Zeggen dat ik sprakeloos werd van het lezen van het
interview met Tom Lanoye in La Libre
Belgique
is fel overdreven. De slagerszoon met een brilletje pleitte er in
de rubriek ‘L’invité du samedi’ onder
meer voor het gelijktijdig in de twee landstalen uitbrengen van boeken van
Belgische auteurs, omdat er meer is dat de Vlaanderen en Wallonië verbindt, dan
dat hen scheidt. Hij trok ook voor de zoveelste keer ten oorlog tegen het
populisme van de N-VA, die vooral in Antwerpen, de stad waar de auteur-polemist-performer woont, voor een negatief imago zorgt. Niet voor het eerst hekelt Lanoye het
feit dat Bart De Wever slechts parttime burgemeester is, die daarnaast ook nog
eens partijvoorzitter en, bij wijze van derde huwelijk, Vlaams parlementslid is.

Zwarte tranen plengt de Sint-Niklazenaar wanneer hij zijn
vrees uitdrukt voor het nakende einde van België. En als de sarcastische
polemist het haalt van de ironische schrijver serveert hij niet langer het
vroegste vitriool: het is vitriool voor gevorderden geworden. Dat leest best
wel prettig weg, want Lanoye heeft een begenadigde pen, die zelden een heldere
hemel schetst. Maar hij heeft het zelf al een hele tijd geleden aangegeven:
‘Vroeger was ik beter’. De Lanoye anno 2013 valt nogal veel in herhaling en
blijft steken in een té goedkope ‘Alles moet weg’-retoriek.

***

Bij wijze van parenthese verwijs ik naar de paragraaf over
politieke correctheid in het zeer lezenswaardige opiniestuk van Tinneke
Beeckman in De Morgen van dit
weekend. Ze schrijft daarover: ‘Die houding lijkt principieel kwetsbare groepen
te beschermen, maar ze houdt ook een gevaar in. Ze creëert de indruk dat we het
recht hebben om nooit iets te hoeven aanhoren dat we niet leuk vinden. In de
praktijk heeft politieke correctheid dan ook de lastige bijwerking dat ze
scherp debat verhindert. De anders denkende wordt dan als persoon geviseerd
omwille van zijn ideeën of van zijn retoriek. Politieke correctheid maakt de
morele pose dus belangrijker dan het inhoudelijke argument. (…) Een goed
intellectueel debat speelt nooit de man, maar draait om de zaak en schuwt geen
complexiteit. Zo’n debat dient een diepe noodzaak: leren samenleven met
andersdenkenden.’ Linkse intellectuelen moeten eens tien minuten uittrekken om
deze bijdrage te lezen. Verhelderend!

***

Wat het goddelijke monster Lanoye voortdurend doet is vanuit
de denkbeeldige intellectuele suprematie van gelijkgezinden ongenuanceerde kritiek spuien op andersdenkenden. En hoeveel ik ook hou van de polemische
schrijfstijl en de gespleten en bescheten humor die hij blijft tentoon
spreiden, je mag niet zomaar denken dat inmiddels al meer dan dertig procent
van de Vlamingen er voor spek en bonen bij lopen. Dat wil zeggen, misschien
doen ze dat wél (ik heb daarover een persoonlijke, onbewezen theorie dat het
electorale succes van de N-VA samenhangt met de stemplicht, waarbij heel wat foertstemmen de jongste verkiezingen verhuisd
zijn van Vlaams Blok/Belang naar een democratischere Vlaams-nationalistische
partij), maar in dit cirkus van de slechte smaak ligt een grote
verantwoordelijkheid bij de traditionele partijen, die geen alternatief
aanreiken. Als Lanoye in zijn veldslag voor een man alleen stevig inhakt op De
Wever (voor een flink stuk terecht in mijn ogen!), dan zou hij net zo goed de
bagger die andere partijen verspreiden moeten aanpakken. Dat zou pas
intellectueel eerlijk zijn: nu is het te vaak een zaak van maten en gewichten.
En van het synchroon uitsteken van boze tongen door Politiek Correct Links naar met name het beleid in Antwerpen.

Kortom, ik begrijp dat Tom Lanoye geregeld woest is, maar ik
vind zijn eenzijdige en voorspelbare aanpak achterhaald. Een échte linkse
intellectueel zou ook kritisch zijn voor zijn politieke vrienden, die geen
eigen smoel meer hebben: alles eender, zeg maar. Ik zou het toejuichen mochten
hij en gelijkgezinden die openheid van geest vertonen door niet alleen naar de
overkant te spuwen, over de Canadese muur, maar dat ze ook voor de eigen deur
zouden vegen. Doen!, wil ik roepen, vanuit mijn kleine niet-politiek correcte
hoekje, waar ik met minder talent en bravoure af en toe bloed en rozen in de
strijd werp tegen de intellectuele verloedering waaraan zowel links als rechts schuld
hebben (of die ze, in het minst erge geval, niet bestrijden).

Als Lanoye niet bereid is geestelijke flexibiliteit aan de
dag te leggen om open te staan voor de huidige schermutseling van ideeën, vrees
ik het ergste voor hem en zijn ideeëngoed in ’t stad. Dan zal hij zijn ‘Stadsgedichten’ in een andere stad
moeten gaan schrijven, wie weet wel bij Jules en Alice in Blankenberge. Dan
zoekt hij best al wat kartonnen dozen bij elkaar om een verhuis te plannen.