Zondag zag ik de interimvoorzitter van de CD&V, Griet Smaers, in De zevende dag in debat gaan over de verlenging van de abortustermijn van twaalf naar achttien weken. Haar partij is tegen (wisten we al), zal dat nooit goedkeuren (wisten we al), had al grote ethische bedenkingen bij de goedkeuring van de wet in 1990 (wisten we al), maar wat we nog niet wisten is dat mevrouw Smaers ervoor pleitte dat er langer wordt nagedacht en gepraat over een eventuele abortus, binnen het gezin en de familie. In mijn hersenen knetterde het: ze wil dat er a) langer over gediscussieerd wordt, en ze is b) sowieso tegen die uitbreiding. Dat wil dus zeggen: ze wil tijd winnen. Terwijl het er eigenlijk op neerkomt dat de CD&V — zeg in dit geval gerust terug CVP — behoudens medische hoogdringendheid om het leven van de zwangere vrouw te redden tégen abortus is en blijft. Zeg dat dan gewoon! Dat is een legitiem standpunt, al verfoei ik de religieus geïnspireerde ‘het leven is heilig’ gedachte erachter. Duidelijkheid heeft zo zijn voordelen. Je weet waar iemand voor staat. Of niet voor staat.

CD&V is ongetwijfeld ook tegen de uitbreiding van de euthanasiewet bij ‘voltooid leven’, een debat dat deze week werd aangezwengeld middels een opiniestuk van Open VLD-voorzitter Gwendolyn Rutten in De Morgen. Een deskundige als professor Distelmans waarschuwde onmiddellijk dat dit een moeilijke discussie wordt: hoe bepaal je dat iemand honderd procent levensmoe is? Bij een aanvraag tot euthanasie worden twee artsen onafhankelijk van elkaar geconsulteerd om te oordelen of een patiënt ‘aanhoudend ondraaglijk en uitzichtloos’ fysiek of psychisch lijdt. Dat is, in de meeste gevallen, meetbaar. De pijn van Marieke Vervoort viel terug te brengen tot een lichamelijk probleem, haar ondraaglijk lijden was reëel en helaas maar al te zichtbaar voor haar naasten. In dat geval is euthanasie — zoals het woord het zelf al omschrijft — ‘een goede dood’. Het leven is niet meer waard geleefd te worden, de mens in kwestie lijdt meer dan ie leeft. Sterven is dan waardiger dan verder te leven. Dat werd in een wet van 28 mei 2002 verankerd, in die ene periode waarin de christendemocraten acht jaar lang op de oppositiebanken van het parlement en van het leven zaten.

Ik ben zelf sinds 31 oktober 1994, gisteren precies vijfentwintig jaar geleden, lid van de vzw Recht op Waardig Sterven, die toen nog ijverde voor een wettelijke regeling van euthanasie. Slimme mensen als Hugo Van Den Enden en Etienne Vermeersch namen daar openlijk standpunten over in en werden jarenlang verketterd. Het waren in de ogen van hun tegenstanders net geen nazi’s (of net wel, volgens sommigen). Ik was toen 35 en kerngezond, en ben vandaag 60 en — voor zover ik weet — kerngezond. Idealiter kies je niet voor euthanasie op een moment dat je lijdt, maar op een moment dat je nog volop lééft. Een bewuste keuze, voor later, moest het ooit van pas komen. Omdat je niet zinloos wil lijden, geen plant wil worden, niet in een situatie wil komen dat je niets meer aan het leven hebt (of dat die ‘kosten-baten’-analyse, om het zo maar even te noemen, zéér negatief wordt). Dat is míjn keuze. Mijn wilsverklaring betekent niet dat ik dood wil, wel integendeel: ik wil leven, maar dan wel waardig. Meer is het niet. Ik heb dat papiertje destijds niet ondertekend om op latere leeftijd verplicht te worden tot euthanasie. Respecteer mijn keuze, alstublieft, zoals ik ook de uwe respecteer (maar sta me toe om u niet altijd te begrijpen, zo gaat dat nu eenmaal met keuzes).

Het debat dat Rutten wilde lanceren, werd meteen in de kiem gesmoord. Door deskundigen, wat ik begrijp. Distelmans was duidelijk: laten we toch vooral eerst euthanasie bij dementerenden wettelijk proberen te regelen. Hij heeft een punt. Anderen hadden geen punt, zelfs niet eens het begin van een argument. Mensen die ik doorgaans als genuanceerd pleeg te bestempelen riepen allerlei domme dingen. Dat de Open VLD een wel heel drastische manier had gevonden om te besparen op pensioenen, bijvoorbeeld. Dat dit neerkomt op een geassisteerde vorm van zelfdoding. Dat het feit dat mensen aangeven om niet meer te willen leven, meer zegt over de maatschappij dan over de mens. Zo open je geen debat, zo sluit je het meteen. Makkelijk zat, je hoeft er niet meer over na te denken. ‘Wat is dat dan, een voltooid leven?’ vroegen verschillende twitteraars zich af. Correcte vraag, maar ik had niet de indruk dat ze op het antwoord zaten te wachten.

Ik weet niet hoe ik over euthanasie bij voltooid leven moet denken, ik moet daarover nadenken. Vooral omdat ik mijn leven nog lang niet als voltooid beschouwd. Maar ik begrijp dat iemand als Lutgart Simoens, 91, die haar ouders, twee echtgenoten, twee kinderen, twee broers en een kleinkind heeft verloren, zelf wil bepalen dat het óp is. Vandaag misschien nog niet, maar mogelijk wel morgen of overmorgen of volgend jaar of als ze net 95 is geworden. Kunnen we haar dat ontzeggen? Erger nog: willen we als samenleving dat zo iemand naar het kanaal strompelt of naar de dichtstbijzijnde spoorweg? Of dat ze met haar autootje rechtdoor rijdt in een bocht? Want daarover gaat het natuurlijk óók. Als iemand écht levensmoe is, rest hem of haar momenteel maar één optie: zelfmoord. Klinkt cru, is het ook, maar het is de maatschappelijke realiteit. Willen we dát?

Ja, we moeten de samenleving veranderen, zodat iedereen er zich blijft in thuis voelen, maar dat hoor ik nu al sinds ik piepjong was. En er gebeurt maar niets. We laten de oudjes aan hun lot over. Soms kan dat ook niet anders, want we moeten zelf werken, willen afspreken met vrienden, met vakantie gaan, gewoon een avondje voor tv hangen, kortom: we moeten zelf ook volop kunnen leven. Toen ik dat voor het eerst hoorde werden mensen gemiddeld 70 jaar, tegenwoordig zijn we de 80 een eindje voorbij. Over twintig jaar zullen we wellicht richting 90 strompelen. Zonder massaal veel geld — dat er niet is! — in de zorg te pompen, zodat onze senioren een hele dag interessante dingen omhanden hebben en de beste medische bijstand genieten, zal dat betekenen dat het aantal vereenzaamde, levensmoeë 80-plussers alleen maar zal toenemen. Kom niet klagen, beste tegenstanders van euthanasie, dat het vermaledijde suïcidecijfer in de toekomst niet daalt.

Een correct debat opstarten is het minste wat we voor de ouderen van de toekomst kunnen doen. Voor onszelf, dus.