‘Woke up this morning…’ Mia Doornaert luistert niet meer naar bluesmuziek omdat al die liedjes beginnen met ‘Woke’. Zo, een flauw grapje bij wijze van entree, weest welgekomen op deze zonovergoten zaterdag.

*kijkt buiten*

Excuus, verkeerde alliteratie: op deze zuipende zaterdag. Ja, straks zijn de terrassen weer open. Dat zullen we met z’n allen — behalve één, ik — vieren met z’n vieren, hopelijk onder een paraplu geworden parasol. De horeca mag een beetje herademen. Wekenlang wordt er al over gepraat en geschreven. Bier en vertier aan een tafel van vier, deze woordspelerige bedenking krijgt Horeca Vlaanderen gratis en voor niets bij deze blogpost.

***

‘Woke up this morning, my baby was gone’, zong B.B. King in 1953, nadat zijn Martha hem voorgoed had verlaten. Gelukkig had ie Lucille nog, zijn gitaar, om hem te begeleiden en verleiden in die duistere dagen. ‘Woke up this morning, our culture was gone’, huilen mensen die van cultuur houden in dit land nu al meer dan een jaar, op een zeldzame heropflakkering vorige zomer na. De pauzeknop werd radicaal ingedrukt, cultuur werd gedwarsboomd door dat andere ding waarvan de naam met een c begint. Ik zou het duizend keer kunnen zeggen. Verdomme.

Dat er heel veel te doen is rond de gedeeltelijke heropening van de horeca en heel weinig rond de blijvende sluiting van cultuurhuizen heeft er niet alleen mee te maken dat de terrassen vandaag opengaan en de bioscopen en theater- en concertzalen nog niet, maar met de manier waarop de gemiddelde Vlaming naar cultuur kijkt: als het er is, mag het bestaan, als het er niet is, zullen we ’t niet missen. Het mag niet te veel kosten, je moet kunnen lachen met al die subsidieslurpers, die Vlaanderen hatende linkiewinkies en die elitairen die op het klootjesvolk neerkijken, steek ze vooral weg op plekken waar de hardwerkende Vlaming er geen last van heeft. De gemiddelde Vlaming denkt bij cultuur aan Thuis, Familie, The Voice van Vlaanderen en iets met Philippe Geubels. Meer en moeilijker moet het niet zijn. Dat er in de Vlaamse Regering geen aparte minister van Cultuur werd aangeduid, zegt in feite alles: cultuur is een nevenprojectje, iets dat de minister-president, naar verluidt een operaliefhebber in zijn schaarse vrije tijd, er wel even bij neemt, dan kunnen de Vlaams-nationalisten die culturo’s tenminste in hun greep houden. Een houdgreep waarop de judocoach in Jean-Marie Dedecker trots zou zijn. Geen ontkomen aan. De coronacrisis als bondgenoot van al wie al jaren op wraak zint voor dat neerbuigende gedrag binnen de cultuursector. In de ogen van onze politici zijn kunst en cultuur bijkomstigheden, geen fundamenten van onze samenleving.

***

De enige cancelcultuur die ik ken, is het algemene cancelen van cultuur in dit vlakke land. Weinigen die woke genoeg zijn om daartegen te blijven protesteren. Filip Peeters wordt taartenbakker, Bert Gabriëls advocaat. Mensen die in de brede evenementensector actief waren, zijn van alles en nog wat geworden. Er moet brood op de plank liggen en liefst ook nog een schelletje toespijs ertussen. Slachtoffers zijn het van een pandemie, maar ook van wanbeleid. Of beter: géén beleid, wat in se nog erger is dan wanbeleid. Soms is een knoeiboel beter dan de vergeetput.

Ja, natuurlijk begrijp ik dat je op dit ogenblik geen Sportpaleis kunt vullen, nog niet voor een kwart zelfs. En dat je best geen concerten organiseert van bands die zonder moshpit niet kunnen floreren. Rock Werchter en Pukkelpop komen ongetwijfeld nog wat vroeg om op halve- of kwartkracht te kunnen plaatsvinden deze zomer. Maar in gecontroleerde omgevingen zoals theaterzalen en cinema’s had er al veel gekund. Gemóeten. Toeschouwers blijven heus wel zitten op de hun toegewezen plek. Ze zullen met plezier hun mondmasker dragen als ze maar naar een scherm of een podium kunnen staren. Waar blijven de speelterrassen waar je tussen pot en pint kunt genieten van een akoestisch optreden, stand-upcomedy of een bevlogen monoloog? Bier hier, cultuur zuur.

***

Intermezzo: monoloog van de gemiddelde Vlaming (waarin ik me even verkleed in advocaat van de duivel).

