Geachte heer Netanyahu,

ik had nog gedacht om als aanhef ‘Gehate heer’
te gebruiken, maar dat vond ik al te plat – ook al zou het wat mij betreft welgemeend
geweest zijn.

Terwijl uw troepen dezer dagen onder het mom
van de jacht op gevaarlijke Hamasstrijders in de tunnels van Gaza talloze
burgerslachtoffers maken – met een ratio van ongeveer 4 burgers op 1 militant
van de Palestijnse zaak -, kijkt de wereld de andere kant op, waar op de grens
tussen Rusland en Oekraïne ook een en ander aan de gang schijnt te zijn. Dat
heeft u verduiveld goed gezien, meneer de eerste minister van Israël: een
grondoffensief starten op een moment dat elders de wereld in brand stond. U
bent voorwaar een handig tacticus. (En een opportunist, maar dat spreekt
vanzelf en is niet eens zo vreemd in de wereld van de internationale politiek,
neen, het is eerder een voor- dan een nadeel om zo te zijn.)

“Vrouwen en kinderen eerst!”, kent u
dat concept nog uit de scheepvaart, beste Benjamin? (Mag ik u Benjamin noemen?
Of ‘Benny’ misschien?) Oorspronkelijk betekende het dat vrouwen en kinderen in
geval van problemen aan boord van een schip als eersten in een reddingssloep
moesten geëvacueerd worden. Dat werd algemeen zo aanvaard, alleen de kapitein
van de Costa Concordia had daar een ander idee over. En u. U draait het gewoon
om en laat uw soldaten eerst vrouwen en kinderen liquideren, daarna – als u ze
tenminste vindt in die labyrintachtige tunnels – de zotten van Hamas. “Collateral damage“, zult u het
noemen als uw goede vriend in het Witte Huis u pro forma op het matje roept.

Uw land is een kunstmatige constructie, waarde
leider van een gemeenschap die we om een bizarre reden tot de westerse
invloedssfeer blijven rekenen (uw land mag begot
zelfs teams afvaardigen in de Europese voetbalcompetities!). We moesten iets
doen voor de joden, vond de Britse minister van Buitenlandse Zaken Balfour en
op 2 november 1917 riep hij uit volle borst dat ze een eigen staat verdienden,
alsof we niets anders te doen hadden op Allerzielen van dat oorlogsjaar. Pas na
de Tweede Wereldoorlog – Arthur James Balfour was toen allang dood en begraven
– werd zijn declaratie internationaal opgepikt.

U weet hoe dat gaat, Benny, of u weet dat
misschien helemaal niet, maar de wereld voelde zich verdomd schuldig om die zes
miljoen joden die werden geslachtofferd op het altaar van de ziekelijke
uitbreidingsdrang van een racistische gek met een vreemd accent en een bizar snorretje. En of het er nu zes miljoen waren, of 5.999.999, of 6.000.001, het
gaat niet om een paar enkelingen meer of minder. Wat het joodse volk overkwam
tussen 1933 en 1945 was verschrikkelijk. Daar mag geen discussie over bestaan.
Een schandvlek in de geschiedenis van de mensheid, zoals ook het systematisch
uitmoorden van dissidenten in het China van Mao of de Sovjet-Unie van Stalin
dat waren, maar dat vinden we nu eenmaal minder erg, omdat het om ‘eigen volk
eerst’ ging. Dan zeggen we meestal: doe wel en zie niet om. Of: veeg voor uw
eigen deur.

U was er niet bij in de vernietigingskampen, meneer
de premier. U maakte zelfs de onafhankelijkheidsverklaring van Israël niet mee, want dat
was anderhalf jaar voor uw geboorte. U zat wel op uw zeventiende in het leger tijdens de
Zesdaagse Oorlog van 1967, toen zelfs progressieve westerlingen meer sympathie
leken te hebben voor het door schurkenstaten bestookte, kleine, kwetsbare
Israël dan voor de Arabische kwestie. In 1973 studeerde u aan de gerenommeerde
universiteit van Harvard, lees ik op uw Wikipedia-pagina, op een ogenblik dat
uw buurlanden Israël op een onbewaakt ogenblik aanvielen, op Jom Kippoer dan
nog, de Grote Verzoendag, uw joodse feestdag. Ook dan nog zagen we Israël vooral als
een slachtoffer van Arabische expansiedrang.

