Morgen is
het vijfenveertig jaar geleden dat op 4 april 1968 één goedgemikte kogel de
charismatische zwarte leider Dr. Martin Luther King, Jr. velde. De man die
altijd geweldloosheid had gepredikt, werd het slachtoffer van een brute
gewelddaad. James Earl Ray werd direct na de moord geïdentificeerd en later ook
veroordeeld als de eenzame moordenaar. Maar, ondanks het feit dat de overheid
en het gerecht niet willen weten van diverse samenzweringstheorieën, zijn er
sterke aanwijzingen voor een complot. ‘Het is pas sedert vorig jaar dat we
eindelijk zijn beginnen beseffen wie er achter de moord op vader zit,’ zei
Martin Luther King III, Kings oudste zoon, tijdens een interview dat ik in de lente van 1998 met hem had. ‘Zelfs als nu niet de volledige
waarheid aan het licht zou komen, weten wíj het tenminste.’ (Dit interview
verscheen oorspronkelijk in De Financieel-Economische Tijd van zaterdag 4 april
1968, exact dertig jaar na de moord.)

De op 15 januari 1929
geboren Martin Luther King, Jr. begon zijn carrière als dominee in de Ebenezer
Baptist Church, aan de Auburn Avenue in Atlanta, Georgia. Halfweg de jaren
vijftig wierp hij zich voor het eerst op als nationaal predikant van de
geweldloosheid. King had een eindeloze bewondering voor Mahatma Gandhi, de
Indiase leider die eveneens geweld verafschuwde.

In 1955 organiseerde King
in de staat Alabama een bussenboycot die meer dan een jaar zou aanslepen.
Aanleiding was het proces tegen Rosa Parks, een zwarte vrouw die had geweigerd
plaats te nemen in het voor zwarten gereserveerde compartiment op de bus. Het
charisma van King, de moed van Parks en de koppige onverzettelijkheid van de
lokale zwarte bevolking, zorgden ervoor dat het bestuur van Alabama – en met
name de financieel gepluimde maatschappijen voor openbaar vervoer – met de
handen in het haar zaten.

Kings naam was meteen
gevestigd. Bij de presidentsverkiezingen van 1960, met miniem verschil gewonnen
door John Fitzgerald Kennedy, beloofde de democratische
kandidaat-vice-president, Lyndon B. Johnson, rekening te zullen houden met de
burgerrechten van de zwarten. In de praktijk kwam er niets van terecht. In 1963
zette de ongeduldige King een mars op Washington in. Vele honderdduizenden
wandelden vreedzaam door de Amerikaanse hoofdstad. Andere manifestaties
verliepen minder vreedzaam, omdat FBI-infiltranten erin slaagden herrie te veroorzaken. De regering probeerde King hiervoor de schuld te geven. De FBI van J.
Edgar Hoover volgde elke stap van de stichter-voorzitter van de Southern
Christian Leadership Conference. Zijn telefoon werd afgetapt, hotelkamers
stonden vol verborgen microfoontjes en King ontving zelfs anonieme
doodsbedreigingen. Eén keer raadde een FBI-agent (Hoover zelf?) hem aan maar
best zelfmoord te plegen, omdat ze bewijzen hadden verzameld van zijn ontrouw.

De woede van de Amerikaanse
autoriteiten werd nog extra aangewakkerd, toen King in 1964 de Nobelprijs voor
de Vrede en in 1965 de titel ‘Man van het Jaar’ van het weekblad Time kreeg.
In 1967 keerde de populaire King zich resoluut tegen de oorlog in Vietnam, een
oorlog die van Amerikaanse zijde vooral zwarte mensenlevens eiste. Daarmee
zette hij niet alleen het leger, maar ook zijn vroegere ‘bondgenoot’ Johnson
tegen zich op. Die explosieve mengeling van vijanden – president, FBI, leger –
werd King uiteindelijk fataal.

Begin 1968 dacht King
eraan op te komen als onafhankelijke derde kandidaat voor de
presidentsverkiezingen van november, naast Richard Nixon en Robert Kennedy.
King wilde de befaamde pediater Dr. Benjamin Spock als zijn rechterhand aanstellen. De opportunistische Kennedy zag het gevaar
echter in en bood King de post van vice-president aan, mocht hij in november
verkozen worden.

