Zaterdag stond er in De
Standaard
een interessant interview met Ahmed Azzouz, een inspecteur uit het
islamonderwijs. Daarin pleit de man ervoor om imams een inburgeringscursus op
maat te geven en hen onder te dompelen in een taalbad Nederlands. Blijkbaar
citeren imams nog volop Koranverzen in het Arabisch, terwijl hun toehoorders
hun moeder-, grootmoeder- of overgrootmoedertaal steeds minder goed beheersen.
Deze taalbarrière was mij tot nog toe onbekend en komt mij over als
het voortdurend gebruiken van vreemde talen om indruk te maken op je gevolg (en
ook wel voor een stuk onbegrijpelijk te zijn, want dan blijf je mysterieus en
onaantastbaar). Zo’n beetje als het te pas en te onpas hanteren van Latijnse gezegden,
bijvoorbeeld.

Verderop in de weergave van het gesprek zegt Azzouz dat we
nog te veel in een wij/zij-verhaal leven. ‘Dat is de grootste fout die deze
maatschappij maakt: dat moslims van de tweede, derde en vierde generatie nog
altijd worden beschouwd als vreemdelingen. Hoe kun je nu verwachten dat iemand
die over één kam wordt geschoren met een asielzoeker die pas is aangekomen, een
positieve bijdrage wil leveren aan de maatschappij?’

Azzouz heeft een punt, maar hij vertelt niet het volledige
verhaal. Integratie is een kwestie van kunnen, mogen én willen.

Kunnen

Laten we beginnen bij het begin: integratie juridisch en
maatschappelijk mogelijk maken. Dat is de taak van de overheid. In ons land: overheden, wat een coherent
integratiebeleid niet makkelijker maakt. De algemene boodschap is: ons land is
vol. Alleen politieke vluchtelingen mogen er op bepaalde voorwaarden in. En dan
nog. Denk aan de Afghaanse jongen Parweis Sangari, die zich volgens zijn Vlaamse omgeving volledig had
geïntegreerd, maar vorig jaar toch werd teruggestuurd naar het – volgens de
Dienst Vreemdelingenzaken – veilige Kaboel. De jongeman zou daar nu
ondergedoken leven. Ik wil niet ingaan op dit dossier, omdat ik de details niet
ken, maar het geeft wel aan dat er ambiguë situaties kunnen ontstaan rond
begrippen als ‘politieke vluchteling’.

Doet onze overheid genoeg om tweede-, derde- en
vierdegeneratie-migranten te integreren? Je zou kunnen zeggen dat Maggie De
Block (federaal) en Geert Bourgeois (Vlaanderen) iets doen, hun best bijvoorbeeld, maar dat het nog altijd ruim ontoereikend
is. Op de arbeidsmarkt worden mensen met een andere huidskleur gediscrimineerd.
Dat was tien, twintig, dertig en veertig jaar geleden al zo (niet vijftig jaar
terug, want toen hadden we ’t over gastarbeiders en die waren, al dan niet
tijdelijk, welkom om het vuile werk op te knappen dat wij, Belgen, niet meer
wilden doen). En het is anno 2013 nog altijd zo. Bedrijven zijn echter niet al te kieskeurig wanneer ze
discrimineren: niet alleen allochtonen ondervinden het, maar ook vrouwen,
gehandicapten en vijftigplussers. Een 51-jarige vrouw van Marokkaanse origine
in een rolstoel moet niet al te veel hoop koesteren dat ze nog een deftige job
vindt in ons land.

Van de overheden mag je verwachten dat ze streng optreden
tegen elke vorm van discriminatie. Dat gebeurt niet. Zelfs een bedrijf als
Feryn, dat enkele jaren geleden nog openlijk aangaf niet geïnteresseerd te zijn
in allochtone kandidaat-medewerkers, kwam er met een heel klein beetje pek en
veren in de media vanaf. Integratie wordt nog te vaak gezien als je slaafs
onderwerpen aan de adopterende cultuur. En die huidskleur, daar kan je nu eenmaal
niets aan doen, maar het blijft wel een stigma.

