Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

The Man in Black

Muziek Posted on do, september 12, 2013 19:44:34

‘Johnny Cash is a righteous dude,’ lees ik op de binnenhoes van God, een compilatie-cd van Johnny
Cash uit 2000, waarop zijn voornaamste religieuze songs staan. De uitspraak
is afkomstig van Bono, die zichzelf ongetwijfeld ‘a righteous dude’ vindt, maar klopt de
stelling wel helemaal? Is Johnny Cash ‘een rechtschapen kerel’?

Uit zijn bewogen leven kan je dat moeilijk afleiden.
Verslaafd aan amfetamines, die hij zelf over de grens met Mexico smokkelde, wat hem een
paar keer met justitie in aanraking bracht, maar hem alleen een voorwaardelijke
straf opleverde. Verslaafd aan de fles. Daarna verslaafd aan God. Ging op
visite bij alle Amerikaanse presidenten van Richard Nixon tot George W. Bush.
Erg rechtlijnig klinkt het allemaal niet. In 1963 ontmoette hij June Carter die
zijn muze en zijn vrouw zou worden tot aan zijn dood in 2003. Dat heet dan weer
trouw en loyaal, zoals hij ook trouw bleef aan zijn zwarte outfit (’the man in
black’) en loyaal aan zijn land, al vergat hij in zijn patriottisme niet, in
tegenstelling tot veel van zijn landgenoten, om ook de indianen te respecteren.

Ach, kan het mij wat schelen wie Johnny Cash in werkelijkheid was.
Het is zijn muziek die overleeft. Die diepe baritonstem, die bijzondere
frasering, meer parlando dan zingen, die sobere gitaarondersteuning, die de
songs begeleidt maar nooit verstoort, die volstrekt unieke manier om verhalen
te vertellen binnen het cocon van drie minuten. Cash was een meester-verteller.
En hij was ook een meester-interpretator, die songs van anderen naar zijn hand
zette alsof het de zijne waren. Zelfs zogeheten ‘perfecte’, ‘definitieve’ nummers
als One (U2), Hurt (Nine Inch Nails) of The
Mercy Seat
(Nick Cave) werden in de versie van Cash nóg beter, nóg
beklijvender, nóg dramatischer.

Johnny Cash is voor mij één van de allergrootsten, al bleef
ik zelf veel te lang hangen bij het prettig gestoorde A Boy Named Sue, een lied over een man die wordt gepest omdat zijn
dronken vader hem een meisjesnaam gaf bij de geboorte, en San Quentin, een live-nummer dat hem veel applaus opleverde van de gedetineerden,
en waar de zinssnede ‘San Quentin, I hate every inch of you!’ niet alleen in de
gevangenis luidkeels werd meegebruld.

Als countryrock-zanger was Johnny Cash belangrijk, zijn
gospelsongs zijn prachtig, live waren hij en zijn groep een wervelstorm, maar
het was pas in 1993, toen hij in contact kwam met de eigenzinnige producer Rick
Rubin van het American Records-label, dat hij een jong en hip publiek begon aan
te spreken. Rubin, de hiphopproducer die altijd was uitgegaan van stampende
beats en agressieve teksten, koos nu voor een verrassende ‘Less is more’-aanpak
en stripte de coversongs die Cash had uitgekozen van alle overbodige ballast. Tot
er een naakt geraamte overbleef: stem, frasering, tekst, gitaar. Beluister de
eerste drie van in totaal zes American
Recordings
-cd’s en je hoort fabelachtig mooie muziek. Het begint op die
eerste cd al met Delia’s Gone, The Beast In Me en Why Me Lord, sowieso al dramatische songs die uit de mond van Cash
nog zoveel pakkender klinken.

