Waarom we altijd het onverklaarbare proberen
te verklaren, daar heb ik geen verklaring voor. Het zit in ons. We willen weten
(dat is goed), we willen begrijpen (dat is goed), we willen verklaren (dat is
goed, maar lukt ons zelden echt).

Als op twee weken tijd twee jonge voetballers,
de ene 24, de andere 23, sterven na een hartstilstand tijdens het beoefenen van
hun favoriete sport zet dat ons voor het blok. We begrijpen het niet, we willen
het verklaren. Zijn ze wel voldoende gescreend geweest (ja, zo blijkt)? Waren
er geen voortekenen (nee, zo blijkt)? Hadden we dit kunnen voorkomen (nee, zo
lijkt het)?

Gregory Mertens en Tim Nicot waren energieke, ogenschijnlijk gezonde jongens die zich elke training en elke
wedstrijd uitleefden op een voetbalveld, die groene rechthoek waarin ze zich zo
thuis voelden. Mertens deed dat in de eerste klasse, bij Sporting Lokeren en
voordien bij Cercle Brugge, Nicot in de vierde klasse, bij KFCO Beerschot
Wilrijk. Maar hun fatale hartstilstand kregen ze op een ogenblik dat er
nauwelijks stress kan geweest zijn: Mertens tijdens een eindeseizoenswedstrijd
van de beloften, Nicot op een vriendschappelijk toernooi.

Een goede vriend van me werd een jaar of
twaalf geleden getroffen door een hartstilstand op een Oostenrijkse berg.
Vooraan in de veertig, te veel kilo’s meesleurend, gulzig levend, iemand van
wie je misschien wel kon verwachten dat zijn arme hart het op een bepaald
moment zou laten afweten. Wat ook gebeurde. Hij dankt zijn leven aan zijn
ex-vrouw/beste vriendin, een kinesitherapeute die hem de eerste zorgen
toediende, en aan de snelle komst van een hulphelikopter. Als ik de
krantenartikels mag geloven stond het hart van mijn vriend langer stil dan dat
van Gregory Mertens en Tim Nicot.

Drie jaar geleden stuikte Fabrice Muamba (toen
24, nu 27 en ‘voetbalgepensioneerd’) van Bolton Wanderers zonder aanwijsbare
reden ineen op het veld van Tottenham Hotspur. De wedstrijd was live op
televisie te zien, iedereen zag onmiddellijk de ernst van de situatie in, de
commentator kon alleen maar af en toe een bang woord van hoop prevelen. 78
minuten (één uur en achttien minuten!) stond het hart van Muamba stil. Hij
overleefde het, net als mijn vriend. Een medisch wonder, zo leek het wel.

Anderen hadden minder geluk: de Kameroense international
Marc-Vivien Foé (28), bijvoorbeeld, die overleed tijdens een wedstrijd op de
Confederations Cup van 2003. Of Miklós Fehér (24), de Hongaarse spits van
Benfica Lissabon, die op 25 januari 2004 plots ineen zeeg, seconden nadat hij
de scheidsrechter had uitgelachen omdat die hem een gele kaart gaf. Ik zie
Filip Joos nog lijkbleek uit de montagekamer komen. Hij moest van die beelden
een journaalitem maken. Het was het meest aangeklikte fragment op deredactie.be
van die week. Ramptoerisme is van alle tijden. Nog recenter: Antonio Puerta (22)
van Sevilla, die eind augustus 2007 bezweek. En er zijn er nog. Stuk voor stuk
twintigers, nauwelijks in de fleur van hun leven, de toekomst voor zich,
dachten ze, gingen ze achteloos van uit.

We hebben er archiefbeelden van, ze blijven op
ons netvlies gebrand, maar ze helpen ons geen zier vooruit in onze eeuwige
zoektocht naar een verklaring. Talrijker nog zijn de anonieme sporters die
ergens in een vergeten boerengat een namiddagje sporten niet overleefden.
Zonder defibrillator of arts in de buurt hadden ze helemaal geen schijn van een
kans.

Naar het schijnt worden de gespecialiseerde
ziekenhuizen nu overstelpt met telefoontjes van ongeruste ouders, die zich
afvragen of het ook hun zoon of dochter kan overkomen. Het antwoord is ja,
helaas. Zelfs al ben je een week voordien nog gescreend en bleek er toen niets
aan de hand. Zelfs al leef je als een monnik. Zelfs al ben je een rustig en
bezadigd type. Er is geen reden voor paniek, wel voor waakzaamheid, maar dat is
er altijd. Intensief sporten blijft voor een gezond lichaam nog altijd beter
dan computerspelletjes spelen of uitgaan. Topsport is ongezond, maar dat geldt
in de eerste plaats voor botten en gewrichten, niet voor het hart.

Ik ben zelf anderhalve week geleden voor het
eerst in negen jaar weer gaan voetballen. Niet voorzichtig, maar op mijn
manier: volle bak. Of tenminste: wat mijn lijf op mijn leeftijd nog toeliet.
Stond ik er vooraf bij stil dat ik, nota bene de dag nadat Gregory Mertens was
overleden, gevaar liep? Eerlijk? Nee. Een spierverrekking of een verstuiking
zag ik mij nog wel oplopen, een paar dagen stijf zijn (het werd uiteindelijk
een dikke week), halfweg moeten stoppen omdat ik bekaf was, dat wel. Als we ons
leven gaan leiden zoals we bij het koken van de perfecte maaltijd exacte
hoeveelheden kruiden afwegen op een apothekersweegschaaltje, heeft het geen zin
meer. Voorzichtig, ja, bang, nee. Het kan ons allemaal overkomen, maar het
blijven gelukkig spijtige uitzonderingen wie het effectief overkomt.

Brute pech, dat is het. Een paar weken geleden
zag ik Tim Nicot, actief als linksback van mijn favoriete club, de linkerflank
op- en afdraven, één-tweetjes opzetten, voorzetten richting penaltypunt mikken.
Het type Onvermoeibare Voetballer, zo eentje met vier longen, zoals het cliché
dan zegt. Vier longen, maar helaas slechts één hart.

Zoals mensen amechtig proberen te verklaren
hoe je Euromillions kunt winnen (aan de hand van wiskundige formules,
statistische analyses, de stand van de maan, je kan het zo gek niet bedenken),
zo proberen we nu te verklaren hoe een gezonde jongeman er van de ene op de
andere dag niet meer is. Van puur geluk naar brute pech, zo ver liggen die nu
ook weer niet uit elkaar. Als we heel eerlijk met onszelf zouden zijn, zouden
we nu toegeven dat er geen verklaring voor is en dat we ons – hoe ongaarne we
dat ook doen – moeten neerleggen bij de droevige feiten.

Tim Nicot heeft gewoon brute pech gehad. Net
als na het overlijden van Gregory Mertens wordt het verdriet nu over de
clubkleuren heen gedeeld: Fans United, in verdriet en medeleven. Op Facebook
veranderden Beerschotsupporters hun profielfoto in een brandende paarse kaars. ‘Kom
op, Tim’ of ‘Vecht als een beer’ was er in veelvoud te lezen. Ontroerend,
hartverwarmend, solidair, maar ook: machteloos. Want dat zijn we, al geven we het niet graag toe.

Rust zacht, Tim.