Het gaat niet goed met mijn geliefde Beerschot AC. Bij het
ingaan van de winterstop staat paarswit veertiende, met even veel punten als
Lierse. Alleen omdat het meer wedstrijden heeft gewonnen dan de Pallieters, blijft
Beerschot voorlopig boven de streep van de Playoff 3-plaatsen staan. Dat komt
omdat in de Jupiler Pro League, in tegenstelling tot de beschaafde
voetballanden, niet het doelsaldo maar het aantal zeges doorweegt bij een
gelijke stand.

Een bizarre redenering van de voetbalbond, want sedert de
invoering van het driepuntensysteem worden overwinningen al extra beloond. In
België blijft dat dus onveranderlijk een dúbbele beloning. O ironie: als deze
stand op het einde van de reguliere competitie behouden blijft, zal Beerschot
dank zij de achterlijke reglementen van de door haar zo verfoeide voetbalbond
geen écht degradatievoetbal moeten spelen.

Eerst even over het sportieve luik, dat donderdagavond voorlopig werd
afgesloten in Luik. Na 22 speeldagen telt Beerschot 18 punten (op een mogelijk
maximum van 66), heeft het 23 goals gemaakt en er 45 geïncasseerd. Beerschot
heeft de op twee na slechtste aanval (alleen Charleroi en Waasland-Beveren
scoorden nog één keer minder) en de op één na slechtste verdediging (Cercle
Brugge zit aan 47 tegendoelpunten). Nog schrijnender wordt het als we er de
jongste zeven speeldagen op nakijken: 1 punt op 21, doelsaldo -16 (2 voor, 18
tegen). Na de uitzege op Lierse, waar Beerschot smaakmaker Losada verloor met
een ernstige blessure, ging het dus van kwaad naar erger.

Trainer Adrie Koster, in april nog met veel poeha
voorgesteld tot groot jolijt van de achterban, werd vijf dagen na de verloren
thuiswedstrijd tegen Anderlecht ontslagen, nadat ie eerst in de krant had
kunnen lezen dat zijn voorzitter hem zéker het seizoen zou laten uitdoen. Da’s inmiddels
zes speeldagen geleden: een kentering kwam er niet na het vertrek van de
Nederlander en de daaropvolgende boze woorden van de voorzitter aan het adres
van de grote ego’s in de spelersgroep. Interim- en sedert drie weken hoofdtrainer
Wim De Corte wordt nu ook geconfronteerd met de beperkingen van de kern, zowel qua
kwaliteit als qua mentaliteit.

Even vergelijken met vorig seizoen. Toen begon de winterstop
al na 19 speeldagen. Beerschot ging die in met 25 punten en een doelverhouding
29-26 (+ 3). Na het uitermate zwakke bibberseizoen 2010/2011 betekende dit dat
de club de pauze inging met een plaats in de ruime middenmoot en een
comfortabel gevoel. Om de vergelijking na 22 speeldagen door te trekken: toen
zat Beerschot al aan 28 punten, en aan 34-33 in goals. Het vorige seizoen was
zorgeloos en grijs; het voetbal was matig, vooral buitenshuis. Maar bestuur en
supporters zouden vandaag onmiddellijk tekenen om te kunnen terugkeren naar dat
veilige, anonieme bestaan in de brede middenmoot van de eerste klasse.

Er resten Beerschot nu nog acht wedstrijden in de reguliere
competitie om het tij te doen keren. Het programma oogt haalbaar, maar daarin zit
net het addertje. Ploegen die niet gewend zijn om degradatievoetbal te spelen,
verkrampen vaak in de rechtstreekse duels. Dat is het voordeel van Lierse,
Charleroi en Waasland-Beveren, die wel vaker moesten strijden om het behoud; dit
voordeel geldt dan weer minder voor Cercle Brugge, vorig jaar nog één van de
revelaties, nu de onverwachte rode lantaarn. Versterking is nodig op het Kiel,
maar het risico bestaat dat intussen één of meerdere sterkhouders vertrekken.
Het komt erop aan de voordeur te openen en de achterdeur gesloten te houden,
maar wel zonder financieel gekke dingen te doen.

Zo belanden we bij het financiële luik. Vorig seizoen zat
Beerschot in de rats; de voetbalbond legde de club in december 2011 een
transferverbod op omdat ze niet voldeed aan de voorwaarden om de licentie te krijgen.
Die licentie werd uiteindelijk toch, met de hakken over de sloot, behaald in
maart.

