Profileringsdrang is eigen aan politici. Het is hun manier om aandacht te genereren, lokaal, regionaal en nationaal. In de coronacrisis — welkom, trouwens, in de vierde golf — is dat niet anders. Nu alle relevante beslissingen federaal worden genomen, proberen regionale ministers ook te laten merken dat er zijn. Hetzelfde geldt voor burgemeesters, die tot voor kort helemaal onzichtbaar waren, op die van de grote steden na dan — zeker als die ook nog eens partijvoorzitter zijn, u weet wie wij bedoelen.

Vorige week liet de burgemeester van Knokke-Heist, Piet De Groote — die het als opvolger van de quasi legendarische graaf Lippens sowieso al moeilijk heeft om aandacht te krijgen —, weten dat hij alle binnenactiviteiten waarover hij iets te zeggen heeft, zal verbieden, omdat er in zijn kustgemeente een verviervoudiging van het aantal coronagevallen werd vastgesteld. In het kort komt dat neer op: cafés en restaurants niet, daar moet hij afblijven, privéfeestjes evenmin, culturele evenementen wel. Ook de burgemeester van Houthulst gaf dat signaal: zo wisten we meteen weer dat er een (West-)Vlaamse gemeente is die Houthulst heet, waar die plek zich ergens bevindt en hoe de naam van de politieke baas luidt (Joris Hindryckx). Dat was meegenomen.

Op het eerste gezicht klinkt dat krachtdadig, als een daad van burgerzin, als het opnemen van je maatschappelijke verantwoordelijkheid. Op het tweede gezicht niet meer. Wat vooral opviel was de kortzichtigheid waarmee die beslissingen genomen werden. Er is de, terechte, alertheid rond een probleem van volksgezondheid, maar die wordt vervolgens gekoppeld aan besluitvorming die kordaat lijkt, maar vooral neerkomt op een gemakkelijkheidsoplossing. Als het virus vandaag opnieuw vlotjes circuleert, heeft dat te maken met de voorbarige aankondiging van het ‘Rijk der Vrijheid’ in combinatie met het succes van de Vlaamse vaccinatiecampagne, waardoor mensen zich vrijer en veiliger voelen, en dus ook meer circuleren en minder oog hebben voor de veiligheidsprocedures (afstand houden, handen wassen, mondmasker dragen), naast de niet-gevaccineerden die uit pure balorigheid hun goesting willen blijven doen.

We gaan werken, de kinderen gaan naar school, we mogen weer naar het stadion, we kunnen — als we nog enigszins kwiek zijn — de benen strekken op een fuif, feest of in de discotheek, we spreken weer af met steeds grotere gezelschappen, we drinken een pint in een vol café, we eten in een vol restaurant. Onze vrijheid geeft het virus vrije baan. En toch beslissen een paar burgemeesters — en er zullen er nog volgen in de panieksfeer die eigen is aan de opeenvolging van slecht nieuws — om in de eerste plaats de culturele wereld te treffen. Als onze beleidsmakers al geen gezond verstand tonen, waarom zouden we dit dan van de man (m/v/x) in de straat mogen verwachten?

***

Ik ben heel blij dat ik na anderhalf jaar weer naar de bioscoop mag, een dansvoorstelling kan meepikken, een theaterstuk kan zien. Ik zie daar rond mij mensen een paar uur lang braaf op hun stoel blijven zitten. Dat gaat niet over een rond hossende massa of tienduizenden drummende bezoekers op een gigantisch lichtfestival. Dat gaat over een veel gedisciplineerdere groep mensen dan de bezoekers van sportwedstrijden, cafés, restaurants of discotheken, dat gaat over veel veiliger omstandigheden dan op school, op het werk of op het vliegtuig. In musea zie je zelden mensen in elkaars armen vliegen omdat hun favoriete schilder net gescoord heeft. Dat juichen doen ze in stilte, in hun hoofd. En ze houden afstand, dan kunnen ze de werken beter bewonderen. Gezond én verstandig.

De culturele wereld sluit altijd als eerste, alsof cultuur niet belangrijk is: als je kijkt naar het gebrek aan Vlaamse minister van Cultuur, de cultuurbeleving van de doorsnee Vlaming en de manier waarop de overheid cultuur behandelt, zou je die conclusie zelfs kunnen trekken. In tegenstelling tot de lobby’s van de vliegtuigindustrie, de schoolnetten of de werkgeversorganisaties heeft de culturele sector nauwelijks een lobby die naam waardig. Het zijn individuele artiesten die zich meestal individueel proberen staande te houden. Op zich niets mis mee, maar in deze tijden wreekt zich dat.

Cultuur is een makkelijk slachtoffer, ondanks het feit dat het veel veiliger is dan andere vormen van escapisme. In een regio waar de jaarlijkse boekentoptien voor de helft uit kookboeken bestaat, hoeft dat niet te verwonderen. De gemiddelde Vlaming vindt het niet zo belangrijk. Als niet-gemiddelde Vlaming vind ik dat jammer, maar ach, in normale tijden kan ik er wel mee leven. Ik doe mijn ding. Het wordt pas problematisch wanneer lokale en regionale overheden de culturele apathie van die gemiddelde Vlaming als norm beschouwen en dat vervolgens als excuus gebruiken om op de kap van die al zo geteisterde sector te proberen scoren. Waarom lokale politici weinig met cultuur hebben? In zalen waar ze moeten zwijgen, kunnen ze geen zieltjes werven. In de horeca wel.

Burgemeestertjes moeten in grensoverschrijdende noodsituaties als deze uitvoeren. Niet meer, niet minder. Ze kunnen discreet hun input geven achter de schermen, dat wel, maar het is niet aan hen om het voortouw te nemen. Ze zijn gewoon een van de touwtrekkers, ergens anoniem middenin. Houden zo. Het is niet aan hen om de hoofdrol op te eisen in een remake van De paniekzaaiers, want dat Gaston & Leo-vehikel uit 1986 was zo flauw dat er niemand zit te wachten op een verdunde versie ervan.

***

Er is iets vreemds aan de gang in deze vierde golf. In grote gesloten ruimtes met veel mensen is het, ondanks die zogeheten coronapas, niet prettig vertoeven. Ik noem het de paradox van het onveiligheidsgevoel: ik voel me vandaag op een evenement veiliger in het gezelschap van een niet-gevaccineerde, omdat ik weet dat die minder dan 48 uur eerder negatief heeft getest, dan bij een gevaccineerde met een Covid Safe Ticket die misschien wel net naar een discotheek is geweest en er de hele tijd met een superverspreider heeft gedanst.

Waarmee ik niet zeg dat ik tegen vaccinaties ben, ik blijf honderd procent pro en heb zelf — vrijwillig, overtuigd en dankbaar — twee prikken laten zetten. Vaccineren is beter dan niet vaccineren, maar het is niet voldoende. Het geeft ons, gevaccineerde burgers, een onterecht gevoel van veiligheid. Het vaccin helpt, maar het is geen wondermiddel. Het vaccin is als een buitenwipper aan een dancing, af en toe knijpt die ook een oogje dicht op het verkeerde moment, en is hij veel te streng op een ander.

Misschien moeten we de waarde van zo’n coronapas relativeren en weer meer inzetten op accurate tests de dag zelf? En ondertussen moeten de cultuurhuizen openblijven, dat spreekt voor zich.