Vandaag is onze sympathie voor u opgebruikt, ambitieuze krijgsheer. Die oorlog ligt nu zeventig jaar achter ons. Die zes miljoen doden
blijven weliswaar in onze hoofden spoken, ook al hebben de meesten onder ons
net als u die oorlog niet meegemaakt, maar ze gelden niet meer als excuus om u
eender wat te kunnen veroorloven. Misschien nog wel in hoge diplomatieke
kringen, dat zult u beter weten dan ik, naarstig tikkend in mijn eenzame schrijverskamer, ver weg van
besloten cenakels waar met een hoofdknik en een vingerknip over de toekomst van
de wereld beslist wordt.

U en uw voorgangers hebben de Palestijnen
samengedreven op een veel te klein stuk land. Officieel een half miljoen op 151
vierkante kilometer, officieus meer dan een miljoen. Dat zijn er meer dan
zesduizend per vierkante kilometer. Ingesloten door hoge stenen muren en
prikkeldraad, in het oog gehouden door ontelbare wachtposten waar schietgrage
militairen elke beweging nauwgezet volgen, opgesloten op een lap grond ter grootte van een zakdoek, een zakdoek waar stof en bloed zich mengen.
Dit is geen stad, noch een strook, en al zeker geen land, meneer, dat noemen we
hier een concentratiekamp. En u maakt daar nu – en ik wik mijn woorden – een
uitroeiingskamp van.

Hoe moet ik het anders omschrijven wanneer u
gewone Palestijnen harteloos liquideert? Natuurlijk is er een verschil met de
joden in de kampen onder de nazi’s. Die hadden geen wapens, tenzij dan hun moed
en hun eigenwaarde. Die waren compleet weerloos. De Palestijnen kunnen nog
vluchten, ja. Dat zou u wel willen hé? Waar naartoe? En ja, er zijn die
losgeslagen gekken van Hamas, die denken dat je Goliath kunt blijven pesten
door – bij wijze van spreken – met katapulten te mikken op een buurman die
zware kanonnen in zijn achtertuin heeft staan.

Inderdaad, die mannen van Hamas zijn terroristen,
maar het zijn terroristen die u gekweekt heeft, o Grote Leider van een
moordzuchtig volk dat – afgaande op talloze Facebookaccounts – danst op de
graven van zijn ingemetselde buren. Als een arm volk voortdurend geterroriseerd
wordt door een militaristische natie die zich gesteund weet door de machtigste staat ter wereld
en die weet dat de grote internationale organisaties af en toe wel wat
tegenpruttelen, maar meestal gedwee de andere kant op kijken, dan hoeft het u
niet te verbazen dat er ondergrondse activiteiten ontstaan. In tunnels, jazeker,
waar complotten worden beraamd en dure eden gesmeed. Tegen u, de verdrukker, de
kampbewaker, de agressor. Hoe kunnen de inwoners van Gaza u anders bekijken, man?

Hoe meer u optreedt tegen de Palestijnen, hoe
meer burgerslachtoffers u maakt (mochten ze aan uw kant vallen, dan zouden de
media daar onmiddellijk het adjectief ‘onschuldige’ voor zetten, maar dit
terzijde!), hoe meer ik begin te twijfelen aan het bestaansrecht van Israël.
Als u ook gematigde opiniemakers, waartoe ik mezelf reken, tegen u in het
harnas jaagt, kunt u misschien wel de Palestijnen een paar weken of maanden de
duvel aandoen en massaal toegejuicht worden door uw bloedzuchtige aanhangers,
maar het respect van de rest van de wereld bent u voorgoed kwijt. Wellicht vindt u dat
nu niet eens zo erg, in uw – verontschuldig me voor de goedkope beeldspraak – tunnelvisie
over het winnen van deze strijd. In mijn wereld is respect nochtans zowat het
hoogste goed.

Overmand door gevoelens van walging, groet ik
u allesbehalve hartelijk en hoogachtend,

F