De flamboyante, maar ook zeer rumoerige voorzitter Patrick
Vanoppen, een projectontwikkelaar uit het Leuvense die de club op 16 februari
2011 op nogal brutale wijze had overgenomen, ontdekte heel wat lijken in de
kast. Zijn voorgangers hadden hem opgesolferd met tekorten die volgens
uiteenlopende schattingen tussen de vijf en de tien miljoen euro bedroegen. Een
heel jaar lang was het dweilen met de kraan open. Dat Vanoppen erin slaagde om
de licentie te verwerven was een klein mirakel. Dat Beerschot AC aan het eind
van het seizoen 2011/2012 een miljoenendeficit had omgezet in een kleine boekhoudkundige
winst eveneens.

Vanoppen heeft de verdienste dat hij de club heeft gered van
een grijs bestaan. Niemand sprak nog over Germinal Beerschot. Sportief viel er nauwelijks
wat te beleven op het Kiel. Alleen omwille van het geruzie en gestook binnen
het bestuur kreeg de club nog veel (ongewenste) media-aandacht. Vanoppen zorgde
in juni 2011 voor een nieuw elan door de naam opnieuw om te dopen tot Beerschot
AC, een nieuw logo te lanceren dat verdacht veel lijkt op het oude
Beerschot-logo, het verdwenen stamnummer 13 op te voeren als fetisjgetal, in
berenpak naar het stadhuis te trekken en heel dicht bij de supporters te staan.
Het project-Beerschot genoot veel bijval voor aanvang van het vorige seizoen.
In Antwerpen houdt men nu eenmaal van grote monden, dwarsliggers, eigenzinnige
Einzelgänger en ambitieuze types: Vanoppen heeft het allemaal. En hij bespeelt
het meesterlijk. Op het supportersforum zal hij nog eerder zalig worden
verklaard dan Johannes-Paulus II in Rome.

Maar met zijn eigengereide optreden heeft de
voorzitter/managing director ook heel wat professionele relaties verstoord.
Vooral dan in de wereld van de commerciële partners. Hoofdsponsor Quick,
wagensponsor Hyundai en Junkers haakten om die reden af. Er kwam lange tijd niets
voor in de plaats. Pas onlangs werd een deal aangekondigd met Nissan, dat vanaf
januari wagens ter beschikking zal stellen. De afgelopen zes maanden heeft
Beerschot dus zelf voor een dertigtal spelers en medewerkers auto’s moeten leasen. Dat
kost geld, in plaats van dat het er opbrengt.

Ter vervanging van een hoofdsponsor kwam er een ‘wereldwijd uniek
concept’ met wisselende shirtsponsoring, dat – zo werd gezegd – mogelijk zelfs
meer zou opbrengen dan één hoofdsponsor. Of dat klopt, is nog maar de vraag. En
wat de reële netto-opbrengsten van dit systeem zijn tot nog toe, is een
zorgvuldig bewaard geheim. Als je het Beerschot-shirt bij uitwedstrijden bekijkt,
krijg je in ieder geval sterk de indruk dat je met ‘witte producten’ te maken
hebt.

Enkele weken geleden stond dan in de krant het berichtje dat
Mokafina de nieuwe hoofdsponsor zou worden, een bericht dat noch door de club,
noch door Mokafina bevestigd werd. Mogelijk geldt het sponsorship pas vanaf
volgend seizoen en is het voortijdig uitgelekt.

Sportsponsoring is in de grootstad Antwerpen altijd al een
probleem geweest. Grote bedrijven aarzelden om zich aan de traditieclubs
Beerschot en Antwerp te binden. De redenering was: als we met Beerschot in zee
gaan, zullen de supporters van Antwerp ons merk haten, en vice versa. Nu
Antwerp echter al tien jaar in de tweede klasse speelt, zou het in theorie veel
makkelijker moeten zijn om een grote vis te vangen voor de enige resterende
eersteklasser in de metropool. Helaas, pindakaas: het lukte Vanoppens
voorgangers niet en het lukt hem evenmin. Het imago van de club, de conflicten
met politiek en media, en de slechte prestaties helpen daarbij niet echt.

Over imago gesproken. Het personeelsbeleid van de voorzitter
is op zijn minst opmerkelijk te noemen: in de twintig maanden dat hij de club
leidt, zijn meer dan dertig medewerkers vertrokken of moeten vertrekken. Om de
zes maanden is het voltallige management er doorheen gejaagd. Zo krijg je nooit
stabiliteit en geloofwaardigheid naar de buitenwereld.

Vanoppen, die overigens best wel gezonde ideeën heeft over
het besturen van een club en die zelfs zeer bruikbare suggesties heeft gedaan
om het hele Belgische voetbalbestel te verbeteren, is zo tegelijkertijd de
oplossing én het probleem van Beerschot. Hij zou één van de meest
vooruitstrevende en intelligente voetbalbestuurders van dit land kunnen zijn,
ware er niet zijn ongeduld, zijn impulsiviteit en zijn ontembare drang om
conflicten op te zoeken. Ik omschreef hem eerder in een sportweekblad al als
een ‘Dr. Jekyll and Mr. Hyde’-figuur.

