Net wat dit land nodig had: terwijl Elio Di Rupo en Bart De
Wever virtueel vechtend over de vloer rollen, wint Noémie Happart de Miss
België-verkiezing. Happart! Uit Luik! Wie bedenkt het?!

Voeren

De naam Happart doet uiteraard een belletje rinkelen. Niet
dat de 19-jarige blonde schone Noémie familie is van de infame José, of zijn
iets minder rumoerige tweelingbroer Jean-Marie, maar in deze tijden wordt wel
vaker met het verleden vergeleken. We gaan dit keer niet terug naar de
populistische jaren dertig, maar naar de communautair geladen jaren
tachtig van de vorige eeuw.

In het nietige Voeren – zes deelgemeenten die samen een
gemeente van zo’n vierduizend zielen vormen – mag de Franstalige José Happart
na de gemeenteraadsverkiezingen van 1982 de burgemeesterssjerp omgorden. Niets
bijzonder, zou je denken, want Voeren ligt integraal in de provincie Luik, ware
het niet dat de gemeente na een typisch Belgische koehandel in 1962 werd
toegewezen aan de provincie Limburg. Komen en Moeskroen maakten toen trouwens de
omgekeerde beweging en transfereerden van West-Vlaanderen naar Henegouwen.

Voeren Vlaams, maar de voornaamste talen die men er sprak waren
het lokale dialect en… Frans. En dus was deze plek met zijn oppervlakte van
82 vierkante kilometer een kwarteeuw geleden geregeld een hoofdthema in de
nieuwsuitzendingen op radio en televisie. De inwoners wilden weer aansluiten
bij Luik, allerlei flamingantische bewegingen à la Vlaamse Militanten Orde
(VMO), Taal Aktie Komitee (TAK), Were Di en Voorpost protesteerden heftig tegen
dit voornemen. Ook politici van de Volksunie en het toen nog prille (en
onbeduidende) Vlaams Blok liepen er in de kijker. Gevolg: luid geroep aan beide
kanten, schermutselingen, een enkeling die met een jachtgeweer in de lucht
schoot. Een latente spanning in een enclave van twee keer niks.

Tot die Nederlandsonkundige voorman van een partij die zich
dan nog eens Retour à Liège durfde noemen er de macht greep. En vervolgens de
taalwet en allerlei afspraken aan zijn laars lapte en van Voeren de facto
opnieuw Fourons maakte. Tot grote razernij van intussen zowat alle Vlaamse
politici. Zo werd Voeren een speelbal tussen de Vlaamse en de Waalse politici;
een splijtzwam die de communautaire spanning op scherp zette. In 1987 viel de
regering Martens VI, bestaande uit christen-democraten en liberalen, over de
kwestie-Voeren.

Maar eigenlijk was Voeren ook een handig excuus om dringende
en/of impopulaire maatregelen niet te nemen.

Lose-lose-situatie

Vandaag leven we opnieuw in communautair moeilijke tijden.
Net als in de jaren tachtig zitten we in een diepe economische crisis. Net als
toen stijgt het aantal werklozen, wordt de bevolking armer en heerst er
onzekerheid bij de mensen. Net als toen is er nood aan sterke leiders, met een
duidelijke visie; leiders die al hun energie steken in de essentie, niet in
zaken waar de gemiddelde Belg op korte termijn weinig of niets aan heeft. Net
als toen gebeurt dat niet. (Toegegeven: een groot verschil met de jaren tachtig is wel dat de anti-Belgische verzuchtingen veel minder omfloerst klinken en veel meer weerklank krijgen.)

Bart De Wever, voorzitter van de grootste partij van
Vlaanderen, burgemeester van de grootste stad van Vlaanderen, bereidt zich al een
tijdje voor op de ‘moeder van alle verkiezingen’, daarbij geruggesteund
door de media die de man keer op keer een forum aanbieden (zelfs als hij niet
aanwezig is, is hij aanwezig, zoals zondagmiddag in De Zevende Dag toen het plots ging over diens uitdaging om het in
de Antwerp Ten Miles op te nemen tegen minister-president Peeters).

De Wever acht zichzelf onklopbaar. Als de andere partijen
hem voorzetten blijven geven, die hij vervolgens maar moet binnen koppen, zou
dat nog zomaar waar kunnen zijn ook. Na de kerstboodschap van de koning –
waarin Albert II waarschuwde voor populisme zoals in de jaren dertig – nam nu
de premier het woord, daarbij alweer een unieke kans missend om te zwijgen. ‘N-VA is
een gevaarlijke partij voor België,’ zei Elio Di Rupo. Daarin heeft ie niet
eens ongelijk: de N-VA is veel krachtiger en machtiger dan de Volksunie ooit geweest
is en het Vlaams Blok ooit dreigde te zijn. Alleen hybris lijkt De Wever
momenteel te bedreigen. En dus is de splitsing van dit land niet eens zo’n onrealistische gedachte meer. En krijg je een situatie met twee tegenpolen: in het noorden heerst Bart Apart, in het zuiden Elio Belgio.

De separatistische drijfveer van N-VA is bekend. Het
einddoel is een onafhankelijk Vlaanderen, al dan niet via de tussenfase van het
confederalisme. Daar moet niemand flauw over doen. En je moet er ook niet flauw
over doen dat dit niet de mening is van àlle N-VA-kiezers. Alleen valt er in dit
land – met zijn tegennatuurlijke stemplicht – nog altijd geen rechte lijn te
trekken tussen de intenties van een politieke partij en die van haar kiezers.

Maar het succes van de N-VA is ook een gevolg van de flaters
van haar tegenstanders. Een partij die op dit ogenblik één op drie Vlamingen
verleidt om voor haar te stemmen, mag je niet op haar eigen terrein aanvallen.
Je moet een alternatief uitdokteren, een eigen visie ontwikkelen en die
geloofwaardig verdedigen. Telkens opnieuw over het communautaire beginnen – hoe
correct de analyse ook moge zijn – is contraproductief: het is alsof Anderlecht
zou zeggen dat het liever twee keer op Barcelona zou spelen, dan één keer uit
en één keer thuis. Je wint dat nooit!

Wil dit zeggen dat de anderen geen kritiek mogen hebben op
de N-VA? Natuurlijk niet. Je moet de N-VA blijven wijzen op de contradicties in
haar eigen programma en op het verschil tussen wat zij wil en wat de Vlaamse bevolking wil, maar je moet in de eerste plaats zelf een coherent
verhaal aanbieden. Als het alleen maar blijft bij kritiek op De Wever & co, klinkt die kritiek bijzonder hol. Laat het kritiek geven dan maar over aan de
commentatoren in de media. O juist, die doen dat ook al niet… Da’s inderdaad
een vervelende en dubbelzinnige situatie. Lose-lose
in plaats van win-win. Maar ook hier weer geldt dat de media een alternatieve
visie voor die van de N-VA wel zullen oppikken, ze moet er alleen zijn.

Van een staatsman zou men verwachten dat hij zijn tijd
nuttig zou besteden aan de reële noden van zijn volk. Er zijn er nogal wat. Met
zijn uitlatingen bewijst dat Di Rupo dat hij nog altijd een partijleider is, maar
geen tacticus of strateeg, en al zeker geen staatsman. Jammer. Bij N-VA tellen
ze intussen hun winst uit. Tot spijt van wie het benijdt.