Ook de tweede aflevering van New York Confidential, waarin de Acht-kijkers gisteravond vanuit hun luie zetel op bezoek gingen in de wijk Queens, was een voltreffer. Het is
uitkijken naar de volgende drie afleveringen van deze boeiende documentaire
reeks. Mij heeft het ook warm gemaakt om zo snel mogelijk nog eens naar the Big Apple te gaan.

In mijn Top 3 van favoriete wereldsteden staat New York
onbetwistbaar op 1, gevolgd door Barcelona en Firenze. Ik weet het, zéér
uiteenlopende plekken. De onvergelijkbare, bruisende wereldstad met zijn vele
leefgemeenschappen die allemaal een andere kleur geven aan dat lappendeken met
zijn ongenaakbare wolkenkrabbers, zijn relatief jonge maar toch zeer rijke
cultuur en zijn eigenwijze inwoners (New York). De architecturale pracht en
praal die barok harmonieert met modernisme, die rechtlijnigheid koppelt aan
grilligheid, die de absolute schoonheid confronteert met het onaffe
(Barcelona). En tot slot die eeuwenoude stad, die met zijn warme geeltinten een
koesterende deken over de bezoeker legt en hem vriendelijk maar toch kordaat dwingt om la dolce vita te belijden (Firenze).

Ontzettend
boeiend/vermoeiend

Mijn eerste bezoek aan New York dateert van juni 1997.
Jarenlang was er die twijfel. Zou het er wel veilig zijn? Zou ik niet
direct na aankomst op JFK overvallen worden? Hoe kon ik het een beetje
budgetvriendelijk houden? En dus vertrok ik, met een toch ietwat bang hartje
en met een opdracht van De Financieel-Economische Tijd om een vijftal
reportages te maken, naar the city that
never sleeps
.

De eerste dagen deed ik mijn verplaatsingen uitsluitend per yellow taxi. Omdat dat het veiligst was,
in elk geval te prefereren boven de donkere metro of vele blokken wandelen,
dacht ik. Maar al snel bleek dat het allemaal enorm mee viel.
Onveiligheidsgevoel? Niet echt. Deze stad – die nauwelijks een decennium eerder
nog ten prooi viel aan drugsdealers en -gebruikers, halve en hele gangsters,
corruptie, leegstand en algehele verwaarlozing – was nu door een kordaat beleid
en door de wil van zijn inwoners om er een betere plek op aarde van te maken,
omgetoverd tot een veilig en betrouwbaar oord. Van gewelddadig tot geweldig,
het kon. Al geef ik toe dat ik het dan vooral over Manhattan heb.

En dus bezocht ik de voornaamste musea (de Met, het MoMA, het
Guggenheim, het Whitney, …), liep de belangrijkste boulevards af, at in
de door culinaire gidsen aanbevolen restaurants en wandelde erop los langs avenues en streets, tussen de journalistieke opdrachten
door. Tien dagen bleken ruimschoots te kort. En na die anderhalve week vakantie
had ik dringend nood aan… vakantie.

Want New York zuigt je op en neemt je mee in dat
onnavolgbare tempo van leven en werken. NYC is ontzettend boeiend, maar al even
ontzettend vermoeiend. ’s Nachts word je zelfs twintig hoog in je hotel wakker
gehouden door het voortdurende gezoem van passerende auto’s op straat. De stad
die nooit slaapt, het is een cliché dat klopt.

Woody / Lady Di /
Harleys

New York werd toen des te meer een onvergetelijke reis door
de serie van onverwachte gebeurtenissen die zich voordeden. Ik had in Time Out gelezen dat Woody Allen op een
maandagavond optrad met een dixielandorkest in de kelder van het poepchique Carlyle
Hotel, op de hoek van 76th Street en Madison Avenue. En daar zat hij inderdaad,
een beetje verdoken achter de andere muzikanten op het podium, dat onooglijke,
schriele mannetje dat heel verdienstelijk klarinet speelde en na afloop achter
mijn rug doorliep, hartelijk begroet door de stamgasten. Zelf bleef hij
afstandelijk en schuchter. Woody Allen in New York, check.

Bij het buitengaan viel op dat er zich een meute had
verzameld aan een andere ingang van het Carlyle, waarbij ook heel wat
fotografen, sommigen met een persbadge. De reden werd snel duidelijk. Vijf
minuten later werd prinses Diana er afgezet, omringd door veiligheidsagenten. Ze kwam net terug van de veiling
van haar jurken bij Christie’s. Twee maanden en een paar dagen later was ze
dood. Lady Di en de paparazzi, check.