Op de derde American
Recordings
, voor mij dé cd van het jaar 2000, staan songs die in je ziel
kerven: Solitary Man, One, I
See A Darkness
, The Mercy Seat en
Would You Lay With Me (In A Field Of
Stone)
behoren tot het allermooiste, maar ook het allerpijnlijkste wat ik
ooit heb gehoord. Vier en vijf in de reeks klinken iets te veel als doorslagjes
en je voelt ook dat Cash ouder wordt en ziek is (diabetes), en ook de formule
vertoont enige sleet. Al wil ik zelfs die cd’s voor geen ter wereld ruilen en
zijn Hurt, Personal Jesus (eat your heart out, Depeche Mode!) en Streets of Laredo ultieme versies van
uitstekende songs.

De zesde American
Recordings
werd pas in 2010 uitgegeven, ruim zes jaar na zijn dood, en je
hoort dat alle songs kort voor zijn overlijden werden opgenomen. Dat maakt ze
pakkender, delicater, pijnlijker; als luisteraar voel je je een voyeur. Je
kijkt binnen in de ziel van een stervende man die zijn kwetsbaarheid toont en
niet lafhartig wegvlucht van de harde werkelijkheid. Al eindigt die cd nog wel met
het bijna grappige Hawaiiaanse nummer Aloha
Oe
, alsof Cash nog even wil meegeven dat het allemaal zo erg niet is. Ik
hoorde daarstraks Johan Heldenbergh in De
Ochtend
zeggen dat hij Johnny Cash niet echt mist en dat kan ik grotendeels
volgen. De muzikale cirkel was rond, hij had alles gezegd en gezongen, er
hoefde geen noot meer aan toegevoegd te worden, dat is wat je hoort op American Recordings VI.

Die box met alle 63 cd’s, daar wil ik voor sparen. Wie wil
kennismaken met zijn zowel kwantitatief als kwalitatief indrukwekkende œuvre
kan zich tegoed doen aan de trilogie Love
/ God
/ Murder die drie facetten van
Cash biedt: de liefhebbende, de godvrezende en de donkere. De man die intens
kon houden van iemand (I Walk The Line,
Ring of Fire, The One Rose (That’s Left In My Heart)), de man die zich onderwierp aan die ene God (Why Me Lord, Swing Low, Sweet Chariot, Oh, Bury Me Not) en de man die zich
aangetrokken voelde tot de zelfkant van de samenleving (Folsom Prison Blues, The Long
Black Veil
, Highway Patrolman).

Wie Cash al goed kent en apprecieert, moet zeker ook eens op
zoek gaan naar de hommage-box Unearthed:
vier cd’s en een mooi begeleidend boekje. En natuurlijk zijn er die twee
live-opnamen in de gevangenissen van San
Quentin
en Folsom.

Johnny Cash is een Hele Grote uit de muziekgeschiedenis. Wie
het daar niet mee eens is, moet maar naar One
Direction, Justin Bieber
of andere derderangs- en zevendeknoopsgatartiesten
luisteren. Néh!

‘And the mercy seat is waiting / And I think my head is
burning / And in a way I’m yearning / To be done with all this measuring of
truth / An eye for an eye / And a truth for a truth / And anyway I told the
truth / But I’m afraid I told a lie’. Het had uit zijn pen kunnen gevloeid
zijn, maar werd geschreven door een andere ‘man in black’.



War on drugs

Samenleving Posted on do, september 12, 2013 07:24:09

Ik beeld me in dat in menig politiek hoofdkwartier een
voodoopop staat, waar gefrustreerde politici en hun medewerkers geregeld een
speld prikken, in de hoop dat die vele kilometers verderop een pijnstoot geven
aan de burgemeester van de grootste stad van Vlaanderen, tevens
partijvoorzitter. Spelden prikken in een pop die Bart De Wever moet
personifiëren is makkelijker dan een speld krijgen tussen de law and order-logica die de N-VA’er
hanteert. De Wever heeft de gave om zijn gesprekspartners – of dat nu collega-politici
of journalisten te zijn – op een kordate en in gradaties van cynisme variërende
wijze toe te snauwen hoe de wereld in elkaar zit en meestal volgt er geen
zinnig weerwoord.