Mogen

Wil de plaatselijke bevolking wel dat je integreert? In
theorie mogelijk wel, in de praktijk helaas niet. Waar ik woon, in een zeer
landelijke gemeente, wordt een medemens met een lichtjes afwijkende huidskleur
nog altijd bekeken zoals een koe naar een voorbijrijdende trein kijkt: wat doet
die hier?

Ik kan niet oordelen over Wallonië, maar in Vlaanderen zijn
we niet overdreven gastvrij, om het zacht uit te drukken. Niet alleen het
jarenlange succes van een openlijk racistische partij wijst daarop, maar ook de
weifelende houding van de meeste andere partijen, politici en burgers. In sommige media
en steden heeft men het woord ‘allochtoon’ afgevoerd, alsof dat de oplossing
zou zijn. Toegegeven, het is een aanzet om stigmatiserend woordgebruik te
vermijden, en dus daardoor al verdienstelijk, maar het stigmatiseren wordt er
daarom niet minder door.

Xenofobie en racisme zijn volop aanwezig in de Vlaamse
samenleving. Het tweede is ziekelijk en kan je alleen maar bestrijden door een
strikt sanctioneringsbeleid toe te passen. Racisten horen niet thuis in een
pluralistische, multiculturele omgeving en verdienen het dan ook om bestraft te
worden als ze zich niet aanpassen aan de wetten, decreten en maatschappelijke spelregels.
Het eerste, xenofobie, zit in elk van ons. Angst voor het vreemde is menselijk
en in een aantal omstandigheden zelfs wenselijk, bij wijze van zelfbescherming.
Maar in de omgang met andere culturen is het zonder meer ongepast.

Je moet je eigen cultuur zeker niet opgeven voor
nieuwkomers, maar je mag ze vooral ook niet als enige Absolute Waarheid
opdringen. Cultuur evolueert. Alleen religieuze zeloten hebben dat niet door,
wat ook hun geloofsovertuigingen moge zijn. Alle godsdiensten zijn trouwens in
datzelfde bedje ziek, alleen valt het bij de islam meer op omwille van het
openlijke fundamentalisme en, uiteraard, het terrorisme, de voornaamste uitwas
van een extreem fundamentalistische levenshouding.

Als we duizend jaar geleden geleefd
zouden hebben, dan zouden we nu niet over het moslim- maar over het
christelijke fundamentalisme spreken. Herinner u de kruistochten, de vanuit een
christelijke geloofsovertuiging ingegeven expansieve drang om andersdenkenden
desnoods gewelddadig te bekeren. Terrorisme avant la lettre. In het westen zijn
we nogal snel geneigd dat onder het tapijt van de geschiedenis te vegen.

We kunnen maar beter aanvaarden dat onze samenleving
evolueert, verschuift, anders ingekleurd wordt. Zo zit het leven in mekaar. Ik
was vorige week in Londen: daar is het straatbeeld veelkleurig. Zijn er daarom
geen problemen meer met racisme? Neen, maar het wordt veel minder oogluikend
toegestaan dan bij ons. Ander voorbeeld: zonder migratie en integratie zouden de Verenigde
Staten niet bestaan. Oordeel zelf of u dat een fijn idee vindt of niet, maar ga
er gerust van uit dat samenlevingen veranderen. That’s life!

Willen

Ahmed Azzouz heeft dus overschot van gelijk wanneer hij
uithaalt naar het wij/zij-verhaal, maar hij vergeet eraan toe te voegen dat de
migrant ook in termen van ‘wij’ en ‘zij’ denkt, en dat is net zo goed fout. Om
volwaardig te kunnen integreren, moet er dus ook een wil zijn om je in je
adoptiegemeenschap in te leven. Dat vereist niet dat je je eigen cultuur
helemaal opoffert, maar wel dat je op zijn minst respect betoont voor wetten,
decreten en maatschappelijke regels.

