Eén minuut, aka 60 seconden, da’s echt niet lang, hoor. Ik
mocht het vanochtend vaststellen toen ik in Hautekiet
op Radio 1 mijn mening ventileerde over de, in mijn ogen, overdreven hype rond
de Belgische film The Broken Circle
Breakdown
. Voor wie de voorbije weken op Mars vertoefde: die is genomineerd
voor een Oscar als Beste Buitenlandse Film.

Soms is een mens impulsief, dus reageerde ik maandag op een
tweet van de immer gevatte @peet_vader die vond dat dat hele Broken Circle-gedoe hem de strot
uitkwam. Ik antwoordde: ‘Het wordt inderdaad tijd dat de cirkel rond is.’ En
kijk, zo beland je dan in een fijn radioprogramma. Gelukkig contacteerde de
redactrice mij een dag vooraf, zodat ik – o schaamte – toch nog snel de film
kon bekijken. Iets wat me niet gelukt was bij de eerste en tweede release in de zalen.

Natuurlijk is dat anders thuis op de bank dan in de
bioscoop, al was het maar omdat er te veel afleiding is in de huiskamer en
zelfs een behoorlijk groot tv-scherm niet opgewassen is tegen de impact van zo’n
bioscoopscherm, of omdat je in een cinemazaal in perfect duistere
omstandigheden zit, maar ik was hoegenaamd niet zwaar onder de indruk. Aardige film, met
hele mooie, diep ontroerende momenten, dat wel, maar als Johan Heldenbergh voor
de duusdste keer met een zwaar Gents
accent ‘Mah, meiske’ tegen Elise/Alabama/Veerle Baetens zegt, werkte dat bij mij
eerder op de lachspieren, dan dat het emotie veroorzaakte.

Naar het schijnt heb je tegenwoordig zo’n hype nodig om een
kans te maken in de Oscarrace. Amerikanen houden van hypes. Ginds is dat
normaal. Wij zijn veel nuchterder. Als iemand te hoog en te lang boven het
maaiveld uitkomt, gaan we hakken. Dan gebruiken we lieve woordjes als
‘aandachtshoer’. Dan worden we misschien wel een beetje jaloers. Dan verwijzen
we gretig naar de gevleugelde woorden van een Brusselse politicus/saucissenmaker van weleer: ‘Trop is te
veel!’.

Een paar jaar geleden was er al veel aandacht voor de
Oscarnominatie van Rundskop, maar
toch niet in dezelfde mate als nu. Toen eenentwintig jaar geleden Daens een nominatie in de wacht sleepte,
liepen er hooguit een drietal verloren gelopen reporters in het zog van de
filmploeg, maar Stijn Coninx en Jan Decleir werden niet tot in het oneindige
opgevoerd. Kon ook niet, er waren nog geen nieuwssites of sociale media,
columns waren een zeldzaamheid, net als talkshows op televisie. De aandacht
bleef beperkt tot een verslagje in het tv-journaal, een interview op de radio
en een portret in die ene krant die voldoende budget had om een verslaggever
mee naar Hollywood te sturen.

Vandaag heeft elk blokje van de tandbeugel van Veerle
Baetens een eigen column in een krant of weekblad. Elk haar van de imposante
baard van Johan Heldenbergh is al uitgenodigd in één of andere talkshow. En we
zijn nog altijd ruim tweeëneenhalve week vóór de Oscarnacht. Het ‘hoogtepunt’
moet dus nog komen, de hype zal alleen maar versterkt worden.

Dat neemt niet weg dat ik vierkant achter de cirkel sta om
straks dat gouden beeldje mee naar België te nemen. Zo chauvinistisch ben ik
dan ook weer wel. Maar alleen op 2 maart, nu nog even niet. Anders riskeer ik
een breakdown.