Sjampettervisie

Gelukkig zijn er nog erudiete geesten als ‘justitiewatcher’
Jan Nolf om te wijzen op contradicties en juridische fouten in de visie van de
burgemeester-voorzitter, zoals Nolf maandag deed in een opiniestuk met de
veelzeggende titel ‘Antwerpen werpt zich op als eigenzinnige stadstaat buiten
België’ op Knack.be. Nolf is het met De Wever eens dat er een krachtdadig
anti-drugbeleid moet worden gevoerd, maar dan wel coherent, federaal gestuurd
en niet louter politioneel, omdat dat getuigt van een ‘sjampettervisie uit het
museum van de criminologie’.

Ach, laten we er geen doekjes om winden. Die
‘sjampetter-‘aanpak is net wat een groot deel van de N-VA-aanhang wil en, nóg
belangrijker, het is vooral ook wat de kiezers uit het electorale wingewest van
de N-VA (gematigde Vlaams Belangers, donkerblauwe Open VLD’ers) graag zullen
horen. Woorden en slogans als nultolerantie, repressie, ‘Harde aanpak’ en ‘War
on drugs’ klinken nu eenmaal goed in die kringen.

Het is een maatschappelijke visie waarbij de aanpak van de
oorzaken van een probleem ondergeschikt wordt gemaakt aan het scoren van
kortetermijnpunten bij de bevolking. Liever die ene geïsoleerde wietbezitter
een GAS-boete van 75 euro opleggen, dan de georganiseerde drugsmaffia
aanpakken. Dat is makkelijk zat, het levert een fijn artikeltje op in de gazetten
en de rechtse burger leest dat graag.

De Wever had het maandagavond in Terzake over de omvang van de drugsproblematiek door te verwijzen
naar de vangst van 8 ton cocaïne vorig jaar in de Antwerpse haven, nota bene
twee dagen vóór de gemeenteraadsverkiezingen die zo glansrijk afliepen voor de
N-VA. Alsof die cocaïne alleen zijn stad aanbelangde, zo praatte De Wever
erover. Mocht de cocaïne die via de Antwerpse haven ons land bereikt enkel
bestemd zijn voor Antwerpenaren, dan zouden er in ’t stad heel wat verslaafden rondlopen met de brede neus van een
reuzenpanda en zou bij vergaderingen op ’t Schoon Verdiep de stoom uit de oren
van de deelnemers komen. Quod non.

Het is dus een Bélgisch probleem, waarbij Antwerpen alleen
maar te pas komt omdat het nu eenmaal een grote haven heeft, waar veel mogelijk
is voor trafikanten van illegale producten. Het is een probleem dat niet louter
politioneel moet gezien worden, maar ook juridisch een sluitende aanpak
verdient. En het is, tenslotte, zeker niet alleen een kwestie om in Antwerpen
op jacht te gaan naar de jointrokende jongeling. Dat is scoren voor open doel,
al té makkelijk. Mààr, en dat klopt wel: er ís een probleem met drugs.

War on drugs

De term ‘War on Drugs’ werd in 1971 bedacht door de
Amerikaanse president Richard Nixon die een reëel probleem – vele verslaafde
Amerikanen – op een stoere manier wilde aanpakken, zoals men dat in het wilde
westen placht te doen. Nixon en alle presidenten na hem beten hun tanden erop
stuk. Nixon zelf haalde zijn inspiratie bij de Prohibition Act uit 1918. Daarin
werd een verbod ingesteld op de verkoop van dranken met een alcoholpercentage
van meer dan 2,75%. Het gevolg is bekend: alcohol ging ondergronds, werd een
belangrijke business en zorgde ervoor dat illegale organisaties als de maffia vrolijk
hun gang konden gaan. De overheid stond erbij, keek ernaar en pruttelde af en
toe wat in de marge. Officieel was er geen alcoholisme in die dagen, da’s zeer
juist. Alles gebeurde verdoken. Zo heeft de overheid het graag: als het
probleem niet zichtbaar is, is het er niet. Klaar.

