Ooit was de wereld overzichtelijker. Niet beter, niet eerlijker of rechtvaardiger, niet menselijker, maar overzichtelijker. Ik heb die tijd meegemaakt. Tot het scharnierjaar 1989 leefden mensen zoals ik — een eind na de oorlog geboren, maar toch ook weer niet zoveel later dat de herinnering aan die wrede tijd allang vervlogen was — in een wereld die zekerheid bood en die zekerheid heette: onzekerheid over de toekomst. Komt er een nieuwe oorlog, ja of neen? Niet dat we daar echt van wakker lagen, maar het was wel een achterliggende gedachte. Dat het kón gebeuren. Dat een nieuwe president of een volgende Grote Leider simpelweg op een knop zou duwen en dat we daarna niet meer zouden terug kunnen naar hoe het was (als er dan nog iets zou zijn, tenminste). Dat oorlogszuchtige types de wereld naar de knoppen zouden helpen.
Bay of Pigs. Vietnam. SALT. START. Afghanistan. Iran-Irak. Massale antirakettenbetogingen die niet konden verhinderen dat er toch kruisraketten werden geïnstalleerd in België. Koude Oorlog die voor een verhitte geopolitieke sfeer zorgde. Het goede Westen tegen het slechte Oosten (en als je ginder woonde, was het omgekeerd). Geen comfortabel gevoel, maar je raakte eraan gewend. Bijna alles went, zo gaat dat.
1989 veranderde alles. Voor de petite histoire: ik leerde mijn lief kennen die vandaag nog altijd mijn vrouw is. Voor de grande histoire: de implosie van het communisme. De val van het Oostblok. En van de Muur. En van al die regimes aan de andere zijde van het IJzeren Gordijn. Het uiteenvallen van de Sovjet-Unie. De Amerikaanse socioloog Francis Fukuyama pende in 1992 het triomfalistische The End of History and the Last Man (Het einde van de geschiedenis en de laatste mens) neer, waarin hij het einde van de Koude Oorlog omschreef als het eindpunt van de ideologische evolutie van de mensheid: de westerse liberale democratie had het gehaald, orakelde de kortzichtige man. Hij bedoelde: het kapitalisme heeft het communisme op de knieën gedwongen. Hij dwaalde. Als je dertig jaar later de conclusie van Fukuyama herleest, besef je pas hoe pompeus die was, een combinatie van naïviteit en onwetendheid van een man die dacht dat hij het beter wist. Er was geen eindpunt, hooguit een beginpunt van nieuwe geopolitieke avonturen, die ons onder meer 9/11, de burgeroorlog in Syrië en Poetin hebben gebracht. Wat nu in Oekraïne gebeurt is vintage Koude Oorlog, alleen durft niemand het nog zo te noemen, omdat er zogezegd geen Oostblok meer is.
De val van het communisme was goed. De uitwassen van maoïsten in China en stalinisten in de Sovjet-Unie waren een verschrikking, en wie na Mao en Stalin kwamen waren hooguit één haar beter. Dat mocht je in linkse kringen nauwelijks zeggen in de jaren 70 en 80, ook toen al leefden we in een gepolariseerde wereld — in mijn herinnering net iets genuanceerder toch dan nu, maar dat kan aan mijn geheugen liggen —, maar er was nu eenmaal die overzichtelijkheid: kapitali’s tegen communi’s, als het ware. Je werd bijna gedwongen om te kiezen en hoewel deze linkse jongen altijd zware bedenkingen heeft gehad bij kapitalistische excessen (die onmenselijk waren), had hij die ook bij communistische excessen (die eveneens onmenselijk waren). Ik vond dat kiezen tussen pest en cholera, iets wat velen probleemloos deden in die tijd. In de kroegen waar ik menig avondlijk uur vertoefde, werd volop gedweept met de DDR. Daar is niemand werkloos, zo werd ongencensureerd boven de schuimende kragen gedebiteerd. Dat ze zelfs dan nog nauwelijks een nagel hadden om aan hun kont te krabben, werd er niet bij verteld. Dat een boze buur je ten allen tijde kon verraden bij de gevreesde Stasi, werd met de mantel der linkse liefde bedekt. Dat je dan riskeerde opgepakt te worden om het allemaal eens uit te komen leggen, áls je dat al mocht, tenminste, ging in Rauch op. Ideologie kan zowel verlichten als verblinden. ’t Is maar hoe je dat zelf invult.
