(Eind oktober ligt ‘De jaren 70. Reconstructie van een bewogen decennium’ in de handel. Zoals de meeste auteurs meemaken, is een boek schrijven niet alleen schrijven maar ook schrappen. Dagelijks post ik dezer dagen en weken op Facebook en X een geschrapte passage. Op deze blog doe ik dat met iets langere teksten. Hieronder enkele paragrafen over de moeilijke relatie tussen de Belgische regering en de artsensyndicaten in die periode, plus ook nog een uitsmijtertje over onderwijs. Straks niet in het boek, nu wel een opwarmertje voor u.)

Al sinds het begin van het decennium wordt er gebakkeleid tussen artsen en ziekenhuizen, artsen en mutualiteiten, artsen en politici. De Belgische Vereniging van Artsensyndicaten (BVAS), geleid door de combattieve dokter André Wynen, een gewezen verzetsstrijder, eist hogere erelonen. Opeenvolgende regeringen willen hier niet in meegaan, maar blijven voorzichtig in hun afwijzen: ze herinneren zich maar al te goed de artsenstaking van 1964, waaraan destijds bijna 95 procent van de artsen en tandartsen heeft deelgenomen. Die chaos wil men vermijden.

            Wat volgt is een schimmenspel: dreiging met staking, stiptheidsstakingen, eenzijdige verhoging van de erelonen – eind 1976 kost een raadpleging in het dokterskabinet 224 frank en een huisbezoek 315 frank (om naar vandaag om te rekenen moet u vermenigvuldigen met 3 en dan delen door 40) –, prestatiegeneeskunde (hoe meer patiënten, hoe liever!), discussies over het remgeld, de weigering om een fiscale strook in te voeren, een conflict tussen de overkoepelende Orde van Geneesheren en de regering. Maar in tegenstelling tot 1964 is de eenheid onder de artsen zoek. Een van de hevigste dissidenten is dokter Herman Le Compte, een man die beweert dat hij 1000 jaar oud zal worden. ‘Mijn patiënten zijn trots op mij, en ze vinden het fijn dat ik in een Porsche rijd. Dan kunnen ze met mij gaan stoefen. Ik geloof dat gij van de Copernicaanse revolutie die Le Compte in de geneeskunde wil doorvoeren, om de patiënt in het middelpunt van de geneeskunde te plaatsen in plaats van de “geneesheer”, niet veel begrepen hebt. Uiteindelijk wil ik de patiënt als primum movens, als middelpunt van de gezondheidszorg. C’est tout! (…) Moi, je m’en fous. Maak maar zoveel venijnige opmerkingen als ge wilt, Le Compte trekt zich dat niet aan. Hoe meer ik mezelf in het zonnetje zet, hoe sneller ons doel bereikt zal zijn en de Orde zal worden afgeschaft.’[i]

            De Orde neemt trouwens wel vaker controversiële standpunten in. Over euthanasie, bijvoorbeeld, denkt ze het volgende: ‘Bewust de dood veroorzaken van een zieke, om welke reden ook, is een misdaad. (…) Het uitdrukkelijke verzoek hierom vanwege een zieke, geeft volstrekt geen rechtvaardigingsgrond aan deze daad.’ Professor Etienne Vermeersch, vroege voorstander en voorvechter van het recht op euthanasie, is teleurgesteld. ‘Hier zie je weer hoe een bijzonder ingewikkelde problematiek, waarover de laatste jaren hele bibliotheken zijn volgeschreven, waarover in de hele wereld wordt nagedacht en van gedachten gewisseld, versimpeld wordt tot twee zinnetjes. De problemen van een ongeneeslijk zieke, die geen enkele hoop meer heeft, en die huilend van de pijn om een injectie vraagt, worden hier met één pennetrek van de kaart geveegd. Het is hemeltergend.’[ii]

            Herrie is er ook in het onderwijs wanneer bevoegd minister Herman De Croo voorjaar 1976 een plan heeft om tweejarige peuters toe te laten in de kleuterklassen. Ondanks hevig verzet van kleuterleidsters komt het erdoor. Enkele maanden later willen De Croo en zijn Franstalige ambtgenoot Antoine Humblet een ‘numerus clausus’ invoeren in de normaalscholen en het paramedisch onderwijs. Weer verzet, weer wordt de maatregel (tijdelijk) doorgevoerd. Een derde ideetje van De Croo, de spreiding van de zomervakantie, haalt het niet. ‘Men heeft me verweten dat ik als minister van onderwijs geen pedagoog ben,’ zegt de liberaal over de heisa. ‘Maar dan zou je ook moeten eisen dat de minister van Volksgezondheid geneesheer is, die van Defensie generaal en die van Arbeid en Tewerkstelling werkman.’[iii]


[i] Humo, 1 april 1976, p. 38

[ii] Humo, 4 december 1975, p. 8

[iii] Humo, 20 maart 1975, p. 24