Wat de ‘drooglegging’ in Amerika ons leerde, is dat
verbieden niet werkt. Criminelen vinden altijd uitwegen, waarbij ze nóg grover
te werk gaan dan voordien en nóg meer winsten genereren, zwart geld dat ze via
allerlei connecties wit weten te wassen. Hetzelfde gebeurt met drugs. Dank zij
de illegaliteit tiert de drugshandel overal ter wereld welig. De menselijke
zucht naar roes is groot. Even ontsnappen aan de dagelijkse sleur en de harde
realiteit mag iets kosten. Het mag zelfs best een beetje spannend worden, dus
gaan brave burgers in portieken, parken, kraakpanden of derdehandsauto’s hun
roesmiddelen kopen bij groezelige figuren uit de onderwereld. Figuren die je
liefst zelfs niet bij daglicht wil ontmoeten.

Drugsbaronnen leven in paleizen, terwijl drugsverslaafden
door de groot kruipen. Drugsbaronnen weten zich beschermd door hooggeplaatste
contactpersonen in politiek en zakenwereld, terwijl drugsverslaafden helemaal
alleen staan met hun miserie. Er is dus wel degelijk een drugprobleem en
wellicht is dat in Antwerpen groter dan in andere centrumsteden, maar het is
niet uniek en het is zeker niet interessant om het apart aan te pakken (behalve
dan electoraal, zoals reeds gezegd).

Stepping stone

De verboden vrucht blijft ons lokken. Misschien is het dan
maar beter om die hele drughandel uit de illegaliteit te halen? Ik bedoel niet
dat de overheid nu maar zelf coffeeshops moet gaan openen, maar door de verkoop
van drugs gecontroleerd te legaliseren zou ze wel overzicht krijgen en
makkelijker kunnen ingrijpen, zoals ze ook de overconsumptie van medicijnen aan
de kaak kan stellen en maatregelen nemen (als ze daar tenminste de moed voor
zou hebben).

En er blijft een immens verschil tussen een occasionele
jointroker en een heroïneverslaafde. Je mag die echt niet op dezelfde lijn
plaatsen. En het is ook al te makkelijk om bij elke pluim rook die opstijgt uit
een joint te verwijzen naar de stepping
stone
-theorie, die stelt dat alles begint bij die ene joint en eindigt met
een overdosis heroïne. Niet dat dat denkbeeldig is: mensen raken veel te
makkelijk verslaafd, dat is zo. De fervente casinobezoeker is ook begonnen met
tien euro en verspilt na een tijdje geld dat hij in geen honderd jaar zelf kan
verdienen. Dat gebeurt. Maar zoals niet iedereen die wel eens een casino
binnenloopt een fortuin verspeelt, zo zal niet iedereen die voor de
gezelligheid of om tot rust te komen blowt, enkele maanden later compleet
uitgeteld en zwemmend in zijn eigen kots in een kraakpand op de vloer liggen.

Wie de neiging heeft tot verslaven, vindt heus wel een spel
of genotmiddel dat bij hem past. Geen overheid zal hem kunnen tegenhouden. Maar
als hij in een illegaal circuit onderduikt, heb je er helemaal geen vat op en
kan je hem ook niet helpen. Want dat is wat verslaafden in de eerste plaats zijn:
hulpbehoevend. Ze verdienen mededogen, gespecialiseerde hulp en heel af en toe
misschien wel een draai om de oren, maar geen GAS-boetes.

De stepping stone-theorie
is een schrikbeeld dat niet werkt. En net omdat het te pas en te onpas
gehanteerd wordt, negeren we het, terwijl er wel degelijk verslaafden zijn die
onze hulp waard zijn. We zagen er gisteren nog enkele in die Terzake-reportages in beeld huppelen.
Marginalen, noemen we ze gemakshalve. Sukkels die aan de zelfkant van de
samenleving vertoeven. Door hen bij elke drugscontrole 75 euro af te troggelen,
lossen we hun probleem niet op. Alleen dat van de stadskas. En dat van de dure
verkiezingscampagne, want niets scoort in sommige kringen makkelijker dan wat stoere
taal en spierballengerol.

