Waar een fout gemaakt wordt, is er een schuldige. Minstens één. Liefst iemand die we kunnen identificeren, dat maakt het makkelijker om hem of haar tegen de virtuele schandpaal te nagelen. Schuld en boete horen bij misdaad, misdrijf, overtreding, vergissing, foutje. De vorige Amerikaanse president — zijn naam ontschiet me nu even, dat geheugen! — pardonneerde tientallen kleine en grote witteboordencriminelen en een enkele zwaarbewapende rapper, maar hij liet nog wel vlug een stel terdoodveroordeelden executeren. Executive orders, je kunt er verschillende richtingen mee uit.

In een samenleving zoals de Amerikaanse, die zich beroept op law and order, wordt onder ‘order’ al te vaak verstaan: oog om oog, tand om tand. Dat ziet (een deel van) de massa graag: justice will be done, nietwaar? Of het nu om een dodelijke elektrische schok of een spuitje gaat: de schuldige wordt gestraft, de maatschappij voelt zich bevrijd. Op naar de volgende. In het verleden werden heksen verbrand, hoofden van veroordeelden afgehakt of personen die men weg wilde uit de samenleving publiek gelyncht. Niet dat wij zoveel beschaafder zijn, want ook hier zouden lynchpartijen nog dagelijkse gebeurtenissen zijn, mocht er niet streng op worden toegekeken dat het niet meer in ’t echt gebeurt. Dus gebeurt het virtueel. O wat lucht dat op, een schuldige vinden en hem of haar aan de hoogste boom opknopen. O dat verslavende geluid van een bengelend lichaam. Strange fruit hangin’ from the poplar trees. Ook bij ons zijn er populieren. En vreemd fruit kennen we eveneens. Jonagoldappelen, bijvoorbeeld. Zeldzaam, zo wordt beweerd, en toch.

Ja, Jonagoldman, de wat oudere man die zich stevig boos maakte omdat er in zijn lokale Aldi geen jonagoldappelen meer te vinden waren, hihi. Maar ook: oeioei, kunnen we iemand zomaar te kakken zetten? Voor velen was de man schuldig aan een passionele misdaad: het winkelpersoneel verrot schelden. Dat hij daarbij vooral zichzelf belachelijk maakte, ach, en dat we er een stevige portie mee gelachen hebben, och, het luchtte op in deze moeilijke tijden. Uitlachen is ook lachen. Dat de man voor de ogen van zijn familie en vrienden virtueel onthoofd werd, is bijzaak. Net als zijn privacy. Die telde even niet, hij moest en hij zou met pek en veren, en zonder winkelkar vol jonagolds, de Aldi verlaten. Eerlijk, ik dacht ook: wat een idioot, terwijl ik had moeten denken: laat die man gerust, dit is tussen hem en de omstaanders, dit hoeft de rest van Vlaanderen niet te zien.

O ja, die vrouw die was gaan skiën en die er op haar eentje voor zorgde dat vijfduizend mensen tijdelijk opgehokt werden. 1 op 5000, als dat de ratio van een beursaandeel zou zijn, zou er flink op ingetekend worden. De vrouw had iets gedaan wat moreel best wel egoïstisch en kortzichtig was, maar juridisch deed ze niets verkeerd. Reizen was afgeraden, niet verboden. Als je de Vlaming zegt dat iets wel mag, maar best niet gedaan wordt, haakt hij nog voor de komma af. Dankzij deze vrouw werd er gisteren dan toch eindelijk een knoop doorgehakt en duidelijk gecommuniceerd: niet-essentiële reizen mogen even niet. Eindelijk. (Voor wie altijd gaat skiën tijdens de krokusvakantie: skiën is vooralsnog geen essentiële bezigheid. Vakantie is essentieel, op vakantie gáán niet.)

Heel eerlijk: ik vervloekte die vrouw, die ik van haar noch pluim ken, maar die ik al snel in de virtuele zak met patjepeeërs, superverspreiders, bewuste overtreders van de strenge maatregelen, virusontkenners en dikke egoïsten heb gestoken. Zoiets doe je niet, punt. Dat vind ik nog altijd. In mijn naïviteit reageerde ik eens op een tweet waarin reizen tijdens de kerstvakantie veroordeeld werd. Ik vond dat het in theorie wel moest kunnen: hutje in de bergen, eigen proviand meenemen, lange eenzame wandelingen zonder een levende ziel tegen te komen. Alleen zijn theorie en praktijk zeer uiteenlopende dingen: wat in theorie kan, loopt in de praktijk mis. Dus is het goed dat er nu duidelijkheid is. ¡No pasarán! de landsgrenzen, tenzij voor essentiële trips. Maar goed, voor mij moest de naam van die vrouw niet publiek gemaakt worden, liefst niet zelfs, maar ik was het er wel mee eens dat ze rechtstreeks of onrechtstreeks onze veroordeling zou zien, lezen, horen, voelen. Dat ze tot inkeer zou komen. Dat ze eventjes in haar schulp zou kruipen van schaamte. Dat ze om vergiffenis zou vragen.