King was dus niet langer
enkel de spreekbuis van de zwarten. Bovendien dreigde hij ermee in juni ’68 met
de ‘Poor People’s Campaign’ naar Washington te trekken, een confrontatie die de
door zijn politiek ten aanzien van Vietnam nu al geïsoleerde Johnson niet
aandurfde.

James
Earl Ray

Inmiddels was James Earl
Ray ten tonele verschenen. Ray was een derderangsdief, die omwille van een
gewapende overval in 1959 tot twintig jaar cel was veroordeeld. Voorjaar 1967
slaagde Ray erin te ontsnappen naar Canada. Daar verwierf hij zich een nieuwe
identiteit en kwam hij in contact met een zekere ‘Raul’, die mensen ronselde om
wapens en drugs van en naar de Verenigde Staten te smokkelen.

Na een aantal
gezamenlijke transacties belandden Raul en Ray in Memphis, Tennessee, op de
vooravond van de moord op Dr. King. Ray kocht het moordwapen, maar beweert dat
hij verder van niks op de hoogte was. In zijn boek Who killed Martin Luther
King?
uit 1992, schrijft Ray dat hij vlak vóór de moord naar een garage ging
om er een lekke band te laten herstellen. Verschillende getuigen hebben die
versie inmiddels bevestigd. Toch werd Ray na een nepproces in maart 1969
veroordeeld tot 99 jaar gevangenisstraf. Zijn advocaat had hem aangeraden
schuldig te pleiten, maar niet vooraleer hij hem ermee gedreigd had zijn oude
vader – die veertig jaar voordien eens een voorwaardelijke invrijheidsstelling
had geschonden – opnieuw te laten opsluiten, indien hij niet zou gehoorzamen.
Ray had dan al weken doorgebracht in een isoleercel, die 24 uur op 24 verlicht
werd en waarbij hij herhaaldelijk gemolesteerd werd door zijn bewakers. Ray, intussen helemaal murw, gaf toe, maar trok zijn bekentenis enkele dagen na het proces al in. Toch
slaagde geen enkele van de advocaten die hem daarna nog zouden
vertegenwoordigen, erin een nieuw proces op gang te krijgen. Hoewel elk ernstig
onderzoek wees in de richting van een samenzwering – eventueel zelfs gelinkt
aan de moorden op de Kennedy’s – kwam ook een House Select Committee on
Assassinations in 1978 tot de officiële conclusie dat Ray de trekker had
overgehaald. In werkelijkheid, zo beweerde ook Rays advocaat Dr. William F.
Pepper in 1995 in Orders to Kill, was King het slachtoffer van een complot
dat werd uitgedokterd door het leger, uitgevoerd door de maffia en enkele
lokale politie-agenten van Memphis, toegedekt door de FBI en de CIA, en
wellicht met volledig medeweten van de president.

De waarheid lijkt echter samen
met James Earl Ray te zijn gestorven. Ray had leverkanker en was in april 1998 terminaal ziek. Een
gepland interview in het hospitaal van de gevangenis van Nashville moest op het
laatste ogenblik worden afgezegd wegens de kritieke toestand waarin Ray plots
weer verkeerde. Ray zou niet lang
daarna, op 23 april 1998, overlijden.

Ook Dr. Pepper vindt dat
ie zijn taak volbracht heeft. Zíjn einddoel, een proces, zal hij nooit bereiken.
Alleen de familie-King blijft verder zoeken naar de waarheid. Wij zochten in
Atlanta Martin Luther King III, zoon
van Dr. King, en Isaac Farris, Jr.,
neef van Dr. King, de zoon van Kings zus, op. King III is sinds januari ’98 voorzitter van de Southern Christian Leadership Conference, in 1957
opgericht door zijn vader. En Farris is ‘Chief Operating Officer’ van het
Martin Luther King, Jr. Center for Non-Violent Social Change, het centrum dat
onmiddellijk na de moord werd opgericht door weduwe King en dat tegenwoordig
geleid wordt door Dexter Scott King, de jongste zoon van Dr. King.

Verenigde
Geweldstaten

‘Ik geloof
niet dat we ooit nog iemand zullen krijgen als Martin Luther King, Jr,’ zegt
zijn zoon en naamgenoot. ‘Toch zeker niet tijdens mijn leven. Het leiderschap
waar hij voor stond, moet nu van verschillende kanten komen: de religieuze
gemeenschap, politici, zakenmensen.’ Hij verwijst meteen naar wat volgens hem
de voornaamste oorzaken zijn van de huidige sociale impasse in de wereld: armoede
en geweld.

