65 jaren op de teller, 41 jaar ervaring in de journalistiek. De 29 dagen die februari dit jaar telt, keer ik even terug in de tijd met journalistieke bijdragen van mijn hand. Werk voor radio of televisie komt helaas niet aan bod. Niet chronologisch, maar kriskras grasduinend door wat met enige zin voor overdrijving een journalistiek oeuvre zou kunnen genoemd worden. Vandaag bijdrage 6.
Ik heb niets met religie. Ik ben gedoopt, heb mijn communies gedaan en het vormsel ontvangen (of hoe heet dat ook alweer?), en dat was het dan. Ik geloof niet dat ik ooit bewust geloofd heb. Na het bekijken van de hartverscheurende Canvas-reeks Godvergeten, over seksueel misbruik in de katholieke kerk, heb ik me laten ontdopen, iets wat ik al veertig jaar geleden had willen doen, maar waar ik toen te lui (of te laf?) voor was. (Terloops, als ik het werkwoord ‘ontdopen’ intik, geeft mijn spellingcontrole aan dat het woord niet bestaat; zegt veel, niet?) Ik ben atheïst, maar heb respect voor gelovigen, veel minder voor de instituten waaraan ze zich verbinden. In april 1997 had ik de gelegenheid om de Britse auteur Karen Armstrong te spreken, als voormalige non een experte op het vlak van religie, die zowel het christendom als het jodendom en de islam uitvoerig had bestudeerd. De weergave van dat gesprek verscheen zaterdag 3 mei 1997 in De Financieel-Economische Tijd.
***
‘Ik wou God vinden’
***
Met Een geschiedenis van God, Jeruzalem en Mohammed werd de uitgetreden non Karen Armstrong ook in ons taalgebied bekend. Nu zijn er twee boeken tegelijk van haar uit: Door de nauwe poort, de langverwachte vertaling van haar ophefmakende eerste boek uit 1981 over haar kloostervaringen, en In het begin, een eigenzinnige kijk op het Genesis-verhaal. God is alomtegenwoordig in het werk van Armstrong. “Wij zijn als Jacob in Genesis: worstelend met God, altijd vragen stellend, nooit antwoorden krijgend.”
Een citaat: “Ook al heeft Genesis nog zo’n belangrijke rol gespeeld bij het ontstaan van de joods-christelijke traditie, dit boek wil onze religieuze veronderstellingen nogal eens geweld aandoen en dan blijkt dat het, net als al het menselijke denken over het goddelijke, niet in staat is om op adequate wijze uiting te geven aan de vaak onthutsende werkelijkheid waarvoor het onze aandacht vraagt.’
“De bijbelauteurs dwingen ons onze verbeeldingskracht te gebruiken”, schrijft u. Is dat niet vrágen om moeilijkheden?
“Sinds de Reformatie lezen we bijbelse teksten als zouden ze één allesomvattende boodschap omvatten, één Waarheid. Dat is een probleem. Teksten als Genesis moeten geïnterpreteerd worden. Religie werd vroeger gezien als het domein van de verbeelding.
Je komt niet tot God via de rede en de logica, maar via verbeelding. Ik vind dat we religie moeten leren bekijken als een kunstvorm, dat zou ook beter aansluiten bij de tradities. In het verleden hebben religieuze mensen overigens veel meer gebruik gemaakt van culturele expressievormen — muziek, dans, poëzie, schilderijen — dan van filosofische traktaten om hun boodschap over te brengen.”
Is het probleem met fundamentalisme niet precies dat er heel wat volgelingen zijn, die de religieuze teksten niet hebben gelezen, en die blindelings de vrije interpretaties van hun leiders aannemen?
“Fundamentalisme heeft zich opgewerkt in álle grote wereldgodsdiensten, het zal trouwens het onderwerp van mijn volgende boek zijn. Toch is het benadrukken van het belang van het geloof typisch westers. In andere culturen gaat het vooral om het doen, niet om het passief geloven. Ik ben het met je eens dat fundamentalisten geen rekening houden met de complexiteit van hun eigen religieuze tradities en dat ze hun visie samenballen tot één simpele boodschap, terwijl iemand als de profeet Mohammed juist pleitte voor het bestaan van verschillende meningen naast elkaar. Hij zag verschil in mening als een zegen, niet als een vloek. Godsdiensten zouden blij moeten zijn dat er vragen worden gesteld, dat er op sommige vragen geen antwoorden worden gevonden, dat er discussie ontstaat. Fundamentalisten hebben schrik van alles wat modern is, anderzijds sluiten ze evenmin aan bij de traditie.”
God wordt doorgaans als ‘goed’ voorgesteld. De God van Genesis is echter niet zo’n perfect Wezen.
