“Wij zijn de beste van de wereld!”
Herinnert u zich de beelden nog? 29 november 1995. Ajax Amsterdam had de dag
voordien in Tokio de wereldbeker voor clubs gewonnen tegen het Braziliaanse
Grêmio en een slaapdronken Louis van Gaal hitste de massa Amsterdammers vanop
een inderhaast opgesteld podium op. Lachen met Feyenoord, PSV, de andere
Nederlandse clubs en de rest van de wereld. Branie. Zelfbewustzijn. Plaatsvervangende
schaamte, ook wel, wat mij betreft.

Wel, wij roepen dat sinds dinsdagavond ook: we
zijn de beste van de wereld! Na de zes op zes tegen de voetbalgrootmachten
Andorra en Israël staat België voor het eerst sinds de invoering van de
wereldranglijst in 1993 op de hoogste stek van de FIFA Ranking, sponsored by Coca-Cola. Beste
voetballand van de wereld? Euh, wacht even. Kijk ook eens naar de UEFA Ranking.
Daar staan we pas vijfde, na Duitsland, Spanje, Engeland en Portugal, en net
voor Italië, Nederland en Frankrijk. Vreemd hé, we zijn de beste van de wereld,
maar niet van Europa, terwijl mij altijd verteld is dat Europa deel uitmaakte
van de wereld en niet omgekeerd. Is het zo slecht gesteld met mijn kennis van
de aardrijkskunde?

Soit, laten we niet moeilijk doen: we zijn
groepswinnaar geworden, gaan naar het EK van volgend jaar in Frankrijk en zijn
daar een van de schaduwfavorieten, na Duitsland en Spanje. Kunnen we het mee
stellen. Mooi toch, voor zo’n klein land dat acht jaar geleden nog 71ste stond
op de wereldranglijst? Gezegend met een reeks talenten die tot volle bloei zijn
gekomen. Wereldtoppers als Courtois, Kompany, Hazard en De Bruyne, aangevuld
met degelijke tot goede voetballers die stuk voor stuk het verschil maken in
hun club. Koesteren die handel! Maar ook: relativeren.

***

Na de politiek en de economie is nu ook het
voetbal onderhevig aan een onstuitbare polarisatie. Je bent voor of tegen
Wilmots, er bestaat geen middenweg. En al wie de jongste maanden en jaren
kritiek had op de bondscoach, wordt nu bij de oren getrokken. “Hou uw
bakkes of we slaan erop!”, daar komt het ongeveer op neer. Blinde euforie
heeft geen oog voor nuances. 23 op 30 is voldoende voor een halve
heiligverklaring, Sint-Marc heeft de Rode Duivels naar het walhalla geleid. Wie
nu nog iets negatiefs of zelfs maar voorzichtig kritisch te zeggen heeft over
de sportieve leiding van onze nationale ploeg, is een basher, een zeurpiet, een verzuurde roeper langs de kant.

Ik ben journalist én kritisch
voetballiefhebber én supporter van de Rode Duivels. Niet noodzakelijk in die
volgorde, het durft wel eens veranderen naargelang mijn humeur en de fase van
een toernooi waarin ‘onze jongens’ zich bevinden. Maar ik zal nooit, jamais,
niemals, never, mijn kritische zin opbergen. Noem het voor mijn part gerust een
afwijking, kan me niet schelen, maar ik ga niet mee in overdreven euforie of zwartgallig
negativisme. Dus zeg ik: het was niet goed genoeg. In een groep met tweede-,
derde- en vierderangs voetballanden moet je je altijd met sprekend gemak
kwalificeren. Tot voor de voorlaatste speeldag stonden we pas tweede in de
groep, achter Wales, achtste op de FIFA-ranking, 28ste (!) op die van de UEFA.

Het voetbal was soms niet om aan te zien,
meestal gewoontjes, heel af en toe flitsend. Tactisch was het vaak een zootje,
ook al speelt deze generatie Duivels al jaren samen en kun je niet echt beweren
dat deze bondscoach voortdurend moet experimenteren met nieuwe spelers. Met het
beschikbare materiaal had het veel beter gekund, hadden we al een paar
speeldagen van het einde met de vingers in de neus geplaatst moeten zijn.

