Vlaanderen
boven.

Waar men
de heer nog kan loven.

Waar de
mensen belangrijk zijn.

En de
buiken omvangrijk zijn.

U herinnert zich die vlijmscherpe tekstflarden
vast nog wel. Raymond van het Groenewoud, 1978. Waar is de tijd. De heer die
geloofd wordt, heeft concurrentie gekregen. Buiken zijn nóg omvangrijker
geworden. Mensen vinden we nog altijd belangrijk, als ze tenminste de juiste
huidskleur hebben en niet van te ver komen.

We wisten al dat de Vlaming racistische gedragingen
niet zo erg vindt. Sta-ti-tis-tieken.
Of dat nu op straat is, op school, in het stadion of het station. We vinden dat
steeds normaler. Nergens wordt er in de beschaafde wereld meer gepest op school
(of leraren geïntimideerd) dan op deze kluit bij de Noordzee. Knack-hoofdredacteur Bert Bultinck
schreef een tijdje geleden een kritische beschouwing over dat xenofobische
landsgedeelte en kreeg de rechtse wind van voren. De feiten geven hem steeds
meer gelijk. De verkiezingsuitslag ook. Tweede-, derde- of
vierdegeneratiekinderen, migranten, asielzoekers, vluchtelingen, we smijten ze
op één hoop en noemen ze vreemdelingen. Dat zegt alles: ze blijven ‘vreemd’. Ze
zien er anders uit, ze hebben een andere cultuur, ze belijden een andere
godsdienst, ze zijn hier dan wel, maar we doen alsof ze niet bestaan en hebben liever
dat ze zo snel mogelijk weer verdwijnen.

Waar de
Chiro paraat staat.

En de
vrouw aan de vaat staat.

Oké, Raymond, we zijn er op sommige vlakken
iets op vooruit gegaan. Íets. Er zaten nooit zoveel vrouwen in het Vlaams
Parlement als nu, zo blijkt. Hoeveel vrouwelijke fractieleiders we dan tellen?
Euh, nul. We hebben al een homoseksuele premier gehad, maar een vrouw aan het
hoofd van een regering: euh, neen. Stelt de Chiro nog iets voor, trouwens?

Waar het
volk goedlachs is.

En een
vuist zonder kracht is.

Het volk lacht niet meer, Raymond. Het volk is
chagrijnig, verontwaardigd, boos, verzuurd, onverdraagzaam. In het Vlaanderen
van Van het Groenewoud, eenenveertig jaar geleden, was het Vlaams Blok pas
opgericht. Dertien jaar later was er de vuist, die in een bokshandschoen stak,
en die de vastgeroeste politieke meute een flinke tik uitdeelde. Zwarte zondag.
Tegenwoordig ben je geneigd om te zeggen: lichtzwarte zondag. Wat is er fout
gelopen? We hebben niet geluisterd naar de zure Vlamingen van toen en die zijn
nu met veel meer. We hebben gedaan alsof er niets aan de hand was en nu zien we
gevolgen: ruimtelijke wanorde, (kans)armoede, de verloedering van het begrip
‘goede huisvader’ zodat de generaties na ons vooral schulden mogen afbetalen, na
ons de zondvloed — le déluge pour les francophones.

Waar men
faalt en aan de toog expliceert.

Dat is gebleven. Al blijven we minder lang
hangen en laten we veel vroeger op de avond de rolluiken naar beneden, zodat we
De Grote Boze Buitenwereld niet meer hoeven te zien. Binnenskamers zijn we
chagrijnig, verontwaardigd, boos, verzuurd en onverdraagzaam, en als we — eens
om de zoveel jaar — mogen laten merken wat we denken van de politieke klasse doen
we dat chagrijnig, verontwaardigd, boos, verzuurd en onverdraagzaam. Zo zijn we
geworden. ‘We’. Niet ik, maar u. Oké, misschien niet ú, maar die meneer of
mevrouw naast u.

Ik woon graag in Vlaanderen, maar ik hou er
steeds minder van. Te chagrijnig, verontwaardigd, boos, verzuurd en
onverdraagzaam. Te weinig menselijk. Te veel egoïsme. Te weinig mededogen. Te veel
navelstaarderij. Te weinig oplossingsgericht. Te veel té.

***

Voor u, trotse Vlaming, helfie, confederalist
en nationalist, me afschiet, voeg ik er snel aan toe dat de rest van dit land
het niet veel beter doet. Het schrijnendste, pijnlijkste interview dat u dit
weekend kunt lezen staat in De Standaard.
Aan het woord is Johan Leman, voorzitter van het integratiecentrum Foyer in
Molenbeek, voormalig directeur van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en
Racismebestrijding, toen dat nog niet Unia heette. Critici noemden hem in die
tijd smalend ‘pater Leman’, vanwege zijn wat omzwachtelde, maar goed bedoelde
standpunten.