King III: ‘Als
de zakenwereld werk zou willen maken van het bestrijden van armoede – laat ons
zeggen: dat ze er ná het boeken van winst hun voornaamste bestaansreden van
zouden maken – is het probleem binnen de vijf of de tien jaar zo goed als van
de baan. We moeten dus een manier vinden om zakenmensen ervan te overtuigen
zich te engageren om sociale ziekten aan te pakken.’

Geweld is een kanker van onze samenleving, zegt u.
Ook binnen de zwarte samenleving wordt geweld gepredikt. Door de Nation of
Islam van Louis Farrakhan, bijvoorbeeld.

Farris: ‘Geweld is verkeerd.
Altijd. Overal. Jammer genoeg zijn er een aantal factoren binnen de
Afrikaans-Amerikaanse samenleving, die – eens ze samenkomen – de problemen
alleen maar verergeren. Veel van die mensen zijn niet naar school geweest. Ze
hebben niet de middelen om tegen gewelddadigheid te vechten. Als een politie-agent mij ten onrechte een bekeuring
geeft, weet ik waar en hoe ik klacht moet indienen. Een overheidsgebouw of een
rechtszaal jagen mij geen angst aan. Ik kan me uitdrukken, vele anderen kunnen
dat niet. Het enige wat ze kennen is geweld. Geweld als gevolg van frustratie.
Hoe beter je opgeleid bent, hoe minder geweld je zult gebruiken.’

King III: ‘Kijk, als de
mens niet onmenselijk zou zijn tegenover zijn medemens, zouden we een
geweldloze samenleving hebben. Het probleem is dat dat wel het geval is.
Geweldloosheid heeft nog maar weinig kansen gekregen in de praktijk. Ik zie
twee voorbeelden in de geschiedenis: Gandhi in India en Martin Luther King in
Amerika. De rest is altijd geweld geweest. Geweld als antwoord op ander geweld.
De Verenigde Staten zijn de grootste leverancier van geweld op aarde. We
prediken vrede en voeren oorlog. Dat is nogal inconsistent.’

Niet-tastbare discriminatie

Waar staat de zwarte gemeenschap anno 1998 qua
burgerrechten?

Farris: ‘De civil rights zijn erop vooruit gegaan, maar niet de civil hearts. Het tastbare is verbeterd,
het niet-tastbare jammer genoeg niet. Als je gediscrimineerd wordt, kan je
vandaag naar je lokale sheriff lopen
en klacht indienen. Maar al die voordelen wegen niet op tegen economische
achterstelling en tegen de vooroordelen die er nog altijd zijn.’

King III: ‘Blanke banken
doen bijvoorbeeld aan wat zij zelf ‘red lining’ noemen. Zij lenen geld aan een
blanke gemeenschap, maar niet aan de buurgemeenschap die zwart is. Ze gaan
selectief te werk, met welk argument dan ook. In wezen is dat een racistische
politiek.’

Farris: ‘Je veegt niet zomaar
meer dan tweehonderd jaar geschiedenis weg op dertig jaar tijd. Het is heel
raar, soms. Mensen die zonder morren naar hetzelfde restaurant gaan of die
desnoods van dezelfde fontein drinken als een andere bevolkingsgroep, willen
niet in dezelfde buurt van die andere gemeenschap wonen. Mensen zijn misschien
niet openlijk racistisch, maar ze zijn geconditioneerd. Een zwarte cake is nog
altijd devil’s food, een witte cake angel’s food. We moeten voorbij dat punt
geraken.’

King III:We got a long way to go. Dat betekent niet dat we de laatste dertig
jaar geen vooruitgang meer geboekt hebben, maar het bleef bij kleine stapjes.
Tussen 1954 en 1970 zijn we er met reuzenschreden op vooruit gegaan, daarna
niet meer.’

Wat wist de president?

Uw vaders moordenaar werd direct geïdentificeerd
als ene James Earl Ray. Was u er op dat ogenblik van overtuigd dat de echte
dader gevat was?

King III: ‘Ik was amper
tien, ik kon nog niet analyseren wat er gebeurd was. Het is dan ook normaal dat
ik dacht dat ze de ware moordenaar hadden opgesloten. De manier waarop de
bewijsstukken werden naar voor gebracht, maakte het alleen maar
waarschijnlijker dat het James Earl Ray was geweest.’

Wanneer zag u in dat het om een samenzwering ging?