Net zoals er te weinig moeite wordt gedaan om
‘vreemdelingen’ welkom te heten, schort er ook iets aan de wil om te
integreren. (Ik schrijf dit enigszins veralgemenend neer, want er zijn
uiteraard ‘nieuwe Belgen’ die nagenoeg perfect geïntegreerd zijn, maar ik vrees dat dat
al bij al een minderheid blijft, waarmee ik dan weer niet gezegd wil hebben dat
de meerderheid potentieel gevaarlijk is!) En alweer is godsdienst de splijtzwam
en wordt het fanatisme beleden naargelang de interpretatie van een heilig boek
volgens de letter of de geest gebeurt. De vrees voor omgekeerde kruistochten is
vandaag prominent aanwezig en dat is, gezien 9/11 en dat soort zaken, niet eens
onbegrijpelijk. Het zou prettig zijn, mochten imams en andere gezagsdragers
vaker en meer openlijk afstand nemen van terroristen, jihadisten,
fundamentalisten, of hoe je dat zootje ongeregeld ook mag noemen.

Dat een generatie jongeren kansloos in de maatschappij
staat, is een regelrechte schande, maar het ligt ook gedeeltelijk aan die
jongeren zelf. Yves Desmet schreef een aantal jaren geleden in De Morgen een lezenswaardig essay over
de ‘kutmarokkaantjes’ en kreeg, o zo voorspelbaar, de wind van voren van zowat
heel progressief Vlaanderen. Terwijl hij een reëel maatschappelijk probleem
wilde aankaarten (het agressieve, uitdagende gedrag van op straat levende
jongeren, die zich tegelijkertijd vogelvrij en onaantastbaar wanen, en zich alles denken te kunnen permitteren;
het soort haantjesgedrag dat diezelfde progressievelingen niet zouden pikken
van ‘autotochtone’ jongeren).

Net als xenofobie is xenofilie een slechte raadgever. Alles
aanvaarden van jongeren die weigeren zich te integreren (omdat de ‘sukkels’
niet met warmte en liefde omringd worden door ons, Vlamingen) is een bijna even
laakbare houding als die jongeren verwerpen omdát ze tot een andere cultuur
behoren en een andere huidskleur hebben.

Ik geef u, tot slot, een voorbeeld uit de praktijk. Een paar
jaar geleden reed ik met een paar vrienden terug na een concert in het Openluchttheater
Rivierenhof in Deurne. Omdat het de kortste weg was, reed ik langs de – what’s in a name! – Kerkstraat, zeg
maar: de toegangspoort tot wat Vlaams Blokadepten al vele jaren ‘Borgerokko’
noemen. Ter hoogte van werken reed ik gewoon door, omdat de hindernis zich aan
de andere kant van de weg bevond en ik er sowieso als eerste arriveerde. Van de
andere kant kwam een gepimpte wagen
aangereden, met aan boord vijf Marokkanen, die mijn doorgang blokkeerde. En zo
stonden we enkele minuten neus-aan-neus, de wagens bedoel ik, tot één van die
jonge kerels uitstapte, naar mijn wagen stapte en er in een Antwerps-Marokkaans
taaltje dat we onlangs nog leerden kennen via Wat als? uitflapte: ‘Seg joenge, rijdt na is een bitje achteroit,
da waai deur kunne’. Daar sta je dan, volledig in je recht, tegenover een
meerderheid die blijk geeft van overdreven territoriumdrift en een totaal
misplaatst superioriteitsgevoel. Ik ben geen ruziezoeker: ik ben tien meter
achteruit gereden, liet de andere wagen triomfantelijk toeterend passeren, net
als de drie wagens die dáárachter stonden te wachten, ondertussen vanaf het
trottoir bespied door boze blikken.

Kijk, ik ben geen racist, en ik ben zelfs niet geneigd om
die zinssnede telkens te laten volgen door het voegwoord ‘maar’, maar… dit arrogante gedrag heeft geestelijk wankele buurtbewoners jarenlang in de armen van
een racistische partij gedreven. Er valt dus nog een hele weg af te leggen
alvorens je van échte integratie kan praten: door de overheid, door de
oorspronkelijke bewoners én door de nieuwkomers. Zolang dat driedelig besef er
niet is, zullen we blijven aanmodderen.