Ook bij een deel van zijn achterban heeft Patrick Vanoppen
het verkorven. Als je alleen maar het supportersforum volgt, merk je dat niet. Daar
heersen Noord-Koreaanse toestanden: de Grote Leider wordt luid bejubeld. Kijk
echter naar de lege plaatsen op de tribunes en je ziet dat de fans afhaken. In
het succesvolste seizoen van fusieclub Germinal Beerschot, 2008/2009, zaten er
gemiddeld 10.002 toeschouwers in het Olympisch Stadion. Het jaar daarop waren
dat er nog maar 9.109 en in de rampzalige jaargang 2010/2011 was het al gezakt
tot 8.216.

Vorig seizoen werd verwacht dat nieuwe naam, nieuw logo en
nieuw elan voor een hype zouden zorgen, maar dat viel dik tegen. Het gemiddelde
toeschouwersaantal steeg nauwelijks. Bij de ingang van de winterstop, na tien
thuiswedstrijden, bedroeg het 8.423. Op hetzelfde tijdstip dit seizoen, na elf
thuiswedstrijden, zit het nipt boven de 8.000. Vorig seizoen kwamen er op een
ijskoude zaterdagavond in januari 10.481 naar Beerschot – Anderlecht kijken, nu
zaten er op een veel aangenamere zaterdagavond in november 10.059 mensen op de
tribunes voor dezelfde match. Waar zijn die 422 naartoe? Zijn de slechte
prestaties de enige oorzaak?

Het zou kunnen. Beerschot heeft zo’n zesduizend honds-,
pardon ratstrouwe supporters: de
abonnementhouders. Die worden bij elke thuiswedstrijd aangevuld met occasionele
ticketkopers en fans van de bezoekende club. Maar de Antwerpenaar is altijd al
een rotverwende sportliefhebber geweest. Als het goed gaat, zitten de tribunes
vol. Toen Germinal Beerschot in mei 2005 de finale van de Beker van België
speelde, zaten er een kleine 20.000 sinjoren in het Koning Boudewijnstadion. Op
Facebook telt de club inmiddels al meer dan 11.000 vrienden. Waarom zitten die
niet in het stadion?

Ik zal het u zeggen: omdat veel Beerschotsupporters
‘voorwaardelijke’ fans zijn. Het zijn succes-supporters: aanwezig als het goed
gaat, afwezig als het minder goed gaat. Maar wel altijd een groot ‘bakkes’
opzettend over de club. Ik kan het weten, want ik ben zelf zo.

De diehard-supporters
van Beerschot hebben een stevige reputatie in ons land. Soms gaan ze verbaal over
de schreef (wat de club dan vervelende boetes oplevert), meestal zijn ze spitsvondig
en onweerstaanbaar geestig. Buitenshuis is het wat minder, omdat er steeds
minder fans de verplaatsingen maken. Maar het probleem zijn niet de supporters
die hun club ter plekke aanmoedigen, integendeel. Het probleem wordt gevormd
door de fans die hard roepen, maar zelden in het stadion te vinden zijn. En die
krijg je alleen maar terug door goede prestaties. Een vicieuze cirkel, dus. Beerschot
heeft nood aan onvoorwaardelijke supporters, die hun club door dik en dun
steunen, ook (en misschien vooral) als het slecht gaat.

Dalende inkomsten van sponsoring, dalende inkomsten van
ticketverkoop, dalende inkomsten van neveninkomsten als drankconsumptie en
merchandising, dalende inkomsten van de tv-rechten (die voor een deel
samenhangen met de plaats in het klassement), dalende waarde van spelers: er
hoeft geen tekeningetje bij. En de boekhoudkundige winst waarover ik het al
had, kan niet camoufleren dat er een gigantisch cash flow-probleem blijft. Dat
de lonen van september te laat werden uitbetaald is daarbij symptomatisch, want
op dat ogenblik hebben de clubs uit de Jupiler Pro League net het grootste deel
van de tv-rechten ontvangen.

De Antwerpenaar houdt niet alleen van grootspraak, hij zal
ook de eerste zijn om de slinger in de andere richting te laten doorslaan, en
zijn roekeloze optimisme om te ruilen voor cynisch pessimisme. En dus lees je
her en der al dat Beerschot, volgens zijn eigen supporters, zal degraderen.
Relativeringsvermogen is nooit het sterke punt geweest van hevige fans. Da’s een wereldwijd gegeven.

Als supporter-op-afstand blijf ik ervan overtuigd dat het
allemaal zo’n vaart niet zal lopen, maar het zal knokken worden, wellicht tot
de laatste speeldag. Ook financieel moet er nog een en ander uitgeklaard
worden. Maar een ploeg als Beerschot hoort gewoon in eerste klasse thuis. Laat
dat duidelijk zijn.