Op dinsdag was het de bedoeling om ’s avonds rustig iets te gaan eten in
Little Italy. Op weg naar het aanbevolen ristorante reed de ene na de
andere luid grommende machine voorbij. Honderden en honderden moto’s, met
zwaar getatoëerde mannen aan het stuur en achter hen de obligate nepblondine.
Maar ook heel wat flikken doken op in het straatbeeld. Even leek het alsof er
een bendeoorlog zou worden uitgevochten, een shootout zoals we die kennen van de westerns, tot de ober me rustig
vertelde dat het om de jaarlijkse bijeenkomst van Harley Davidson-bikers voor
het goede doel ging. Kippenvel, check.

Lou / Joe / Gays

Op donderdag was er een optreden van Lou Reed in The Supper
Club, een zaal die qua volume vergelijkbaar is met de Brusselse AB. Uiteraard
was het concert al weken van tevoren uitverkocht. Maar Lou Reed in New York,
dat leek me toch wel de moeite waard om te proberen een ticket te bemachtigen
op de zwarte markt. Een reusachtige, struise, norse Afro-Amerikaan bood tickets aan, ‘100 bucks each!’,
terwijl ze normaal 38 dollar het stuk kostten. Dat was er iets over.
En zo ging dat spel van aantrekken en afstoten minutenlang door, tot er plots een man van middelbare leeftijd op me afstapte en vroeg of ik tickets nodig had. Euh, ja, dus. Twee van zijn vrienden konden er door
omstandigheden niet geraken en hij bood ze aan aankoopprijs aan. Lou Reed in
New York, check.

Na afloop maakte de normaal nogal weerbarstige zanger tijd
om op straat een praatje te slaan met zijn fans. Enkele minuten voordien was
componist Philip Glass in een taxi gestapt, met een bevallige, veel jongere
vrouw aan de arm. Waarop een native New
Yorker
kwam vragen wie die dame wel was. Om maar te zeggen: ik zag er na een week blijkbaar uit als een echte New Yorker. Opgaan in de massa, check.

Next stop: The
Blue Note. Legendarische jazzclub, die niets meer had van de groezelige plek
waar Billie Holiday en Charlie Parker ooit voor een handvol dollars optraden,
die ze vervolgens prompt weer uitgaven voor een shot heroïne. Dank zij enkele slimme
marketingjongens was The Blue Note een volbloed tourist trap geworden, maar dan wel eentje waar de grote tenorsaxofonist
Joe Henderson die vrijdagavond live optrad. Het optreden, driekwartier op de kop, was
gratis en niet echt memorabel, het matige diner peperduur. Zo kreeg ‘gratis’ een heel andere betekenis.
Maar goed: jazz in NYC, check.

Zondag was de laatste dag New York. Omdat de vlucht pas laat
vertrok, wilde ik nog even gaan wandelen langs Fifth Avenue. Dat bleek
moeilijker dan gedacht. Vele duizenden mannen en vrouwen (of, neen, die vrouwen
waren in de meeste gevallen ook mannen, bij nader inzien!) liepen er rond in kleurrijke en
uitdagende kleren. Jawel, de Annual Gay
and Lesbian Parade
trok tienduizenden toeschouwers die zich vergaapten aan de bonte
stoet holebi’s. De grote stoet, check,
been there, done that!

We’ll be back!

Het jaar nadien ging ik opnieuw, dit keer met een ruimere
journalistieke opdracht (een negendelige zomerreeks voor De Financieel-Economische
Tijd, ‘New York Stories’, over Belgen die er hun professionele geluk
beproefden) en met een bescheidener en realistischer “toeristisch” programma.

In 2000 was het enkel voor de fun (en toen bleek ook hoe duur NYC wel is…). Ik logeerde in Spanish Harlem bij
een flamboyante yiddische mama, die een vaste klant had aan Heterdaad-acteur Kris Cuppens en die de
hele dag door muziek van de Comedian Harmonists draaide. Veronika, der Lenz ist da.

Toen kwam 9/11.

Het wordt hoog tijd dat ik opnieuw de plas over steek. Ik
weet het, het klinkt verschrikkelijk hoogmoedig, maar ik heb het gevoel dat de
stad op mij wacht. Als ik er nog maar aan denk, vertoef ik weer in een New York state of mind.