“Angst zaaien kan iedereen. Wie in de komende drie
weken van inhoudelijk debat de hoop gestalte kan geven, kan nog heel wat
onbesliste kiezers bereiken.” Dat schrijft politicoloog Carl Devos in zijn
maandagse column in De Morgen. Devos
poneert dat N-VA er “op een interessante manier” wél in slaagt om
angst aan hoop te verbinden en raadt andere partijen aan dat ze campagne moeten
voeren vanuit hun eigen overtuiging, niet “via waarschuwingen voor de
concurrent”. “Wie het hart wint, wint de verkiezingen”, besluit
de Gentse professor.

Carl Devos is een slimme analist, ik denk ook dat hij
honderd procent gelijk heeft. Verkiezingen draaien veel meer rond emotie dan ratio. Ik betreur dat ten zeerste. Ik zou wel eens een stembusgang willen
meemaken die de hersenen aanspreekt en niet het hart of de buik of de
onderbuik. Kiezen zou moeten gebeuren vanuit een rationele overweging: welke
partij of politicus sluit het best aan bij mijn persoonlijk gedachtengoed (of
omgekeerd: welk gedachtengoed spreekt mij het meest aan?), wie bied mij het
beste perspectief op het realiseren van de in mijn ogen noodzakelijke
maatschappelijke projecten? Niet meer, niet minder.

Verkiezingen draaiden vroeger rond partijtrouw, absolute
loyauteit ten opzichte van een zuil, geloof of economische visie, kuddegeest.
Vandaag is alleen die kuddegeest gebleven: ha, die is populair, dat zal wel ne goeien zijn! Partijtrouw en loyauteit
zijn vervangen door de waan van de dag. Niet dat ik aanhankelijkheid van kraam-
tot sterfbed een goede zaak vind, maar op dit moment valt er geen enkele lijn
meer te trekken op het stemgedrag van de Belg. Versnippering is het resultaat,
lange onderhandelingsrondes het gevolg. Het middenveld wordt vaak overgeslagen,
het lijkt wel kick ’n rush. Er vallen nog wel peilingen op te trekken, maar
geen peil.

Dat het politieke landschap in sneltreinvaart verandert,
hoeft natuurlijk niet slecht te zijn. De samenleving evolueert anders dan
vijfentwintig of vijftig jaar geleden, dus heb je partijen en politici nodig
die durven veranderen, de dingen anders zien, oude waarden en gewoonten in
vraag stellen. Vraag is echter of dit allemaal even beredeneerd gebeurt, of dat
het eerder een mengeling vormt van plat opportunisme, populisme en meegaan met
de grondstroom.

Ik zou zo graag zien dat de kiezer vooruit-denkt (als hij
gaat na-denken, is het te laat, want dan heeft hij zijn stem al uitgebracht!).
Wil hij een samenleving die de nadruk legt op ecologie of op economie? Zijn heden en morgen belangrijker dan de verdere toekomst? (Anders gezegd: denken we
aan onze kinderen of onze achterkleinkinderen?) (Of ook: gaan we voor
onmiddellijke resultaten of kijken we op de middellange termijn?)

Deze verkiezingen zijn eigenlijk een ideaal moment om de
hersenen aan te spreken voor we het stemhokje intrekken. Over drie weken leggen
we de grote lijnen vast voor de komende vijf jaar, zowel federaal als regionaal
en Europees. Dat is niet niks. Dat is zelfs ongezien in de Belgische en Vlaamse
constellatie. Dat zou, in theorie althans, een einde kunnen maken aan het
hapsnap-beleid van de voorbije decennia.

Ik maak deze bedenkingen los van mijn persoonlijke voorkeur
voor partijen, politici of programma’s. Ongemotiveerde kiezers, foertstemmers
en mensen die louter afgaan op charisma en vlotte oneliners, leveren misschien
dan wel gewin op heel korte termijn op, maar ze zijn geen goede zaak voor onze
democratie. Zelfs voor de partijen waarop ze op 25 mei zullen stemmen is dat
niet meer dan een tijdelijke steun. Helaas volstaat dat tegenwoordig voor heel
wat politici. Heel jammer.

Politiek zou om het maken van maatschappelijke keuzes moeten
draaien, niet om het op een apothekersweegschaal afwegen van onderlinge
verschillen in populariteit.