Communisme is in wezen de halfbroer van socialisme. Ik hield van de gedachte aan solidariteit, meer gelijkheid en gelijkwaardigheid, meer aandacht voor wie het moeilijk had. Maar ik verfoeide het verlies aan vrijheden, de onvoorwaardelijke onderdanigheid aan de overheid, de volledige gelijkschakeling van mensen, althans: in theorie. Want in de praktijk was er helemaal geen sprake van gelijkheid achter dat IJzeren Gordijn, in Cuba of in China. Dictators deden hun zin, het volk werd onder de knoet gehouden, wie niet volgzaam was, verdween, werd opgesloten of geëxcommuniceerd, als ik die term in deze context mag bezigen. De harde werkelijkheid is dat communisme nooit links is geweest, het was uiteindelijk zo rechts als de pest, oerconservatief, mensonvriendelijk.
Van kapitalisme heb ik nooit gehouden, maar ik koesterde wel onze vrijheden (onder meer van meningsuiting), het gegeven dat je niet bij een fout woord voor jaren in een of andere goelag zou belanden, dat je niet met een bang hart naar de supermarkt stapte in de vage hoop dat er toch nog iets op de schappen zou liggen. Maar die zogeheten liberale democratie hield in de praktijk heel weinig rekening met minderheden. Het was de meerderheid-van-het-moment die haar wil oplegde. Kwam er een nieuwe meerderheid aan de macht — hoera: feest van de democratie, en zo —, dan werden de accenten weer anders gelegd. Communisme versmachtte de mens, kapitalisme ontmenselijkte hem. Geen van beide vond ik aantrekkelijke vooruitzichten. Ik bleef aan de kant staan. Bovendien was er ook zoiets als nationalisme, dat al tot een paar wereldoorlogen had geleid, collectieve waanzin die ontstond in het brein van ideologische vendelzwaaiers. Eigen volk (h)eerst.
Ja, het was dus overzichtelijker vroeger, maar niet beter. Wel minder chaotisch dan nu. Ik heb het niet alleen over de coronacrisis, al maakt die alles veel duidelijker. Het zwart-witdenken. Het Grote Gelijk. Het gebrek aan opbouwende dialoog. Wat de huidige toestand des te onbegrijpelijker maakt, is dat we beter zouden moeten weten omdat er nu eenmaal dat verleden is geweest. Maar toch blijven we op ons eigen stuurloos schip zitten, de andersdenkenden op dat andere schip cynisch nazwaaiend. Titanic. Orkest. Bedenk zelf uw metafoor.
Mensen zijn kuddedieren, ze zijn geneigd om een groep te zoeken waarvan ze denken dat die bij hen past en ze nemen vervolgens de retoriek van die groep over, hoe onzinnig die ook mag klinken als je er vijf minuten over zou nadenken. Ideologieën zijn in principe bruikbare instrumenten, kies er zelf maar eentje, maar het wordt een linke boel als ze worden misbruikt door patjepeeërs die de verheven principes naar hun eigen hand proberen te zetten, ten koste van de ideologie zelf, en van de mensen. Mochten de apostelen vandaag leven, dan zouden er elf de naam Judas dragen. (De twaalfde zou Kevin heten.)
Mijn boodschap is: zoek zelf uw weg (en luister dus ook niet zomaar naar lieden die u oproepen om zelf uw weg te zoeken). Weg met de ideologische -ismen. Kapitalisme, communisme, nationalisme, socialisme, liberalisme, katholicisme: been there, done that, we hebben er een fikse kater aan overgehouden. Achter een vlag aanlopen is makkelijk zat. Je eigen vlag als een lappendeken samenstellen is veel moeilijker, maar het is wel de enige manier om niet in de val van overdreven aanhorigheid en slaafse trouw te trappen. De wereld zit niet eenvoudig in elkaar. Dat was vijftig jaar geleden niet het geval en nu nog steeds niet.
Uitstekende analyse van wat er mis is met het wat ik het wilde kapitalisme heet sedert jaren. Ik denk dat er een ander kapitalisme kan – het kind moet toch een naam hebben – en tegelijkertijd een ander mondialisme want beide zijn aan elkaar gelinkt. Top Frank. Ik denk dat je veel aanknopingspunten zult vinden met mijn analyse over ons vak ‘Fuck de media red de pers’ dat binnenkort verschijnt.
Zal ik met plezier lezen, Guido.