‘Alleen onder de zes
maanden hebben mensen gelijk,’
schreef de Nederlandse cursiefjesschrijver
Simon Carmiggelt ooit. Gisteren vierden we de honderdste geboortedag van de
prettig lezende auteur van talloze Kronkels.
Zelf mocht hij het niet meer meemaken, want hij overleed in 1987.

Exact een dag na de geboorte van Carmiggelt kwam Petronella
Maria Boonen ter wereld. Ze wist het toen nog niet, maar vijfenveertigeneenhalf
jaar later zou ze mijn grootmoeder worden. Want zo gaat dat: grootmoeder ben je
niet, je wordt het op een bepaald ogenblik.

Honderd wordt ze vandaag. Meestal wordt daar het cliché
‘gezegende leeftijd’ aan vastgeklonken, maar als niet-gelovige vraag ik me dan
af wat dat ‘gezegend’ precies betekent. We zullen het houden bij een bescheiden
feestje, omdat veel tralala niet past bij haar. Geen pump and circumstance, maar een glas bubbels, een stuk taart en wat
babbelen in familiale kring. Ach, het Sportpaleis was toch niet vrij, omdat
daar alles wordt opgesteld voor het Fleetwood Mac-concert van morgenavond, dus
organiseren we ’t maar op haar kamer.

‘Als ik de
onderwerpen waarvan ik verstand heb, tel op de vingers van een hand, hou ik nog
een stuk of drie vingers over’ (Carmiggelt)

8 oktober 1913. Letterlijk: een eeuwigheid. In de maanden
nadien zagen ook Albert Camus, Benjamin Britten, Yvonne Verbeeck en Willy
Brandt het levenslicht. Zij zijn er nu niet meer. Mijn grootmoeder wel. De boma, zoals we in Antwerpen zeggen.
Tegenwoordig hoor je kleinkinderen hun grootouders boma, bompa, opoe, omoe,
bobon, meter, peter, moemoe, vava en nog van dat fraais noemen. Veel variatie,
om duidelijkheid het onderscheid te kunnen maken tussen de twee paren
grootouders. Bij ons was dat de boma en
den bompa van Merksem en de boma en
den bompa van Linkeroever. Dat ging zo vroeger. We hadden nog geen gsm’s, geen
Facebook, geen Twitter, geen internet, geen Grand Theft Auto V en we dachten niet te lang na over namen en bijnamen. En
och, dat ging ook, hoor. We wisten heus wel over wie we het hadden.

‘Oude mensen hebben,
door de eeuwen heen, altijd beweerd dat het vroeger beter was, maar
tegenwoordig wordt hun leven gecompliceerd door de omstandigheid dat ze daarin
gelijk hebben’ (Carmiggelt)

Geboren in Stevensvennen, een gehucht bij Lommel, bracht de
liefde haar uiteindelijk naar het toen nog verre Antwerpen, al gingen daar enige omzwervingen aan vooraf. Vanaf begin jaren zestig werd de Blancefloerlaan nummer 20 bus vijf op Linkeroever
het definitieve adres. Dat dachten we tenminste. Ook na de dood van bompa in
1995 bleef boma dapper in haar eentje op het appartement wonen, de jongste tien
jaar wel with a little help from externe
verzorgers.

Pas drie maanden geleden, op de leeftijd van 99 jaar en 9 maanden, besliste ze
dat een rusthuis toch wellicht de beste optie zou zijn. Oude bomen verplant je
niet, klinkt het gezegde, dus keek de familie wel met angstige gedachten naar
die verhuis uit, maar dat valt veel beter mee dan verwacht.

‘De werkelijkheid kan
je niet opschrijven. Die is zo verbijsterend dat niemand het zou geloven’
(Carmiggelt)

Twee wereldoorlogen, de eerste als jong kind nog onbewust,
de tweede zeer bewust, met dan nog een dochter die in 1942 geboren werd,
bescherming die je moet voorzien voor je gezin: dat kruipt niet in je kouwe
kleren. Misschien is dat wel de verklaring waarom oude mensen van toen er een
pak ouder uitzagen dan oude mensen nu. Ze hebben er meer voor moeten doen, denk ik.

Angst en ontbering waren reëel, niet één of andere vage
waarschuwing voor terroristische aanslagen na 9/11 of verre oorlogen in landen
waar we geen psychologische band mee hebben. Het moet vreselijk zijn om elke
dag opnieuw de opdracht te hebben om je dierbaren te beschermen, in volstrekte
onzekerheid over de toekomst te leven en ondertussen je huishoudelijke taken te
doen. In moeilijke momenten wordt Verantwoordelijkheid met hoofdletter V
geschreven.

‘Eigenlijk kijken
oude mensen liever uit op een straat waar wat gebeurt, dan op groen dat een
rust geeft die ze niet nodig hebben’ (Carmiggelt)

Een mensenleven, dat is niet één en al treurnis, maar we
krijgen toch allemaal ons deel van de miserie. Hoe ouder je wordt, hoe meer
droefenis je hebt meegemaakt, mag je veiligheidshalve stellen. Ook boma. Een
dochter begraven, een man, een kleinzoon, een schoondochter, broers en zussen,
vrienden, kennissen. Alles overleefd, zelfs het diepste verdriet.

Ze klaagt nu wel dat ze wat vergeetachtig wordt. (Ik heb dat
al tien jaar en ik ben bijna de helft jonger!) En dat ze af en toe wat hardhorig
is. En niet meer zo vlot te been. Maar dan heeft ze het met de nodige ironie
over de ‘oude mensen’ in de kamers rondom haar, allemaal ‘snotneuzen’ van
tachtig en negentig en weet je: relativeren is een mooie deugd. Ook als je honderd bent. Vooral als je honderd bent.

‘Leven is niet veel
anders dan babbelen, verjaardag wensen en met een glimlach aan iets anders
denken’ (Carmiggelt)

Honderd. 100. Het komt in de beste families voor, maar dan
ook alleen maar in de beste. Proost, boma, en ook: lang zal ze leven!