King III: ‘Waarschijnlijk
in mijn tienerjaren, toen ik 14, 15 werd, zo’n vier jaar na de dood van mijn
vader. Ik hoorde Dick Gregory – een mensenrechtenactivist en een gerespecteerd
humorist – over de moord vertellen en ik besefte dat er meer aan de hand was.
Sinds dan prentte ik mij in dat er een samenzwering was geweest.’

Farris: ‘Hoe kon het toch dat
zo’n onhandige kleine crimineel als James Earl Ray een jaar vóór de moord uit
een streng bewaakte gevangenis ontsnapte, de hele tijd uit de handen van de
politie bleef en dan een van de meest prominente figuren van dit land kwam
vermoorden? De meeste vluchters doen het tegenovergestelde: ze trekken niet de
aandacht op zich. Plus: hoe geraakte Ray in Londen, Engeland? Ik weet niet hoe
het in België zit, maar eens je in dit land veroordeeld bent voor een misdaad,
verlies je automatisch al je rechten. Je bent je burgerschap en je paspoort
kwijt. Wil je het land uit, dan moet je minstens twee bewijzen van je
identiteit afgeven om een paspoort te kunnen krijgen. Hoe kan een ontsnapte
gevangene, wiens gezicht en vingerafdrukken over het hele land verspreid zijn,
een paspoort krijgen zonder hulp van buitenaf?’

King III: ‘Eigenlijk
weet ik pas sinds een jaar hoe alles precies
gegaan is. Ik ben de zaak beginnen onderzoeken en de familie heeft zich
ingezet om een nieuw proces te krijgen voor James Earl Ray. Dat proces zou er
niet zozeer gekomen zijn voor James Earl Ray, dan wel als een vehikel om de
waarheid naar buiten te brengen. Een proces zou een scenario hebben mogelijk
gemaakt waarbij de waarheid wel móest gehoord worden. Maar de mensen van
Memphis, de openbare aanklager, eigenlijk iederéén in de staat Tennessee wil
hier met zijn handen afblijven. Het is wat wij a can of worms noemen, een blik vol wormen. Er zouden allerlei
zaken opduiken waarvan ze liever niet
hebben dat het Amerikaanse volk die kent.’

‘We hebben
altijd geweten dat de FBI erin betrokken was, maar we dachten dat dat slechts
oppervlakkig was. We wisten ook dat bepaalde elementen binnen de regering
betrokken waren. Tenminste, alles leek daar toch op.’

President Johnson?

King III: ‘We wisten
niet dat het zó ver ging. We waren er zeker van dat de ploeg van J. Edgar
Hoover er direct mee te maken had. Of moet ik zeggen: we voelden dat aan. We wisten dat de intelligentie-gemeenschap
erbij betrokken was, maar niet tot op welke hoogte. Hoe diep de samenzwering
zat, was dus nog niet duidelijk. Maar we konden wel al besluiten dat er een
samenzwering wás, alleen al door de manier waarop sommige mensen hun best deden
om de waarheid te verbergen. Er is een zekere man, Loyd Jowers, die
ondubbelzinnig heeft gezegd dat James Earl Ray níet de moordenaar is van Dr.
King. Hij zei: ‘Ik zal jullie vertellen wat ik weet, ik was erbij, ik weet
alles. Maar je moet mij immuniteit waarborgen.’ En dat wilden ze niet doen. In feite willen ze het hele onderzoek laten afsluiten.’

Farris: ‘Jowers is de man die
het geweer waarmee mijn oom werd neergeschoten, hielp verdwijnen. Meer wil hij
voorlopig niet kwijt. Wij denken ook dat we de mysterieuze Raul hebben
teruggevonden. Hij leeft nog altijd in de Verenigde Staten.’

De Grote Samenzwering

Ik zou even willen terugkeren naar mijn vorige
vraag: maakte Lyndon B. Johnson deel uit van de samenzwering?

