden begraven, samen met leadzanger Joe Strummer, wiens hart het op zijn vijftigste had begeven.

15. TINDERSTICKS. Mompelend zingen met een diepe basstem, dat is het kenmerk van Stuart Staples. Voeg er literaire teksten, uitgekiende instrumentatie en bijwijlen zeer aanwezige strijkers aan toe, denk aan een laag tempo, en je krijgt een geheel eigenwijs universum, waarin het als luisteraar heerlijk vertoeven is. Heel af en toe wordt dat verlaten voor een meer soulachtig geluid, met blazers in plaats van violen, maar enige consistentie kan Tindersticks niet ontzegd worden. Je houdt ervan of je vindt het een hoop vervelend geneuzel, een tussenweg is er niet. Ik heb ze drie keer live gezien, drie keer werden magische muziekgrenzen overschreden, vooral op de verstilde ogenblikken. Mooi mooi mooi.

14. R.E.M. Soms heb je als muziekliefhebber het geluk dat je een eindje mee kan opgroeien met een band. Mijn eerste concert van R.E.M. was op de wei van Werchter, toen ze amper twee ep’s en één volwaardige lp uit hadden. Ze mochten opdraven op het middaguur, vlak na de 1-2-3-4 Ramones. Een paar maanden later, op 5 oktober 1985, zag ik hen in een volgepakte Vooruit in Gent. In een snelle oogopslag — heeft u ‘m? — zag je al dat Michael Stipe in potentie charisma voor tien had, ook al oogde hij op dat ogenblik frêler dan ooit en zeer verlegen. Peter Buck toverde beklijvende klanken uit zijn gitaar, Mike Mills en Bill Berry vormden een hechte ritmesectie. Heel eerlijk: ik vond hen bijzonder goed, maar dacht dat het bij een bescheiden succes in alternatieve kringen zou blijven. Losing my religion veranderde alles, al bleef de groep trouw aan haar muzikale visie. Het commerciële succes was dan ook eerder ondanks en niet dankzij de unieke sound. En op een podium zorgden ze voor onvergetelijke concerten.

13. SIMON & GARFUNKEL. Sta me toe het goed te maken bij Paul Simon, die ik niet heb opgenomen in mijn top 20 van zangers, hoe geweldig ik ‘m ook vind, véél geweldiger alleszins dan zijn toenmalige maatje Art Garfunkel, die na de split vooral zeemzoete ballads is gaan maken. De twee samen — eerst als Tom & Jerry, later onder hun echte familienamen — klonken uniek. Dat hun grootste hits ook nog eens perfect meezingbaar waren (The sound of silence, Mrs. Robinson, The boxer, Bridge over troubled water), zorgde voor een wereldwijde populariteit. Maar na vijf succesvolle jaren, goed voor vijf prachtplaten, gingen ze solo, om op 19 september 1981 nog eens terug samen te komen voor een optreden in Central Park, New York. Een half miljoen mensen waren er getuige van, vele miljoenen koesteren de registratie van dat concert.

12. THE ROLLING STONES. Als zachtjes rebellerende tiener voelde je je verplicht om de standaardvraag “The Beatles of The Stones?” prompt te beantwoorden met “The Stones!”, omdat die ruiger klonken én leefden. Bovendien bestond die band nog in de jaren 70, terwijl The Beatles al waren vertrokken naar Splittegem. Zoveel jaren later weet je wel beter: The Rolling Stones waren goed, The Beatles waren beter. Op hen zult u dus nog even moeten wachten in deze lijst. Het knappe van de Stones was dat ze van het lichtjes afgeleefde genre rhythm and blues een aanstekelijke pop- en rockvariant wisten te maken. Keith Richards is zonder meer een fantastische gitarist, Mick Jagger is zonder meer een fantastische zanger, als schrijversduo zijn ze zonder meer fantastisch. Drank, drugs en de dood (Brian Jones) konden de groep niet afstoppen, en als corona geen spelbreker was, zouden ze ook nu nog, op hun ver gevorderde leeftijden, podiums onveilig maken, al heeft dat de jongste decennia iets pathetisch. Sinds de jaren 80 klinken de composities voorspelbaar en, ondanks de kwaliteit die er altijd wel is geweest, onderling inwisselbaar: wie hen wil leren kennen blijft dus best in die beginjaren hangen. It’s only rock ’n roll, but I like it!

11. EAGLES. Met of zonder lidwoord, op hun recentste verzamelbox staat er geen ‘The’ en op Wikipedia doen ze ’t ook zonder, dus… Van begeleidingsband van Linda Ronstadt uitgegroeid tot de hottest thing dat Los Angeles in de jaren 70 te bieden had. Men neme een handvol country, een flinke snuif bluegrass, men vergete niet te kruiden met rock en folk, en men vulle aan met stemmen die zodanig op elkaar afgestemd zijn, dat er wel een of andere goddelijke interventie moest gebeurd zijn. Het duurde zolang tot ze ruziënd andere oorden opzochten. Of ze ooit nog terug zouden samenkomen, werd aan Don Henley gevraagd. “When hell freezes over”, antwoordde die, wat zoveel betekende als: nooit. Achteraf bekeken een onwaarheid, maar het zegt veel over de gespannen verhoudingen tussen de ego’s die Eagles vormden. Niks te Take it easy, gedaan met Take it to the limit, vergeet die kamer in Hotel California, neen, ze gaven elkaar niet langer de Best of my love, de Peaceful easy feeling was foetsie, ze waren stuk voor stuk Desperado geworden, daar kon geen New kid in town iets aan veranderen. De eerste vier jaar, goed voor evenveel lp’s, werden gebundeld in Their greatest hits (1971-1975), dat tot aan de dood van Michael Jackson de best verkochte plaat ooit was, waarna Thriller het in 2009 overnam.

Morgen: 10 tot en met 4.