“Het idee van het monotheïsme, dat er slechts één God is, die verantwoordelijk is voor alles wat er gebeurt, ligt heel moeilijk. Want in dat geval is God ook diegene die oorlogen doet ontstaan en allerlei verschrikkingen op de wereld loslaat. God de schepper wordt in hoofdstuk 1 van Genesis al meteen God de vernietiger, Hij introduceert de genocide. Als Genesis één ding bewijst, dan is het wel dat het onmogelijk is om voor eens en voor altijd vast te leggen wie of wat God nu eigenlijk is. Wanneer we Genesis lezen en zien hoe onschuldige mensen lijden, staan we perplex. Je mag de Bijbel dan ook niet zien als een soort heilige encyclopedie waarin je informatie kunt opzoeken over God. De werkelijkheid is veel complexer.”
Wat in de bijbel staat is dus niet noodzakelijk de waarheid en niets dan de waarheid?
“Het is waar, maar het zit niet in een heldere boodschap verpakt. Het is een gevecht met woorden en informatie. Ik begin trouwens in het begin met het vertellen van het gevecht dat Jacob had met een menselijke figuur die later God bleek te zijn. Vandaar dat Jacob een nieuwe naam kreeg: Israël, hij die vecht met God. De bijbel is een bijzonder verwarrend document. Alle grote monotheïsten, of ze nu uit het katholicisme, het judaïsme of de islam komen, hebben altijd benadrukt dat er niet één alomvattend concept van God bestaat, maar vele.”
God (m/v)
“De God van de zondvloed kan op zijn best worden gezien als een humeurig kind dat het kasteel dat hij van zijn blokken bouwde zat is en het omgooit. Op zijn slechtst kan Hij worden gezien als de tirannen en dictators uit onze eigen eeuw die zich godgelijkende macht hebben toegeëigend en geprobeerd hebben de wereld te bevrijden van wat zij als slecht zagen.”
Enkele weken geleden zei Margaret Wertheim in deze krant dat vrouwen altijd benadeeld zijn in de wetenschappelijke wereld. Geldt dat ook voor godsdienst?
“De religie is nooit goed geweest voor vrouwen. Behalve in Genesis, daar vind je nog positieve vrouwelijke karakters. Eva bijvoorbeeld. Adam is een beetje een stuntel, terwijl Eva toch de appel aanpakt en daardoor uitkijkt naar nieuwe kennis. Als je Adam, de slang en Eva naast elkaar zet, dan is de vrouw Eva de enige die wil leren.”
God wordt meestal afgebeeld als een oude man met een lange, witte baard. Ziet u hem ook zo?
“Ik denk dat nog weinig mensen God zien als een man met een baard. De oorlogszuchtige God uit het begin van de bijbel is ongetwijfeld mannelijk. Als je de mening van de meeste monotheïsten naast elkaar zou zetten, slaat de balans wellicht ook door in de richting van het mannelijke. Toch zien joodse mystici de aanwezigheid van God op aarde als iets vrouwelijks. Er zijn ook moslims die God als een vrouw beschouwen. Allah klinkt mannelijk, maar er zijn afgeleiden van dat woord die je kan vertalen als ‘baarmoeder’. Volgens mij kan je God niet vatten in een begrip uit onze taal. Ik probeer Hem ook niet te zien: als je het goddelijke gaat visualiseren, verliest het zijn mystieke kracht. God is voor mij dat wat het leven zin geeft, ik wil dat niet in definities gaan gieten.”
Citaat uit Door de nauwe poort: “Hoewel ik me vooral aangetrokken voelde tot de studie van de mystiek, wist ik uit mijn pogingen tot meditatie in het klooster dat ik het niet in me had een mystica te zijn.”
“Dat klopt. Er zijn weinig echte mystici; diegenen die zich mysticus noemen, hebben nogal eens een verkeerd concept van mysticisme. Het vereist zeer speciale vaardigheden van geest en hart. Zoals niet iedereen die pianolessen volgt even begenadigd zal leren spelen als Vlademir Ashkenazy, zo is niet iedereen die het klooster binnentreedt automatisch een mysticus.”
Hoe interpreteerde u Genesis vóór u toetrad tot de kloosterorde van Tripton?
“Ik stond er niet zo bij stil, ik was nog maar zeventien. Het was toen trouwens eerder een protestantse gewoonte om intensief de bijbel te bestuderen.”
Waarom wou u in 1962 per se het klooster in?