King III: ‘Deel
uitmaken, is misschien veel gezegd. Wat ik wel mág zeggen is dat de president
goed geïnformeerd was. Hij wist de hele tijd wat er gaande was. Een kwartier
nadat hij werd neergeschoten was mijn vader in het ziekenhuis en nog geen twee
minuten later belde de president van de Verenigde Staten. Het was een groot
ziekenhuis, maar hij belde niet om te vragen wíe de dokter was, neen, hij vroeg naar die bewúste dokter, omdat hij
wíst wie het was. Hoe was hij van dat alles op de hoogte? Dat is een
mysterieuze vraag. We moeten veronderstellen dat er heel wat mensen in het oog
hielden wat er in Memphis gebeurde om Johnson die informatie zo snel te kunnen
bezorgen. En hij wilde alles weten om te kunnen inpikken op de situatie. Zou
mijn vader sterven of bleef hij in leven? Ik wil niet beweren dat Johnson echt
betrokken was bij het plannen van de moord, maar hij wist in elk geval wat er
gebeurde.’

Farris: ‘Mij maak je niet wijs
dat iemand de Kennedy’s en mijn oom zou vermoorden, zonder dat de president
daar vooraf van op de hoogte was. Zo werken de dingen nu eenmaal in dit land.
Publieke moorden leiden altijd tot één of meerdere personen die terecht moeten
staan. De enige manier om daarvan gespaard te blijven is dekking van de top.
Johnson moet dit dus goedgekeurd hebben. Interessant is dat een paar weken
geleden uit lectuur van Johnsons archieven is gebleken dat hij zelfs zijn eigen
vice-president liet bespioneren, omdat ie vreesde dat die niet meer akkoord zou
gaan met de oorlog in Vietnam. Nee, Johnson voelde zich verraden en dat alleen
moet in zijn visie voldoende geweest zijn om mijn oom uit de weg te laten
ruimen.’

Het bizarre is dat er bij de drie grote moorden in
de jaren zestig – de broers Kennedy en uw vader – altijd weer dezelfde namen
opduiken: Johnson, Hoover, de FBI, de CIA, het leger, de maffia.

King III: ‘Dat is zo.
Allicht is dat een andere reden waarom het heropenen van deze zaak zou
neerkomen op het openen van de doos van Pandora. Er zijn te veel connecties. De
mensen die de macht hebben zijn bang dat bepaalde informatie vastberaden naar
buiten wordt gebracht. Zo denk ik er tenminste over.’

Farris: ‘Kijk, bij de moord op
John F. Kennedy was alles zó amateuristisch gepland, dat ze achteraf de
zogenaamde schutter, Lee Harvey Oswald, moesten neerschieten. Bij de moord op
mijn oom hebben ze niet diezelfde fout begaan. Ze hoefden James Earl Ray niet
neer te schieten, want die wist toch van niks.’

Als dat waar is, is er sprake van een Grote
Samenzwering, veeleer dan de moord op één, geïsoleerde man.

King III: ‘Inderdaad,
dat is mijn stelling. Als het alleen maar over mijn vader ging, zouden we
misschien de waarheid aan het licht kunnen brengen, maar dít brengt andere
feiten naar buiten: een president, misschien, en een voormalige
procureur-generaal, misschien. Ik wil geen samenzweringstheorieën promoten,
maar als men mij vraagt ‘Was er een verband tussen de drie moorden?’, dan ben
ik geneigd met ‘Ja’ te antwoorden. Sommige mensen waren bij de drie moorden betrokken.
Je kan dus een lijn trekken.’

Interessante lectuur:

William F.
Pepper – Orders to Kill (The Truth Behind
the Murder of Martin Luther King, Jr.) –
1995/1998, Carroll & Graf
Publishers/Warner Books, New York, 558 blz., ISBN 0-446-67394-3.

James Earl Ray
– Who Killed Martin Luther King? –
1992, National Press Books, Washington D.C., 285 blz., ISBN 0-915765-93-4.

Rev. Bernice
A. King – Hard Questions, Heart Answers –
1997, Broadway Books, New York, 175 blz., (toespraken en preken van de
jongste dochter van Martin Luther King)

Taylor Branch – Pillar of Fire (America in the King Years
1963-65) –
1998, Simon & Schuster, 746 blz., ISBN 0-684-80819-6. (Deel
twee van een trilogie die in 1988 werd ingezet met het met de Pulitzer Prize
bekroonde ‘Parting the Waters’, in het Nederlands vertaald als ‘De geschiedenis
van de droom’ bij uitgeverij Balans, ISBN 90-5018-085-X, maar naar te vrezen
valt alleen nog in de ramsj terug te vinden.)

Curt Gentry – J. Edgar Hoover. De man en zijn geheimen
1993 (oorspronkelijke versie: 1991), Toren Boeken, Baarn, 510 blz., ISBN
90-6074-753-4 (nog zo’n ramsjvondst)