Vijfenveertig prominenten uit de politiek, de sportmedia en
de voetbalwereld willen het Belgisch voetbal redden. Ze publiceerden gisteren
een open brief in verschillende kranten en weekbladen. ‘Het is vijf over
twaalf’, schrijven ze, wat enigszins vreemd klinkt, want dat betekent zoveel
als: het is te laat. Maar misschien hebben ze ook wel gelijk. Het is rijkelijk
laat om het slabakkende Belgische clubvoetbal – in tijden dat we dwepen met de
almachtige Rode Duivels – uit het slop te halen.

Bedenking vooraf: het is heel positief dat al die BV’s
(Bekende Voetballiefhebbers) zich eendrachtig achter dit initiatief hebben
geschaard, van Ivo Belet, Jean-Luc Dehaene en Yves Leterme over François Colin,
Peter Vandenbempt en Stef Wijnants tot Aimé Anthuenis, Marc Degryse en Franky
Van der Elst. Wellicht zou ik die brief ook ondertekend hebben, mocht iemand de
euvele moed hebben gehad om die onder mijn neus te duwen.

Op het eerste gezicht staan er veel zinnige en
tegelijkertijd ook bijzonder logische bedenkingen in de tekst:

– er zijn structurele maatregelen nodig;

– de overheid moet blijven interveniëren in het voetbal,
maar tegenover die steun moeten strengere licentievoorwaarden staan;

– de UEFA-regels over Financial Fair Play moeten ook hier
worden doorgevoerd (om te vermijden dat rijke buitenlandse eigenaren de boel
overnemen);

– supporters moeten nauwer bij het beleid van de clubs
worden betrokken (ook al wordt toegegeven dat de Duitse 51 procent-regel hier
niet realistisch is op korte termijn);

– er moet een opleidingsvergoeding komen voor jeugdige
talenten;

– de overheid moet clubs steunen bij de bouw van nieuwe
stadions;

– structuren, reglementen en tuchtprocedures van de
voetbalbond moeten worden gemoderniseerd (meer gebruik maken van tv-beelden, bijvoorbeeld);

– er moet een striktere scheiding komen tussen prof- en
amateurvoetbal;

– er wordt gepleit voor een task force Voetbal met leidende
politici die, ik citeer, ‘regelmatig de koppen bijeen zouden steken’.

Bij dat laatste begin ik te huiveren. Er wordt al jàren
gepraat over hervormingen binnen het Belgisch voetbal. Zelfs dokter D’Hooghe
had het er in zijn rommelige voorzitterstijd al over. De G5 (Anderlecht, Club
Brugge, Standard, RC Genk, AA Gent) wil al even lang een kleinere competitie
met meer topwedstrijden en meer inkomsten uit ticketverkoop en uitzendrechten.
Misschien dat clubs die het de jongste jaren structureel goed deden zoals
Lokeren en Zulte Waregem dat intussen ook wel willen. Maar een competitie met minder
clubs (zelf pleit ik al een tijdje voor tien clubs) heeft de goedkeuring nodig
van àlle clubs en meer dan de helft daarvan is bevreesd om uit de boot te
vallen. Dus dan maar niet…

Een task force, zeg maar: werkgroep, kan heel nuttig zijn om
een toekomstig probleem aan te pakken. Maar het probleem van het Belgisch
clubvoetbal is niet ’toekomstig’ maar al sinds het Bosman-arrest van eind 1995
brandend actueel en, naar ik vrees, zelfs al een beetje achterhaald. Als er nog
iets te redden valt, dan moet dat uitermate snel gebeuren.

Het Belgisch voetbal heeft meer nood aan een paar verlichte
dictators (en die mogen zowel uit het voetbal zelf als uit de media en de
politiek komen) die carte blanche krijgen om hervormingen uit te werken en
vervolgens op te dringen. En dan spreek ik over maanden en niet over jaren,
zoals dat meestal gaat met werkgroepen. Dan denk ik: mik op het seizoen 2015/2016, niet op iets in een verre, vage toekomst.

De Belgische profclubs hebben er zelf voor gekozen om de
Jupiler Pro League te laten degraderen tot de tweede afdeling van Europa, waar
ze jaloers opkijken naar de Big 5, maar ook naar Portugal, Rusland, Nederland, Turkije, Oekraïne, Griekenland en
Zwitserland. Kan je dat nog recht trekken met een open brief, veel goede bedoelingen
en deskundige lieden die er zich helemaal achter zetten? Hoop doet leven, maar als het
echt vijf over twaalf is, kan je niet eens meer zeggen dat de tijd dringt. De
wekker is al een tijdje geleden afgelopen, maar altijd opnieuw is er in de
voetbalwereld iemand die op ‘snooze’ drukt.