Wat die vrouw deed, blijft onverantwoord, ook al was het dan niet strikt verboden. Maar ik besef nu: wat hebben we eraan als we haar symbolisch aan een hoge populier ophangen? Redemption? Verlossing door ingreep van een gemaskerde beul? Is het daarmee opgelost? En hangen we er dan meteen ook al die anderen bij die in min of meerdere mate door hun zelfzuchtig gedrag óns leven hebben bemoeilijkt? Het is verleidelijk om ja te zeggen, en op onbewaakte en zwakke momenten zou ik dat zelfs overwegen, maar neen… toch maar niet. Daarvoor ben ik te zeer gehecht aan het begrip beschaving.

Dat we politieke verantwoordelijken op gepaste wijze sanctioneren, daar ben ik dan weer helemaal voor. Maggie De Block en Wouter Beke, de Gusta en Guust Flater van de eerste golf, mogen wat mij betreft in een baan om de politieke planeet geschoten worden. Theo Francken, bedenk gerust een originele manier om hem na zijn eigengereide optreden op het staatssecretariaat voor Asiel en Migratie te bestraffen. (Maak u geen illusies, hij zal de eer niet aan zichzelf houden, daarvoor moet je in de eerste plaats een eergevoel hebben.) Als er iemand schuldig blijkt aan de huidige vaccinatieproblemen: laat hem of haar verantwoordelijkheid opnemen. Zonder dat er een publieke opknoping bij hoort.

Het is o zo makkelijk: een schuldige aanwijzen, publieke lynchpartij, nog wat gezellig nakaarten en dan vrolijk verder gaan. Dat zit in ons, ik voel dat bij mezelf. Je moet al heel sterk in je schoenen staan om Jonagoldman níet uit te lachen of die skiester níet te veroordelen. Op school, heel lang geleden — het geheugen werkt weer even —, gebeurde het niet zelden dat een geluidloze stinkende scheet de wijde wereld, die zich helaas beperkte tot het muffe, slecht verluchte klaslokaal, werd ingestuurd. Dan was het raden wie de dader was. Meestal werd er wel iemand aangewezen, ook al was die onschuldig. Het was gewoon prettig om het true crime-mysterie op te lossen. Vooral als je zelf de dader was, dan kwam het erop aan met een boos gezicht rond te kijken, om te zien wie ‘het’ gedaan had. Hoe overtuigender je gespeelde boosheid, hoe groter de kans dat niet jij maar iemand die in je buurt zat, zou geviseerd worden. Meer dan veertig jaar later is dat nog steeds zo. Zoek de dader en zet hem of haar publiekelijk voor schut. Het resultaat is opluchting, en voor een deel ook oplichting. Denk aan de hulpsint in Mol: wat waren we snel om hem de zwartepiet toe te schuiven, het hoefde niet eens een roetpiet te zijn. In de zak ermee. Waar is die roe hier?

Hoe zat dat weer met die Bijbelse spreuk: iets met een eerste steen die geworpen wordt, of zoiets. Een steen die als een boemerang terugkeert, heeft gegarandeerd pijnlijke gevolgen. Tenzij u prefereert om de bluts met de buil te nemen. Barbertje moet hangen: iemand moet de schuld krijgen en gestraft worden. Een parabel die we hebben geërfd van Multatuli, al wordt ie verkeerd geciteerd: niet Barbertje moest hangen, maar de man die ervan beschuldigd werd haar te hebben vermoord. Kijk, een historische vergissing. Zoals talloze executies dat ook geweest zijn.

“We’ve learned that quiet isn’t always peace, and the norms and notions of what ‘just’ is isn’t always justice”, bezwoer Amanda Gorman haar landgenoten en tegelijk ook ons allemaal op dat onvergetelijke moment tijdens de inauguratieplechtigheid van Joseph Robinette Biden. “When day comes, we step out of the shade, aflame and unafraid / The new dawn blooms as we free it / For there is always light, / if only we’re brave enough to see it / if only we’re brave enough to be it”.

We moeten dan wel dapper genoeg zijn om het te willen zien en te willen zijn.