“Verwarde gevoelens, zoals bij de meeste novicen het geval is. Ik wou God vinden, het goddelijke benaderen, de vuilnishoop van ons dagelijks bestaan achterlaten. Ik geef eerlijk toe dat ook het feit heeft meegespeeld dat ik verlegen en onzeker was in die dagen. En: ik botste met het materialisme. Je moet weten dat ik van Birmingham kom, een van de grootste industriesteden van Engeland. Toen mijn vader, een zelfstandige, failliet ging, verloor hij van de ene dag op de andere al zijn vrienden. Dat stak mij. Er was ook nog het aanlokkelijke vooruitzicht in een commune te gaan, wat in de jaren zestig fel in trek was.”
Wat waren uw verwachtingen?
“Ik dacht dat ik een wijzer en beter mens zou worden. Ik wilde voortdurend passioneel bezig zijn met de ultieme dingen des levens. Maar dat viel tegen.”
Hoe kwam dat?
“Kloosters worden bevolkt door mensen, met al hun capaciteiten en gebreken. Er lopen weinig mystieke heiligen rond, geloof me. Daar kwam nog bij dat ik toetrad vóór het Tweede Vaticaans Concilie, het klooster stond achter op zijn tijd. Tripton was een anachronisme, de nadruk lag nog altijd op schuld en boetedoening en het wegcijferen van het Zelf. Toch heb ik er geen spijt van dat ik er bijna zeven jaar verbleven heb.”
Hebt u niets gemist in de buitenwereld?
“Zoals? Oké, ik heb de sixties gemist, maar is dat zo’n ramp dan? Wellicht had ik toch ook maar naar een gitaar gegrabbeld en We shall overcome gezongen —- wat ik overigens gedaan heb ná mijn uittreding.”
Toch: Moeder Walter was een echte tiran, het lijkt wel een Feldwebel uit een concentratiekamp.
“Moeder Walter had het moeilijk met de modernere opvattingen die toen de kerk binnenslopen. Zij was een product van de oude school. Akkoord, zij heeft er mee voor gezorgd dat ik finaal in elkaar ben gestort, maar toch zie ik haar vandaag — nu ik zelf de vijftig gepasseerd ben — niet als een slechte vrouw. Zij zag het systeem waar zij zo van hield en waar ze zich aan vastklampte, instorten. Ze liep ook voortdurend met een kopie van De non in de moderne wereld van de Belgische kardinaal Suenens onder haar arm, een boek dat verboden was voor ons.”
In vrede met jezelf
“Iedereen komt op zijn of haar eigen manier tot het goddelijke, en het is alsof mijn schrijf- en omroepcarrière, waarin ik vaak kritisch tegenover bepaalde aspecten van het geloof stond, me heeft teruggevoerd tot een vorm van religieus leven.”
Mogen we, rekening houdend met uw kloosterervaringen, concluderen dat religie anti-democratisch is?
“Ik denk het wel. Hoewel… Ik denk niet dat je mag zeggen dat religie iets specifieks is, er zijn zoveel facetten. Voor een stuk is het totalitair, maar het is ook anarchistisch. Religie is gebruikt om in opstand te komen tegen autoriteiten. Ik zag mezelf trouwens als een soort rebel, toen ik in opstand kwam tegen het materialisme van de jaren 50 en 60. Aan het eind van mijn kloosterleven rebelleerde ik opnieuw, op het moment dat ik in Oxford ging studeren. Niet dat ik er trots op ben, hoor, zeker niet wanneer ik terugdenk aan die arme, oude non die vijf jaar van frustratie over zich heen krijgt. In Oxford had ik leren argumenteren en zij was het eerste slachtoffer daarvan. Weet je, in elke rebel zit te veel ego. Religie leert je juist om in vrede met jezelf te leven en de narcistische kantjes op te ruimen.”
Door de nauwe poort eindigt met uw uittreding en uw studies in Oxford. Viel het mee om daarna terug naar huis te gaan?
“Nee, dat was heel moeilijk. Ik was veranderd. In het klooster had ik toch onder een zekere druk geleefd. Eigenlijk zou iemand die het klooster verlaat onmiddellijk psychische bijstand moeten krijgen. Ik had anorexia nervosa, ik werd heel mager, ik was bij momenten suïcidaal, ik wist niet hoe ik vrienden moest maken omdat ik in het klooster had geleerd tegen niemand te spreken en iedereen op afstand te houden. Mijn ouders waren heel bezorgd. Ze wisten geen raad met de situatie.”
Freelance monotheïste
“Na de holocaust van de nazi’s (…) kwamen sommige joden tot de conclusie dat de goedertieren, almachtige en gesubjectiveerde God van het klassieke theïsme in Auschwitz was gestorven. Dat wil echter niet zeggen dat ze de pijnlijke zoektocht naar een betekenis hadden opgegeven. Het verhaal gaat dat op een nacht in Auschwitz een groep joden God berechtte en hem schuldig bevond aan het toestaan van de obsceniteit van de kampen. God werd ter dood veroordeeld. Toen de rechtszaak was gesloten, kondigde de voorzittende rabbijn aan dat het tijd was voor het avondgebed.”
