Stel (Stel!
Ik vraag u om uzelf een voorstelling van iets te maken. Misschien is de
situatie wel realistisch en hoeft u niet ver te zoeken naar een beeld. Tenzij u
in een kasteel, op een verlaten eiland of in een ivoren toren woont, maar
probeer u dan alsnog te verplaatsen naar die voor u totaal onbekende situatie.)

Stel, u woont in een buurt waar meerdere
huizen staan. Op zekere nacht breekt er brand uit in een huis dat — laten we
zeggen — vijftig meter van u vandaan ligt. Er is geen acuut gevaar voor u en de
uwen. U kent uw buren nauwelijks en al zeker díe buren niet. Wat doet u? Gaat u
helpen? Belt u de brandweer? Vangt u de bewoners achteraf op uw in huis of
appartement? Laat u hen misschien wel een paar nachten bij u slapen of zoekt u
mee opvang voor hen? Of doet u dat niet? Denkt u: hun probleem, dat ze het zelf
maar oplossen? Redeneert u: met een goede brandverzekering zal het nog wel
meevallen en indien ze die niet hebben, eigen schuld, hele dikke bult? Gaat u
ervan uit: wie er vlak naast woont moet maar eerst ingrijpen, die heeft er het
meeste belang bij?

***

Stel (Stel!
Ja, ik eis heel veel van u op een zaterdagmiddag, maar nu u toch hier bent en
nog niet bent gevlucht — pun intended! — kunt u net zo goed mijn in vragen
verpakte redenering verder volgen.)

Stel, u woont nog altijd in diezelfde buurt
met meerdere huizen — het mogen van mij vrijstaande- of rijhuizen zijn, maakt
niet uit, zelfs fermettes worden voor één keer getolereerd — en er woedt niet
één brand, maar meerdere, op verschillende momenten. Er is namelijk een
pyromaan op gang die om de zoveel tijd, maar toch met enige ziekelijke regelmaat,
een huis in de fik steekt. De eerste keer heeft u, menslievend als u bent, uw
buren bij u thuis opgevangen. Ze woonden dan ook vlak naast u. De volgende keer
ging het om een brand vier huizen verder, maar u was alweer de eerste om hulp te
bieden. Het geredde gezin kon enkele dagen in uw salon overnachten tot er een
oplossing voor hen werd gevonden. U gaf hen een tijdelijk dak boven het hoofd,
eten, drinken en een beetje menselijke warmte.

Bij een derde gelegenheid viel het u op dat u
alweer de enige was om een stel overburen —die u verder van haar noch pluim kent
— letterlijk uit de brand te slepen. Uw koelkast was voor een tijdje die van
hen. Uw toilet werd ook door hen benut voor kleine en grote boodschappen. De
andere buren waren in geen velden of wegen te bekennen, behalve die ene die
altijd te laat is als het om meewerken of organiseren gaat, en die
rechtstreekse buren die er zich met een kort ‘Spijtig, we hebben geen plaats om
u bij ons te installeren’ vanaf maakten.

Wat doet u bij een vierde actie van die
pyromaan? Zegt u: nu moeten de anderen zich maar eens tonen? Vermoedt u: het
komt wel goed, net als bij die vorige branden, ik hoef er niet van wakker te
liggen? Doet u: alsof u het niet gezien of gehoord heeft, want die brandweerlui
staan hier toch over tien minuten? Redeneert u misschien wel: het zijn moslims,
je weet nooit dat die de boel hier straks gaan overnemen? Of spurt u opnieuw
naar buiten zoals die vorige keren omdat die mensen wel eens hulp zouden kunnen
gebruiken en houdt u er verder geen rekening mee of de andere buurtbewoners
behulpzaam zijn? Biedt u hen onderdak aan, al vindt u het nogal vreemd dat ze
elke dag op hetzelfde tijdstip een matje bovenhalen om te bidden?

***

Vervang gerust brand door ‘oorlog’, mensen die
in een brandend huis wonen door ‘vluchtelingen’, buren die niet behulpzaam zijn
door ‘Tsjechië’ en ‘Hongarije’, en oordeel zelf naar eer en geweten wat u zou
doen.