(Beste lezer en regelmatige
bezoeker van deze blog: dit wordt een nostalgische week, u bent gewaarschuwd.
Vorige week maandag kreeg mijn geliefde Beerschot AC geen licentie voor volgend
seizoen. Zaterdag verloor mijn club met 1-2 van Cercle Brugge en is het één
nederlaag van rechtstreekse degradatie naar tweede klasse verwijderd. En
komende woensdag al wordt het beroep tegen het niet-toekennen van de licentie
behandeld, wat ik interpreteer als een heel slecht teken. Kan voorzitter
Vanoppen op die anderhalve week alle uitstaande schulden bij de bond, bij
andere clubs, bij de RSZ en bij de BTW hebben terugbetaald, de lonen van alle
personeelsleden (inclusief staf en spelers) tot eind maart geregulariseerd en
ook nog eens een kapitaalinjectie van 1,5 miljoen euro gegarandeerd? Wacht en
zie.
Ik ga op deze plek vijf dagen
lang terug naar het verleden. Mijn
verleden. Meer bepaald: mijn verleden bij/met Beerschot. Maar starten doe ik
met een column van Jan Mulder uit een onbestemd jaar – ergens eind jaren
tachtig, begin jaren negentig? – waarin hij zijn liefde voor de Beerschotfans
beleed, een tekst die door die fans na al die jaren nog altijd gekoesterd wordt, alsof
Mulder niet bij die andere paarswitte club, die eeuwige rivaal uit de hoofstad,
zou hebben gevoetbald. Opmerkelijk: de laatste paragraaf lijkt wel zeer recent geschreven, of heeft ie eeuwige actualiteitswaarde?)
Ik heb een keer of zes, zeven op het Kiel gespeeld. Dat gebeurde altijd met
Anderlecht. Beerschot haatte Anderlecht. Althans, dat zou je denken als je als
speler van Anderlecht op een zaterdagavond tegen Beerschot in het stadion kwam.
Dat was geen joelen meer, dat kon je regelrecht jouwen noemen. Wat hebben wij U
toch gedaan, meneer?
Een man hing met het bovenlichaam over de afrastering heen, en krijste zijn
afkeer van ons naar onze hoofden. Tierend, met de vuist in de lucht slaand,
spuwend en paars wordend, jouwend. Hij schold een Anderlechtenaar uit. Als we
in hetzelfde Antwerpen tegen FC Antwerp speelden, was de stemming anders. Wij
wonnen meestal in de Bosuil (meen ik me te herinneren, kan ook totaal anders
zijn) en de supporters hadden een welverdiend applausje voor het goede spel van
de tegenstander over. Beerschot permitteerde zich nooit en te nimmer een
verslapping in de oorlog met Anderlecht. Het was altijd een wedstrijd op het
scherp van de snede.
Ik houd van de Beerschot-aanhang. Het
is het beste publiek dat er bestaat. Je zou ze bij wijze van spreken allemaal
elke minuut voor altijd uit het sportpark kunnen laten verwijderen, zo
schandelijk vulgair zijn ze. Ze zijn de ware schoonheid van het voetbal.
Beerschot! De naam alleen al. Beerschot: dat klinkt anders dan Lommel
Sport, Germinal Ekeren, Olympique Marseille, PSV, FC Napoli of FC Barcelona.
Met Beerschot ben je in de ware sferen van het Europese topvoetbal
terechtgekomen. Beerschot is een naam die ouder is dan de geschiedenis van het
voetbal zelf is.
Beerschot: ik zie een geheimzinnig moeras voor me, en ergens zit een uil op
een paal te dromen van de prehistorie. Het prairiegras rond het moeras is dood.
Op de hoek is een café met rode lamp voor het raam. Het café heet Beerschot.
Achter de tap staat een Beerschot-supportster – décolleté, witte naaldhakken,
netkousen -, achter haar rug: een foto van de ploeg uit het seizoen 504-505.
Er was al eeuwenlang Beerschot en pas toen begonnen wakkere Belgen ballen
uit Engeland over te schepen en er op het vasteland voorzichtig tegen aan te
trappen. AA Gent, Club Brugge en Real Madrid klinken als de naam van een nieuwe
supermarkt in Lokeren, die de plaatselijke basketbalclub sponsort. Beerschot
torent qua naam huizenhoog boven vriend en vijand uit. Ik heb altijd medelijden
met de tegenstander, als hij op het Kiel arriveert. Met elke kilometer die de
spelers- en supportersbussen het Kiel naderen, wordt het ontzag groter.
In het bestuur zitten nog mannen met geweldige horlogekettingen op de buik.
Je ziet ze nauwelijks, want ze staan de hele dag in een rookkolom die uit hun
sigaren kringelt. Ze hebben hun fortuin verdiend met de handel in koper en
tabak. Half Sumatra schijnt van secretaris Hoydonckx te zijn.
Beerschot. Je
bent aangekomen in de categorie voetbalgroten die bestaat uit een klein en
select gezelschap Traditionvereinen die de UEFA rijk is. Ik noem Wolverhampton
Wanderers, Grasshoppers, Schalke 04, Willem II, Bohemians Praha, B1903
Kopenhagen, Partizan Belgrado, Honved, Wiener SK, Sheffield Wednesday. Schitterende
voetbalverenigingen.
Ik weet zeker dat ze aandacht besteden aan het vervaardigen van een mooi
vaantje, dat bij vriendschappelijke wedstrijden aan de tegenstander wordt
overhandigd. Hun stadions zijn van hout. Als je naar hun trouwe aanhang kijkt,
krijg je tranen in de ogen van ontroering, want hier zie je de ware supporter,
de man en de vrouw die hun leven in een club hebben gestoken: Sheffield
Wednesday, Schalke 04. Ze hebben de tegenstanders uitgejouwd op een manier,
waarvan een fan van Paris Saint-Germain of Bayern München alleen maar kan
dromen. (Bayern München: kan het patseriger, onbenulliger, jonger en
on-voetbal-achtiger?) (De club in München is natuurlijk 1860 München.)
Beerschot heeft ze ook, de glorieuze supporters. Beerschot is niet weg te
denken uit het Belgische voetbal. Ik scheld Beerschot hierbij alle schulden
kwijt.
P.S. Ik zag de nieuwe Beerschot-voorzitter zojuist voor de BRT geïnterviewd
worden. Hij had weliswaar geen erfstuk van een horlogeketting op een fraaie
buik – deze man weas meer een modern zakentype -, maar hij straalde
vasthoudendheid uit die ons voorlopig goed van pas komt. Ik hoop dat hij
Beerschot uit de moeilijkheden weet te halen en dat het eerste elftal in de
hoogste Belgische afdeling blijft.
Leve de mannekes.
Jan Mulder