Women: can’t live with
them, can’t live without them
. U kent ongetwijfeld dat ietwat flauwe,
semi-seksistische spreekwoord wel. Vervang ‘women
door ‘entrepreneurs‘ en we zijn
vertrokken voor nieuwe blogpostavonturen in het land B., waar niets mag en
alles kan.

Ondernemers: we kunnen niet leven met hen, we kunnen niet leven
zonder hen. Het zou uit mijn geschriften op deze plek anders kunnen lijken,
maar ik heb heel veel respect voor ondernemers. Mensen die dingen doen, die beredeneerde
risico’s nemen, die zichzelf meten met de maatschappelijke en economische
realiteit, die tegen beter weten en allerlei bureaucratische pestregeltjes in
proberen een steen te verleggen in de economische rivier. Ik heb daar bewondering voor,
omdat ik zelf een angsthaas ben. Ja, ik durf al eens te kietelen op deze plek,
zittend voor mijn computer, de tien vingers ratelend over het klavier. Daarin ben ik ontzettend dapper. En ik ben, in alle onbescheidenheid (waarheidsgetrouw curriculum vitae
op eenvoudige aanvraag beschikbaar!), uitermate geschikt om in een dienende en
toch leidinggevende rol de man- en vrouwschappen aan te sturen, te coachen,
betere professionals van hen te maken. Maar zelf een onderneming opstarten… Neen,
dat laat ik aan mensen met meer zakelijk inzicht over.

Zo veel respect ik heb voor ondernemers die op een eerlijke,
legale en de samenleving dienende wijze een zaak beginnen, zo’n grote afkeer
heb ik van sjoemelaars en foefelaars. Natuurlijk klopt het niet dat alle
zelfstandigen en ondernemers fraudeurs zijn, zoals een ander bekend gezegde dat stijf staat van de vooroordelen beklemtoont, net zomin als alle bankiers de kluit belazeren. Maar
het zijn wel die valsspelers en beunhazen die het algemene klimaat verzieken en
die een weinig flatterend beeld van het ondernemerschap schetsen. Dat is buitengewoon
jammer.

***

Wie ik ook heel laag heb zitten, zijn de snoevers. De
betweters, de zelfverklaarde wereldverbeteraars-van-hun-eigen-egoïstische-wereldje, de tafelspringers. En zo kom
ik onvermijdelijk weer bij Patrick Decuyper terecht, oprichter van Enfinity,
CEO van Zulte Waregem, al mogen we daar nu twee keer “ex” voor zetten.
Enfinity wordt voor één symbolische euro verkocht, waarmee ook meteen de
“rijk” in “rijkdom” wordt geschrapt en alleen de “dom”
overblijft. En die “dom” is een goede samenvatting van het recente
beleid van Decuyper bij zijn (gewezen) voetbalclub. Nochtans leek zijn pad met goud
geplaveid. In 2009 wereldwijd uitgeroepen tot Beste Jonge Ondernemer, in 2011
met veel poeha in het voetbal gestapt, nauwelijks tweeëneenhalve maand geleden nog
gevierd als de CEO die met bescheiden middelen vice-kampioen was geworden met
provincieclubje Zulte Waregem.

En toen kwamen achtereenvolgens de stamnummeraffaire, het
getouwtrek rond jong talent Junior Malanda en het onverkwikkelijke gedoe rond
de aanvoerdersband voor Chelsea-huurling Thorgan Hazard. In éénentachtig dagen
ging Decuyper van hero naar zero. En er is geen weg terug. In de
kranten wordt hij nu afgeschilderd als een Icarus die te dicht bij de zon kwam
en levend verbrandde. Elders wordt hij de ‘gevallen zonnekoning’ genoemd. Twee
beelden die sterk op elkaar gelijken. Hoewel die metaforen afbreuk doen aan de
verdiensten van Patrick Decuyper als ondernemer, heeft hij dat hoongelach
voornamelijk aan zichzelf te danken. Bluffen en stoefen wordt in Vlaanderen aanvaard, zo lang het enigszins goed gaat. Maar
er staan altijd wel awoertroepers in de coulissen klaar eens het wat minder
loopt. Je kan dat betreuren – het is inderdaad spijtig dat al wie
zijn hoofd boven het maaiveld probeert te steken in dit land onthoofding riskeert -, maar het is ook zo dat wie zich gedraagt als een olifant in een veel te
kleine porseleinwinkel gedoemd is om scherven te maken.

In een persbericht benadrukt het bestuur van Zulte Waregem
dat Decuyper is opgestapt omwille van de ‘aanhoudende commotie’ en het
‘betreurt dat er van buitenaf een negatief klimaat gecreëerd werd dat de club
ernstige schade toebrengt’. Lees: het is de schuld van de media. Alsof die met
een stamnummer zijn gaan leuren in Antwerpen. Alsof die stoemelings KV Oostende wilden overnemen en vervolgens verpatsen
aan Bart De Wever. Alsof die hun club tot twee keer toe de facto in handen hebben gegeven van een spelersmakelaar. En, ja,
ook trainer Francky Dury is in de fout gegaan in de aanvoerderssaga, maar de hoofdschuldige
blijft altijd de CEO. Hij is de baas. Hij betaalt de rekening. In dit geval figuurlijk.

Ondernemers in het voetbal, het blijft in het beste geval
een verstandshuwelijk, in het slechtste geval een complete ramp. Roland
Duchâtelet is een alom gewaardeerde bedrijfsleider, behalve in het voetbal.
Patrick Vanoppen slaagde er in nauwelijks twee jaar in om een voetbalclub de
vernieling in te helpen. Bart Verhaeghe heeft een dikkere portemonnee dan
Vanoppen (bij die laatste moet je een verkleinwoord achter het beroep projectontwikkelaar
zetten, bij Verhaeghe niet), maar geld maakt niet alleen niet gelukkig, het is
ook geen garantie dat je een voetbalclub kan leiden. Het imago van Club Brugge
is in de periode-Verhaeghe gekelderd. Iedereen lacht met Club, behalve de eigen
supporters. Die wenen blauwzwarte tranen. En nu is er die onverwacht snelle
exit van Decuyper, waar Verhaeghe misschien een voorbeeld aan kan nemen. Een
kwestie van eergevoel (voor hem) en reputatie (voor Club).

***

We moeten de positief ingestelde, verantwoordelijk hun
bedrijf leidende en correct hun maatschappelijke rol invullende ondernemers
koesteren. Maar we moeten ze niet te veel pamperen. Het klopt dat de loonkost
hoog is in dit land, wellicht té hoog. Dat het zo vaak als een argument wordt
gebruikt om allerlei wanpraktijken toe te dekken, is echter onaanvaardbaar. Op
de duur wordt het een mantra om vooral niet meer te ondernemen.

Soms zou je wensen dat er meer ‘ondernemer’ in onze politici
zou zitten en meer politicus… Neen, laat maar. Het eerste ook, trouwens, want
enkele voorbeelden uit het verleden tonen aan dat ondernemers te ongeduldig
zijn voor de politiek en politici te weinig daadkrachtig voor het
bedrijfsleven. Het zou al fijn zijn mochten ze op hun eigen terrein goed werk
leveren. Zonder te pochen over hoe goed ze wel zijn. Met een verdiend
schouderklopje op zijn tijd, maar zonder al te veel tierlantijntjes. Want ook
dat is een pijnlijke constante: de lijst met winnaars van de trofee ‘Manager
van het Jaar’ leest bijna als een Wie is
wie?
van de sinds hun bekroning onderuit gegane ondernemers.