65 jaren op de teller, 41 jaar ervaring in de journalistiek. De 29 dagen die februari dit jaar telt, keer ik even terug in de tijd met journalistieke bijdragen van mijn hand. Werk voor radio of televisie komt helaas niet aan bod. Niet chronologisch, maar kriskras grasduinend door wat met enige zin voor overdrijving een journalistiek oeuvre zou kunnen genoemd worden. Vandaag bijdrage 11.
Van 2013 tot coronajaar 2020 schreef ik columns en opiniestukken onder de noemer De derde helft voor Sporta. Eerst in een ledenblad dat vier keer per jaar verscheen, later maandelijks op een website, die helaas in 2020 werd opgedoekt, bij gebrek aan… sportactiviteiten in de wereld. Het was een fijne speeltuin, waarin ik mijn visie op de topsportwereld mocht geven. In de bijdrage hieronder, die begin augustus 2016 verscheen, had ik het — vlak na de start van de Olympische Spelen in Rio de Janeiro — over de veel te dure organisaties, niet alleen van de Spelen maar ook van WK’s Voetbal. Geldverslindende prestigeprojecten die organiserende landen met een jarenlange financiële kater opzadelden. En ik formuleerde een concreet voorstel (dat uiteraard niet werd opgepikt, en al zeker niet door de sportbonden zelf).
***
Citius, altius, fortius, faillitus
***
Sinds een dag of vijf gaat het voornamelijk over de sportieve prestaties in Rio. Vlak vóór de openingsceremonie werd er nog vooral geschreven over Russische dopingzondaars, Braziliaanse organisatorische onkunde, politieke chaos en megalomanie. Voor het onverantwoorde prijskaartje is nochtans een oplossing.
Citius. Altius. Fortius. Sneller. Hoger. Sterker. U kent de Olympische slogan ongetwijfeld uit het hoofd. Net als het motto ‘Deelnemen is belangrijker dan winnen’. Het eerste is een nobel streven van de mens: altijd maar beter willen doen. Het tweede een leugentje om bestwil. Zoals er in de Olympische beweging wel meer halve waarheden en hele leugens worden opgedist. Na het aftreden van überdiplomaat Jacques Rogge is het IOC opnieuw in handen van gecorrumpeerde patjepeeërs gevallen. Een bestuur dat wil meetellen op het niveau van, pakweg, de Verenigde Naties. Daar horen dan ook geopolitieke machtsspelletjes bij. Zo’n Thomas Bach, daar zit echt geen muziek in.
Een presidente die de facto werd afgezet, een onpopulaire interimpresident die de honneurs waarneemt, zikavirus, chaos op alle vlakken: onder dat gesternte begon Rio 2016. Trek in een van de flats in het Olympisch dorp het toilet door en drie verdiepingen lager komt het plafond naar beneden, dat soort verhalen. Zelfs als ze niet werden aangedikt is het schrijnend. Megalomanie, lees je dan. Onverantwoord hoge uitgaven. Tien miljard euro kosten deze Spelen volgens de organisatoren, achttien miljard volgens economen. Dat laatste zal dichter bij de waarheid liggen, economen hebben doorgaans betere rekenmachientjes.
Ik krijg een déjà lu, als ik dat lees. Ook Londen was mega, maar Groot-Brittannië heeft een sterke economie. Idem dito voor China, organisator in 2008. Maar vraag eens aan Iannis met de pet wat de Spelen van Athene twaalf jaar later voor hem betekenen. Het evenement ligt mee aan de basis van de economische teloorgang in Griekenland. Want zo gaat dat in de praktijk: de Olympische infrastructuur wordt zestien dagen intensief gebruikt, daarna worden sporthallen overgeleverd aan de genadeloze tand des tijds. Ik zag laatst een foto van het Olympisch zwembad in Athene: overwoekerd door gras had het iets schrijnends. Witte olifanten, worden die gebouwen jaren na datum genoemd. Atleten en toeschouwers roepen twee weken wow, daarna wordt het ow. Pijnlijk. En niet alleen de Olympische sites liggen na gebruik te verkommeren. Ga eens in Sevilla naar de plek waar in 1992 de Wereldtentoonstelling werd georganiseerd. Kijk eens rond in de meeste stadions die voor het WK in Zuid-Afrika werden gebouwd. Ze dienen tot niets meer. Hooguit wordt er nog gevoetbald voor tribunes die voor drie kwart leeg zijn. De rest van de zitjes vergaart stof en duivenstront, tot het gras eroverheen groeit.
Faillitus. Dat is het woord dat ontbreekt aan de Olympische slogan (en, ja, ik weet dat dat geen echt Latijn is). Sneller, hoger, sterker, bankroeter. Lokale populariteit en internationaal prestige zorgen ervoor dat overheden en organisatoren altijd weer in overdrive gaan. Te laat beginnen met het bouwen van stadions, hallen en andere sportinstallaties, waardoor de gepeperde rekening nóg straffer wordt. Nieuwe wegen aanleggen, die nooit echt helemaal afraken en slechts gedeeltelijk gebruikt worden. Telkens weer.
Daarom, een voorstel. Stop met die megalomanie, dwing would-beorganisatoren niet langer om zich eerst in de schulden te steken om hun kandidatuur kracht bij te zetten, inclusief wat steekpenningen hier en daar, om hen vervolgens de financiële dieperik in te helpen. Ga voor kleinschaliger en realistischer. Maar vooral: hergebruik Olympische-, WK- en EK-faciliteiten, zodat die om de vier, acht of twaalf jaar opnieuw van pas komen, mits een beetje opkalefateren, en begin niet telkens van nul of min één.
Organiseer grote sporttoernooien op vaste plekken, liefst in landen die geen supergrote sportnaties zijn, om het thuisvoordeel te beperken. Deel de bouw- en opknapkosten door alle leden van het IOC, de Fifa of de Uefa, met een verdeelsleutel op basis van het aantal inwoners van de landen en de sterkte van hun economie, zodat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen, maar geen enkel land er alleen voor staat. Een EK Voetbal kun je perfect elke keer in verschillende landen organiseren, zoals bij Euro 2020 zal gebeuren, maar dan zonder al die met vliegtuigen te overbruggen afstanden. Geschikte stadions zijn er genoeg, behalve dan in ons land, maar dit even terzijde. Waarom geen Olympische Spelen in Liechtenstein en een WK Voetbal in Nieuw-Zeeland?
Pas als overkoepelende sportbonden werkelijk out-of-the-box beginnen te denken, kunnen ze deze vicieuze cirkel doorbreken. Anders lezen we over twee, vier, zes en acht jaar dezelfde verhalen van veel te duur uitgevallen evenementen, infrastructuur die slechts eenmalig van pas is gekomen en een plaatselijke bevolking die kreunt onder niets en niemand ontziende economische maatregelen.