Ach, we liggen er niet wakker van. Het is máár cultuur, nietwaar. Rolletje van buiten leren, beetje spelen, dat is toch niet het échte leven, hé? Liedjes zingen, och, dat kunt ge ook onder de douche doen, niet? Ze hadden maar een stiel moeten leren, maar ja, twee linkerhanden, hé… En dan dragen wij meer dan de helft van ons loon af en dan gaat een deel daarvan naar die idioten die ons daarna in ons gezicht uitlachen. Stank voor dank. Het zal ze leren. De subsidiekraan mag van ons helemaal toegedraaid worden. Wie goed is, zal wel zijn plan kunnen trekken. Enfin, als ge alleen maar kunt bestaan als ze u centen toestoppen, wat zijt ge dan waard? Iedereen krijgt hier verdomme subsidies. Allee, kijk nu naar die, hoe heet ze ook weer, El Kakawibbi of zo. Dat komt ervan, hé, met al die subsidies. Profitariaat! We hebben het onze Kevin nog zo dikwijls gezegd: ge moogt later doen wat ge wilt, jongen, maar ge moet uw plan leren trekken, leert dus maar een stiel, da’s nog het beste. Maria, twee pintjes, een Duvel en een waterke, alstublieft. En pakt zelf ook iets.’

Einde intermezzo.

***

Nu ik het al veertien maanden moet missen, besef ik meer dan ooit wat cultuur met mij doet. Het verrijkt mij, het ontroert mij, het dwingt mij tot nadenken, het irriteert mij bijwijlen, het doet de haren op mijn armen rechtstaan, afwisselend uit bewondering en uit woede, het doet me ongecontroleerd lachen en even ongecontroleerd huilen. Concerten, tentoonstellingen, festivals, films, theaterstukken, moderne dansvoorstellingen, etcetera: het laat me zelden onbewogen. Het doet iets met mij wat het gewone, alledaagse leven niet doet: het verheft mij, het maakt van mij een beter mens, het geeft mij inspiratie, het doet me beseffen dat ik een klein, nietig mannetje ben dat desondanks bevoorrecht is om op dat moment op die plek te mogen vertoeven, het zorgt ervoor dat ik de dag nadien eventjes op wolken loop.

Ik hou van het hele ritueel. Van de vervelende maar door hoge verwachtingen toch enigszins opgefleurde autorit langs grijze betonnen vlakten erheen, de snelle hap vooraf en het nerveus aftellen, tot de staande ovatie (of het boegeroep) en het nakaarten op de weg terug naar huis: een voorstelling sluit je niet af onmiddellijk nadat het doek is gevallen, niet zoals je wegzapt wanneer de eindgeneriek van een tv-programma begint te lopen. Cultuurbeleving is je onderdompelen, je overgeven, je lot tijdelijk in handen van bezielde en bezielende mensen leggen — van de jonge beginneling uit de streek tot de grote gevestigde waarde uit een ver buitenland. Cultuur kost iets, ja, maar de ervaring maakt je rijker. Wie niet van kunst en cultuur houdt, houdt niet van het leven, die schrijft cultuur nog altijd zoals in de tijd van de progressieve spelling, waarbij hij of zij de nadruk legt op de eerste lettergreep: kul. Flauwekul, met name.

Zelf zag ik twee lezingen afgelast worden, een habbekrats in vergelijking met al die professionals, die werkloos moeten toekijken, gedreven en geïnspireerd maar aan handen en voeten gebonden, alsof ze gestraft zijn door een hogere instantie — ‘Enkelband, tot 31 augustus 2021!’ —, uitzichtloos wandelend in een doodlopend straatje. Cul-de-sac. Terwijl u misschien straks op een terrasje zit, kijk ik met de nervositeit van een kind dat net een cent heeft gekregen om op te doen in de snoepwinkel uit naar een onlineconcert van Van Morrison, straks om negen uur. Een 62-jarige die gaat kijken naar een 75-jarige wiens concert gestreamd wordt. Een autorit hoort er vandaag niet bij, de snelle hap vooraf en het nerveus aftellen wel. Ik ga me onderdompelen, me overgeven, ontroerd worden, elke noot opzuigen tot er geen leven meer in zit, mijn lot tijdelijk in handen van mijn favoriete artiest leggen. It’s a marvelous night for a moondance, with the stars up above in your eyes.

Morgenochtend volgt ongetwijfeld het harde besef dat het een korte opflakkering was, dat dit concert hetzelfde effect heeft als wat een puffer doet voor een astmapatiënt. Het gevoel dat je even normaal kunt ademen. Herademen. Cultuur in- en uitademen. Niet alleen leven, maar ook beleven.

Pas als de cultuursector opnieuw op gang mag komen, wil ik de term ‘Rijk der vrijheid’ in de mond nemen. Niet eerder, niet voor minder.

***

Oh I traveled far

To the nearest star

And met Palomar, mar, mar

And we don’t care just who you know

It’s who you are

And when they all go home

Down the cobblestones

You can double back (“This is it”)

To a cul de sac

(uit de song ‘Cul de sac’ van Van Morrison, van het album Veedon fleece uit 1974.)