Wat hebt u geleerd in het klooster?
“Ik heb er vooral veel geleerd over gulzigheid en verlangen. Ik dacht dat ik een onbeduidende, kleine zondares was, maar door het lezen van boeken over grote zondaars die heiligen werden, kwam ik tot de conclusie dat ik in feite een zelfingenomen, narcistische meid was. Ik leefde om te falen. Hoewel ik in sommige domeinen echt goed was, herinner ik me mezelf vooral door mijn impotentie om een goed mens te zijn. Ik heb tot mijn verdriet vastgesteld dat het heel moeilijk is om jezelf te veranderen, hoe hard je ook je best doet. Het beste wat je kan doen, is accepteren dat je verre van volmaakt bent, dat maakt het ook makkelijker voor anderen.”
Meestal verlaten priesters of nonnen het klooster om gauw in het huwelijk te kunnen treden. Dat was zeker niet uw bedoeling?
“Ik ben nooit getrouwd geweest. Toen ik in het klooster trad, voelde ik de behoefte om tot mezelf terug te keren en die behoefte voel ik vandaag nog altijd. Ik heb elke dag momenten van alleen zijn nodig, anders word ik nerveus. Iemand heeft me ooit omschreven als een gezellige eenzaat en dat is een zeer accuraat etiket, denk ik. Ik hou van de stilte, van in mijn eentje lezen of studeren. Ik zal wel nooit even flamboyant worden als Howard Hughes of zo.”
Hebt u achteraf nog contacten gehad met uw ‘collega’s’ in het klooster?
“Neen. Ik heb ooit wel eens korte briefwisseling gehad met iemand, maar dat was een uitzondering. In het klooster was het verboden om vriendschap te sluiten, zo ontstonden er vanzelf geen onderlinge relaties. Meestal leefden we in stilte. Als we dan toch spraken, gebeurde dat in groep. Het was niet mogelijk vrienden te maken, wat ik persoonlijk nogal frustrerend vond.
“Zie het klooster niet als een ‘normale’ leefgemeenschap, voor hetzelfde geld zat het daar vol chimpansees in plaats van nonnen. Intiem contact bestond niet, ook al leefde en sliep je dan allemaal onder hetzelfde dak. Achteraf is het nooit in mij opgekomen opnieuw contact te zoeken. Nee zeg, het laatste wat ik wil is dat we gezellig over de goeie ouwe tijd beginnen praten!”
U noemt uzelf een freelance monotheïste. Wat houdt dat in?
“Ik heb religie een tijdje opgegeven, tot ik begon met de studie van judaïsme, islam, Grieks- en Russisch-orthodox christendom. Sindsdien probeer ik mijn eigen religieuze traditie op te bouwen, ik behoor niet meer tot één groep. Ik ben dus geen rooms-katholieke volgelinge meer. Ik geef in Londen les in een rabbijns college, waar ze me als een aanhangster van het jodendom beschouwen. Mijn moslimvrienden verwachten dan weer dat ik mij eerstdaags tot de islam zal bekeren. Voor mij hoeft dat niet.”
Toen de joodse Auschwitz-gevangenen God ter dood veroordeelden, begonnen ze achteraf toch te bidden. Is dat niet contradictorisch?
“Neen. Ideeën over God kunnen sterven, maar het gebed leeft voort. Wij zijn geen dieren, wij blijven constant op zoek naar de zin van de dingen.”
Heeft u de zin van het leven al gevonden?
“Nee, gelukkig maar. Een Nederlands filosoof zei ooit: ‘Wie ooit denkt dat hij het gevonden heeft, heeft niet hard genoeg gezocht.’ Dát is de basis van de religieuze zoektocht. Wij zijn als Jacob in Genesis: worstelend, altijd vragen stellend, nooit antwoorden krijgend.”
Is dat niet frustrerend?
“Da’s de realiteit, neen? Iemand zei ooit: ‘Het is de tocht die telt, niet de aankomst’. Het leerproces is het belangrijkste. Soms beland je in een doodlopende steeg, maar ach, wat maakt het uit?”
Karen Armstrong, Door de nauwe poort (Mijn zeven kloosterjaren – een spirituele ontdekkingsreis), Anthos, 317 blz., 790 frank.
Karen Armstrong, In het begin (Een nieuwe visie op Genesis), Anthos, 248 blz, 790 frank.