Het zijn sombere dagen voor de journalistiek.
Alsof het afgesproken was hakt de politiek stevig in op De Afspraak en bij uitbreiding de hele VRT. P-magazine is niet meer, omdat de allesbehalve toffe pee Maurice De
Velder het verlieslatende blad eerst liet doodbloeden om het vervolgens zelf
voor een prikje over te nemen, wat allemaal kan en mag in Vlaanderen. Het
eenmansverzet tegen het kappen van een bos in een Genks natuurgebied breidt
uit, maar niet omdat de journalistiek het heikele dossier heeft uitgespit.
Stand-upcomedian Wouter Deprez deed dit namelijk in z’n eentje, buiten de
traditionele media om, op Facebook.

Burgerjournalistiek is goed, lees ik vandaag
in het editoriaal van De Morgen. Er
valt inderdaad iets voor te zeggen dat burgers een aanvullende rol spelen op de
professionele journalistiek. Je kan niet alles zien, weten, ruiken, inschatten.
Maar er zit ook een heel negatief randje aan, wanneer burgerjournalistiek het
gaat overnemen van de mensen met een officiële journalistenkaart. Dat neigt
naar abdicatie vanuit het vak. In dat geval neemt burgerjournalistiek het
gewoon over en kun je je afvragen wat de rol van ‘echte’ journalisten nog is.

De traditionele media hebben na tien jaar
online- en sociale media nog altijd geen antwoord gevonden op de snelheid
waarmee langs die nieuwe wegen nieuws wordt gemaakt. Geruchten worden
opgeblazen, ongenuanceerde berichten gelanceerd, vetes uitgevochten, maar soms
— en eigenlijk steeds vaker — vind je diepgravende artikels terug op het
internet, op blogs of alternatieve nieuwssites. Voor mijn jongste boek, £X€£$$ UNITED. Het geld van het voetbal,
kon ik voor het hoofdstuk over de overname van Moeskroen-Péruwelz uitgebreid citeren
uit een artikel dat ene Jens De Smet had geschreven op zijn blog. Er stond
oneindig veel meer in dan ik elders had teruggevonden en na wat gedubbel- en
getriplecheck bleek het nog te kloppen ook. Waarom las ik dat niet in de drie
dagbladen die ik elke dag in de brievenbus vind? Waarom is het al wekenlang
Wouter Deprez die de dubieuze handelswijze van het bedrijf Essers en Vlaams
minister van Milieu Schauvliege aan het daglicht blootstelt en niet een van
onze krantenjongens en -meisjes?

Ik stam nog uit de tijd dat elke krant elke
dag minstens één primeur had. Meestal belangwekkende weetjes, maar soms ook
belangrijke informatie of zelfs hallucinante dossiers. Zelfs weekbladen
scoorden toen nog met exclusieve vervolgverhalen over onderwerpen die ons
allemaal aanbelangen. De pikorde was in die tijd: je hoort het nieuws eerst op
de radio, dan zie je het op televisie, de dag nadien lees je het uitgebreider
in de krant en een weekje later krijg je — met een beetje geluk voor het blad
in kwestie — de andere kant van het verhaal uitgebreid te lezen in een
weekblad. Dat kan nu niet meer: actuele gebeurtenissen — van feiten tot
kwakkels — lees je eerst online, de rest volgt gedwee, tijd om te dubbelchecken
is er nauwelijks. Liever onmiddellijk de gedeeltelijke waarheid, dan pas veel
later de correcte versie, zo lijkt het wel. Het schrikwekkende oplageverlies
van dag- en weekbladen komt met name omdat die media nooit een antwoord hebben
weten formuleren op de nieuwe concurrentie. Kopiëren van anderen is nooit een
succesformule gebleken: dat geldt voor alle bedrijfssectoren, dus ook de
journalistiek.

Het antwoord ligt nochtans voor de hand: méér slow journalism, méér
onderzoeksjournalistiek, méér achtergrond en duiding. Een eenvoudig zakenmodel,
waarvoor je als bedrijfsleider wel enig geduld moeten hebben. Het kan best dat
je een journalist wekenlang laat broeden op een onderwerp dat uiteindelijk niet
resulteert in een artikel, shit happens.
Maar uiteindelijk zal het lonen. In realiteit worden medewerkers van kranten en
weekbladen vandaag gedwongen om mee te lopen in de rat race, met als opdracht: breng hetzelfde, maar dan een beetje anders.
Geen wonder dat lezers afhaken, ze weten het voornaamste al.

Als een stand-upcomedian nieuws kan maken, dan
kunnen de professionals uit de branche dat ook. Ze moeten er dan wel de kans
toe krijgen en zich uit het keurslijf van formatjes en hapklare brokken informatie
kunnen wringen. Alleen dan heeft traditionele journalistiek een kans. Zoals het
in de jaren zeventig een opluchting was dat een nieuwe lichting onpartijdige,
onafhankelijke journalisten zich aandiende, die niets te maken wilde hebben met
de bevoogde pers en de partijpolitieke aanhankelijkheid van de meeste media,
hebben we nu bevlogen journalisten nodig die tijd en middelen krijgen om op
zoek te gaan naar nieuwe feiten, achtergronden, randinformatie, de ware
toedracht. Stand-upjournalists, als
het ware. Stand-up, journalism!: je mag het ook als een bevel lezen.