Hij heeft het ‘m weer gelapt. Het is weer van BDW hier en
BDW daar. Vlaams-nationalisten dragen hem zo mogelijk nog meer op handen dan
voorheen, al de anderen proberen hem opnieuw in het verdomhoekje te duwen. Het
is politiek theater zoals te verwachten en te voorzien was. Als Bart De Wever
wordt geïnterviewd in de ideologie-reeks van De Standaard, dan zal dat geheid
voor herrie zorgen. Je kan er je horloge op gelijk zetten.

Ach, de voorzitter/burgemeester heeft dat heus wel graag.
Hij provoceert met een sardonisch genoegen, de grijnslach is nooit veraf. Daar
put hij zijn fundamentele vrolijkheid uit. Omdat hij weet dat de anderen telkens
weer over hun argumenten zullen struikelen, in hun haast om hem tegen te
spreken, of verdacht te maken, of zijn standpunten te ridiculiseren.

Begrijp me niet verkeerd: ik moet de man niet. ‘k Vind hem
te arrogant, hij straalt weinig warmte uit. Zijn partij moet ik ook al niet.
Als het einddoel schaalverkleining is – een onafhankelijk Vlaanderen – dan haak
ik af. Ik ben voor schaalvergroting, ik geloof in de Verenigde Staten van
Europa, niet alleen als economisch project, maar vooral als democratisch
politiek project. De weg is nog lang, de gidsen niet allemaal ervaren (of
betrouwbaar), maar dat is voor mij de toekomst. Laat mij die keuze, ik heb er
recht op. U heeft recht op een andere, dat heet vrijheid van meningsuiting.

Homo T-shirts

De storm die BDW dit keer veroorzaakte, kwam er door zijn
uitspraak in DS dat hij niet wil dat homo’s hun geaardheid propageren als ze
een openbare functie bekleden in de stad Antwerpen. Als hij correct wordt
geciteerd, moet hij iets gezegd hebben in de trant van dat hij niet wil dat de
klant van ’t stad ziet ‘dat de
loketbeambte een homoseksuele islamiet is die voor Vlaams Belang stemt.’ Een bijzonder
onrealistisch voorbeeld, maar de toon is gezet. De hyperbool is een
stijlelement waar de agent provocateur
– excuus voor het Franse taalgebruik, voorzitter/burgemeester – zich gretig van
bedient. Hij weet dat hij zijn tegenstanders daarmee nog hoger in de gordijnen
jaagt. (Ik doe daar zelf soms aan mee, kijk maar naar de titel boven dit stuk.)

Maar laten we ’t even over de inhoud van die uitspraak
hebben, toch nog altijd het belangrijkste. In het bestuursakkoord van het
vorige college in A stond al te lezen: ‘Uiterlijke symbolen van
levensbeschouwelijke, religieuze, politieke of andere overtuigingen worden bij
rechtstreeks klantencontact niet gedragen. Niet alleen moet dat elke schijn van
partijdigheid vermijden. Tevens moet dit het draagvlak voor een divers
personeelsbeleid als afspiegeling van een diverse stad bij personeel en
bevolking vergroten.’

Dat was toen, dit is nu. Homofilie is, voor alle
duidelijkheid, geen “levensbeschouwelijke, religieuze, politieke of andere
overtuiging”. Homofilie is géén overtuiging. Het is een geaardheid. Je
kiest er niet voor. Je bent het (of je bent het niet). Het is een levenswijze
die inmiddels “officieel” grotendeels aanvaard is, bijvoorbeeld dank
zij de wet op het homo-huwelijk, waarvan we afgelopen week
de tiende verjaardag vierden. Al blijkt uit de praktijk – homo-bashing, het toetakelen
van wie openlijk zijn homoseksualiteit toont, lachen met verwijfde types – dat
er nog behoorlijk wat masseerwerk nodig is.

BDW wil de tekst van het vorige bestuursakkoord, dat zijn
partij eind 2006 mee heeft goedgekeurd, dus aanvullen. Da’s zijn volste recht, als de
drie coalitiepartners het daar tenminste over eens zijn. Dat heet democratie.
De kiezer heeft deze coalitie mogelijk gemaakt, tot spijt van wie het benijdt.

Hellend vlak

Ik apprecieer het als men mij met rust laat. Ik loop weg van
ronselaars, die mij hun geloof of levensbeschouwing willen opdringen. Ik weiger
met hen in discussie te gaan: tijdverlies. Ik vorm mijn mening op basis van wat
ik hoor, zie en lees, en wie mij op een drammerige manier wil overtuigen,
krijgt nul op het rekest. Getuigen van Jehovah komen er niet in, dat ze hun
leer maar ergens anders proberen te slijten.