Mag dat nog, zeggen dat het niet goed genoeg
was? Dat je blij bent met de kwalificatie, dat je zelfs denkt dat dit elftal een
hoofdrol kan spelen op Euro 2016, maar dat er heel veel werkpunten blijven? Ik
blijf bij mijn standpunt dat ik vorig jaar vlak na de wereldbeker in Brazilië
neerschreef: zet een tactisch sterke assistent naast Wilmots, iemand die zijn
mening kan ‘verkopen’ aan de eigengereide bondscoach, en je zit met een team
dat ook in realiteit dicht tegen de top van de wereld aanzit. Maar dat duldt
Wilmots niet. Dat dwingt de voetbalbond niet af (ze durven hem zelfs niet te
verplichten om het dure trainingscomplex in Tubeke te gebruiken!). Dus was het
wachten tot tegen het nietige Andorra (52ste op 54 in de UEFA Ranking, alleen
San Marino en Gibraltar staan nog lager geklasseerd) om een afwijkende tactische ingreep te
zien: van 4-3-3 ging het plots naar 4-2-3-1 met De Bruyne in een centrale
aanvallende rol. Eindelijk!

***

Stiekem moet je hopen dat Wilmots tegen het
toernooi een tactisch brein naast zich krijgt. Dat mag zelfs virtueel. Hein
Vanhaezebrouck die via dm-instructies op Twitter de ploeg bijstuurt waar nodig,
bijvoorbeeld. Dat kampioenschap kan ons in dat geval niet meer ontsnappen!

***

Ja, we moeten ons achter deze nationale ploeg
scharen. Nee, dat mag ons niet beletten om kritisch te blijven tegenover wat er
beter kan en moet. Marc Wilmots is God niet, al zou het best kunnen dat hij
daar zelf wel van overtuigd is. Deze bondscoach heeft het geluk dat hij de
beste lichting Rode Duivels ooit onder zijn hoede heeft: dat kan je hem niet
kwalijk nemen, maar het is ook niet zijn verdienste. Individueel zijn de
meesten top of daaromtrent, collectief is het nog zoeken. Wilmots is de
geknipte man om team spirit in deze spelersgroep te krijgen, maar hij maakt er
vooralsnog geen betere, slimmere, gewiekstere voetballers van. Dat is de taak
van clubtrainers, zult u misschien opwerpen, en grotendeels terecht, maar al
die individuen tactisch op elkaar afstemmen is wel degelijk iets wat een
bondscoach moet doen. Trainen op stilliggende ballen, om maar iets te zeggen.

***

Onze jongens gaan naar ‘la douce’, maar dat
leidde niet direct tot toeterende auto’s in het straatbeeld. Terecht.
Kwalificatie is nog maar de eerste stap. Eerste van de wereld worden is
irrelevant in een onpaar jaar. De prijzen worden uitgedeeld in pare jaren, dán
moeten we het waarmaken. Toch werd het voorzichtige succes van de Rode Duivels
nu al aangegrepen voor een staaltje van tenenkrullend opportunisme. Madame
Onkelinx, niet direct ‘la douce’ in de Kamer van Volksvertegenwoordigers,
presteerde het om de dag na de laatste groepswedstrijd een applaus te vragen
voor onze nationale helden. Makkelijk zat, je weet vooraf al dat de
Vlaams-nationalisten zich dan geen houding weten geven en in een slecht daglicht
komen te staan: ofwel doen ze mee aan de staande ovatie (en krijgen ze de
nationalistische achterban tegen), ofwel blijven ze zitten — wat ze nu deden —
en worden ze gehekeld als zuurpruimen. Wat Onkelinx deed was het succes van
anderen accapareren om er zelf mee te pronken. Zielig, maar tactisch wel slim,
want je scoort altijd.

Misschien moet de liberaal Wilmots overwegen
om de socialiste Onkelinx als tactische assistente mee te nemen naar Bordeaux?