Het zou mij niet overkomen, o neen. Want ik ben voorzichtig.
Twee jaar geleden liep ik nog rond op een tv-redactie, die uit respect voor Het Virus tijdelijk gehalveerd was, de ene dag ploeg A, de andere dag ploeg B, maar we respecteerden de anderhalve meter afstand niet altijd en niet overal. Maar Het Virus kreeg me toch niet te pakken.
Sindsdien was ik voorzichtiger dan ooit. Werkte bijna altijd van thuis uit. Ging niet op café of naar de bioscoop, zelfs niet wanneer dat terug een beetje mocht. Hielp mijn moeder boodschappen te doen of ging met haar op medische controle, mét mondmasker. Altijd.
Er werd versoepeld en verstrengd, versoepeld en verstrengd, versoepeld en verstrengd, versoepeld. Ik bleef streng, op mezelf, omdat ik wel doorhad: Dat Virus lacht er niet mee, of misschien juist wel. Het lacht ons uit, wij onvoorzichtigen, neen, júllie onvoorzichtigen. Mij niet gezien, ik blijf voorzichtig, het zal mij niet overkomen.
Maar kijk, ik liet de onvoorzichtigheid zachtjes aan toe in mijn kluizenaarsbestaan. Ging al eens naar een concert, in openlucht, dat was veilig genoeg. Behalve van mijn geliefde hield ik afstand, geen polonaise aan mijn lijf, o neen.
Tot die tiende juli, een zonnige zondag. Een tent in Gent. Van Morrison op het podium. Mijn geliefde droeg een mondmasker, als zowat enige in het publiek. Ik voelde me veilig, o ironie, genietend van de muziek van een man (Van een Man) die zich al twee jaar boos maakt op de overheidsmaatregelen om de coronacrisis in te dijken. Het is allemaal de schuld van Van Morrison!
Minder dan tweeënzeventig uur later waren ze daar, De Stoute Symptomen, niet de titel van een ongeschreven Suske en Wiske-album, maar de verschijnselen die bij Het Virus horen. Beetje hoesten, heel moe, snotneus, lichte hoofd- en keelpijn. Voor het eerst zo’n test gedaan met zo’n staafje tot in je hersenpan. Zou dat minuscule tweede lijntje daar…? Neen, toch? Nauwelijks merkbaar, dus geen paniek.
Twee dagen later: iets meer hoesten, iets meer gewrichtspijn, koortsig. Tweede test gedaan, tweede rode lijn nu heel zichtbaar. Het was ook mij overkomen, o ja. En ik verlangde nog zo naar iets negatiefs in mijn leven op dat moment!
Dat is intussen acht dagen geleden. In die week-plus-één-dag hebben De Stoute Symptomen zich al bij al nog mild gedragen en ze zorgden voor voldoende variatie. De ene dag had ik het gevoel dat ik tegen de richting in op een paardenmolen aan het lopen was, de volgende dag liep ik in de juiste richting maar ging de molen full speed ahead. Hoesten werd niezen werd lastig ademhalen werd puffen. De koorts week snel, de vermoeidheid niet. Iemand moet dat loden deken toch eens van mij afhalen. En die zurige smaak uit mijn mond verwijderen. Waarom draait de kamer zo? Wie heeft het geluid van de wereld afgezet? En waarom speelt zowat elke nacht Van Morrison full force gale in mijn hoofd in een tent in Gent?
Wat mij gelukkig bespaard is gebleven: dagenlang van hevige koorts, nachtenlang hoesten, hallucinaties, koortsdromen van Pieter Loridon die me probeert te tongzoenen om immuniteit te kunnen verwerven, nachtmerries over wappies die mij ervan proberen te overtuigen dat Het Virus een bedenksel van het grootkapitaal is, een voor mijn ogen dansende Engel met duivelse maniertjes.
Misschien denkt u wel: het zal mij niet overkomen, o neen. Denk dat niet. Wees voorzichtig. Het Virus is als die oude man met die witte sik en die hoge hoed met die sterren op die u met priemende blik en wijzende vinger aankijkt op oude affiches van het Amerikaanse leger: ‘I want you!’ Houd hem/het op afstand.
It ain’t over till Marc Van Ranst, Erika Vlieghe, Steven Van Gucht, Geert Molenberghs and Frank Vandenbroucke sing ‘Hallelujah!’