‘Ik heb liever dat bepaalde progressieve
Vlamingen niet naar Molenbeek komen’, klinkt het in de titel. Da’s een
binnenkomer. Je moet het normaal vinden dat Molenbeek wat vuiler is dan andere
plekken, zegt Leman.

Wacht even voor u chagrijnig en verontwaardigd
reageert, het wordt nog erger. Homo’s moeten zich aanpassen aan de heersende mentaliteit,
vindt Leman. ‘Die weten dat je hier als homokoppel misschien niet hand in hand
over straat kan lopen.’ En: ‘Er zijn plaatsen waar je dat kunt en plaatsen waar
het moeilijk is. (…) Tracht Molenbeek te begrijpen en aan te voelen wat
mogelijk is.’

Wacht nog heel even om uw boosheid te
etaleren, want Johan Leman zegt ook iets over vrouwen in korte rok. ‘Mijn
realiteitszin zegt dat als vrouwen dat doen in sommige buurten, ze schunnige
opmerkingen zullen krijgen. Je moet daar niet naïef in zijn. Ik zou het niet
uitlokken.’

Ik denk dat Leman de werkelijkheid beschrijft,
maar de werkelijkheid zoals die is, is daarom niet aanvaardbaar en als die niet
aanvaardbaar is, móet je die als samenleving bijsturen. Anders capituleer je
voor de onverdraagzaamheid. Leman zegt: loop niet hand in hand als homokoppel,
draag geen korte rok als jonge vrouw. Leman had moeten zeggen: het moet hier
maar eens gedaan zijn met homohaat en seksisme.

Hier
zoekt een vent een meid.

Hier
zoekt een bok een geit.

Hier
zoekt een bok een bok.

Hier
zoekt een geit een geit.

Weer Raymond, 1981, Brussels by night, drie jaar na Vlaanderen
boven
. Een deel van de stad wordt geterroriseerd door religieuze
fundamentalisten en onverbeterlijke seksisten, een ander door rodeorijders.
Schaarbeek, waar slachtoffer op slachtoffer wordt omver gemaaid door zo’n grofgebekt
kereltje in een patserbak.

Een doodrijder werd deze week veroordeeld tot
250 uur werkstraf en vier jaar rijverbod. Terwijl zo’n man in de cel hoort en
nooit meer achter het stuur zou mogen plaatsnemen. Schuld- en normbesef is de
hardrijders onbekend. Ze denken dat Racing
in the streets
van Springsteen een opdracht is, al is de kans dan weer
gering dat ze Springsteen kénnen.

De joyriders pochen met hun nieuwe aanwinst,
een moordmachine op vier wielen. Dat hebben ze van ons geleerd: dertig jaar
geleden wilden we ook allemaal een nieuwe auto wanneer er op de oprit bij de
buren opeens een Duitse klasbak verscheen. Alleen: bij mijn weten werd daar
niet mee geracet.

Deze
stad wil men helpen.

Maar dan
liefst om zeep.

***

RTL heeft een nieuwe nieuwslezeres: Salima
Belabbas. Een Belgische vrouw met Algerijnse roots. ‘Waarom het Belgisch nieuws
niet door een Belgische voorgelezen?’ was een van de nog voorzichtig
geformuleerde tegenkantingen die RTL te horen en te lezen kreeg. Vlaanderen
heeft geen monopolie op racisme. Daar mag iemand eens een opiniebijdrage over
plegen.

***

Goed dat we een paar jaar geleden de lichten
van onze snelwegen gedoofd hebben, anders zouden buitenaardse wezens nog beter
kunnen zien wat we hier allemaal uitrichten. Ze zouden met een lange vinger
wijzen naar dat gekke land bij de Noordzee (of bij de Ardennen, zo u wil). Nu
het licht uit is — binnenkort misschien meer dan ooit — blijft ons de schande
van de zichtbare domheid bespaard. De aliens ginds kunnen met het blote oog
niet meer zien hoe chagrijnig, verontwaardigd, boos, verzuurd en onverdraagzaam
de aliens hier zijn geworden. En met aliens bedoel ik niet ‘vreemdelingen’.
Vanaf morgen kunnen we chagrijnig worden over het weer. Hoe ging dat weer bij Raymond?

Warme
dagen, warme dagen.

Een voor
mij, een voor jou.

Warme
dagen.

Meer zou
ik de Heer niet vragen.