Sigaretten &
alcohol

De Wever opende zelf een interessante nevendiscussie, die
nog veel relevanter is dan de war on
drugs
: sigaretten en alcohol vormen ook een gigantisch probleem. De
Antwerpse burgemeester noemde het niet direct een drugprobleem, maar hij
ontkende niet dat er vooralsnog meer stadsgenoten van hem sterven aan de
gevolgen van overdadig roken of drinken.

Alleen is er niemand, ook De Wever niet, die die twee
roesmiddelen strenger wil benaderen, omdat je dan in het hart snijdt van het
kiespubliek van élke partij in dit land én van de middenstand. Een partij die
dat zou aandurven verdient applaus, maar het zal ongeveer het laatste zijn wat
de partij zal oogsten. De electorale gevolgen zullen catastrofaal zijn. Om naast
de illegale drugs, de handel in legale drugs aan banden te leggen (niet
verbieden, maar duidelijke, strikte en afdwingbare grenzen afbakenen, en dan
zeker wat alcohol betreft, omdat er tegen het roken wel al concrete maatregelen
genomen werden), heb je een brede consensus nodig onder àlle partijen –
coalitie én oppositie – en dat zie ik niet gebeuren, zeker niet in de huidige,
allesbehalve amicale sfeer, waarin niemand een ander iets gunt.

‘De middenstand regeert het land beter dan ooit tevoren,’
zong Luc De Vos van Gorky. Zijn Mia
had het licht gezien. Helaas geldt dat niet voor onze politici die in de hele
problematiek van legale en illegale drugs om de hete brij blijven dansen. De
middenstand klaagt steen en been, maar heerst. Vooral in de kleinere gemeenten.

Ik geef u een voorbeeld dat ik zelf heb meegemaakt. Vijftien
jaar geleden werd er op de parking naast het huurhuis dat we betrokken in een
rustige gemeente in het Pajottenland plots een frituurbarak neergepoot. Zonder
overleg, zonder waarschuwen, zonder vergunningen. De overlast was er vanaf de
eerste dag. Restanten van curryworsten in de brievenbus, een zatlap die tegen
de muur stond te pissen, één keer zelfs een dode muis in een envelop (die we
prompt hebben doorgestuurd naar het privéadres van de burgemeester!). Erover
praten met de frituuruitbater leverde een hap en een snauw op. Erover praten
met de burgemeester, lokaal kopstuk van een partij die in plattelandsgemeenten toen
nog volop absolute meerderheden haalde, zorgde alleen voor de oneliner ‘Ik
begrijp uw probleem en ge hebt zelfs gelijk, maar we moeten de kleine
middenstander ook iets gunnen’. Erover schrijven naar de nationale voorzitter
van die partij resulteerde in het antwoord dat we dit best met de burgemeester
konden oplossen.

Als de lokale overheid zelf al niet meer in staat is of wil
zijn om wetten, reglementen en zelfgemaakte afspraken na te leven, waarom zou
de burger dat dan doen? Die burgemeester koos er toen voor om te proberen voor
iedereen goed te doen, wat geen goed idee is in de politiek. Burgemeester De
Wever kiest ervoor om via een papieren harde aanpak goed te doen voor zijn
partij, door bestaande kiezers te paaien en potentiële te kiezers te
overtuigen. Maar het zal geen enkele Antwerpse junkie beletten om aan zijn spul
te geraken. Hooguit zal het hem nog wat meer stigmatiseren en in de
marginaliteit duwen, en dat is net waar je die mensen (ja, junkies zijn ook
mensen, beste liefhebbers van de harde aanpak!) verder de dieperik mee in
helpt.

Legale en illegale drugs verdienen een breder
maatschappelijk debat dan dit. Cavalier
seul
spelen is goed voor een applaus van de thuissupporters, maar het
levert niets zinvol op in the long run.
De strijd tegen drughandel en -verslaving is een werk van lange adem, die niet
mag verengd worden tot de politieke arena. En het is een strijd die zich eerder moet toespitsen op de Gus Fringsen en Walter Whites van die Breaking Bad-wereld dan op de gebruiker van hun producten.

Om de bekendste hit van de Amerikaanse soulzanger Edwin
Starr te parafraseren: ‘War on drugs. What is it good for? Absolutely nothing!’