Als ik mij naar een loket begeef van een openbare dienst,
dan wil ik niet dat wie anders denkt dan ik mij per se wil overtuigen. Bied mij
de service die ik wil en waar ik recht op heb, meer vraag ik niet. Minder ook niet, trouwens.

Tot zover begrijp ik BDW volkomen. Maar hij begeeft zich wel
op een gevaarlijk hellend vlak. Om het in de taal van zijn geliefde essayist
Theodore Dalrymple te zeggen: a slippery
slope
. Want je weet waar je begint en niet waar je eindigt. Mijn vrijheid
eindigt waar de uwe begint, maar probeer maar eens te definiëren waar dat
denkbeeldige punt zich bevindt!

Neem mezelf: ik ben atheïst, republikein, links (wat dat
tegenwoordig nog moge betekenen), supporter van Beerschot. Mag ik dan
verwachten dat er geen kruisbeelden hangen op openbare plaatsen? Geen
portretten van koning en koningin? Dat er geen eenzijdige politieke symbolen
opduiken in het publieke leven? Dat loketbedienden vooral geen rode kledij
dragen, omdat ik voor paars ben?

Het lijkt absurd, maar waar trek je de lijn? Mag een
gelovige nog een bescheiden kruisbeeld rond de hals hangen? Welke opschriften
mogen er nog wel op T-shirts staan? “No time to waste”? De afbeelding
van Che Guevara? De affiche van Rock Werchter? Ik heb er geen eenduidig
antwoord op. Zoals ik tot vandaag ook niet wist dat de regenboog tegenwoordig een homoseksueel symbool is.

En wat met die Vlaamse symbolen die sinds begin dit jaar de
straatbeelden in sommige steden en gemeenten beheersen (in mijn terminologie: bezoedelen)? De Vlaamse leeuwtjes op de
straatnaamborden in Aalst, de centraal gehangen Vlaamse vlag in Brasschaat?
Hallo, meneer de voorzitter? U die in De Standaard letterlijk zegt: ‘Ik zie de
waarde van symbolen wel in, maar ik word er niet warm van.’ Fluit u uw
partijgenoten terug omdat ze het Vlaams-nationalisme in het openbare leven
opdringen, ook aan de 70% Vlamingen die níet op u of op uw partij gestemd
hebben? Dàt zou pas consequent zijn!

Maatschappelijk debat

Neutraliteit is een mooi principe, maar het is in hetzelfde bedje
ziek als het begrip ‘objectiviteit’ dat in de journalistiek te pas en te onpas gehanteerd
wordt. Het is een utopisch gegeven en wordt daardoor een containerbegrip. Onbruikbaar.
Zoals volstrekte objectiviteit niet bestaat, zo bestaat volstrekte neutraliteit
niet. Wat voor de ene kan, zal de andere tegen de borst stuiten, en vice versa.

Nog even en je zit terug in de sfeer van de schooluniformen.
Is het die eenheidskoek die we willen? Iedereen gelijk? Dan zit je toch dichtbij
het communisme aan, neen? Loketbedienden in maoïstische outfits, één tint
grijs, dat zou pas een lachertje zijn. Om vergelijkingen met die gele ster uit
de jaren dertig maar achterwege te laten, want da’s helemaal zwaarbeladen en populistisch en o
zo jaren dertig.

Wat BDW opwerpt is niet het einde van het debat, maar de
start van de tweede fase. Het Gemeenschapsonderwijs wil nu ook hoofddoeken
verbieden. Ook daar wordt onmiddelijk tegen geriposteerd. Als we nu eens in
plaats van simplistisch “ja” en “neen” te roepen, wanneer
het argument respectievelijk afkomstig is van een gelijkgezinde of een
tegenstander, een breder maatschappelijk debat openen?

Want dit draait niet rond futiliteiten, dit gaat over
fundamentele en grondwettelijk verankerde zaken als vrijheid van meningsuiting en vrijheid van vereniging. En over wederzijdse verdraagzaamheid. Dit gaat niet over
Philippe Gilbert, die met zijn regenboogtrui niet meer welkom is op ’t Schoon
Verdiep, zoals op Twitter gegrapt wordt. Dit gaat niet alleen over uiterlijke
symbolen, maar ook over inhoud. Dit gaat over de organisatie van onze samenleving
en belangt daardoor ons allen aan.