Lege-stoelsyndroom.

Er staat niet voor niets een koppelteken tussen ‘lege’ en ‘stoel’.

De woorden zoeken elkaar op, zoals mensen elkaar de voorbije dagen zouden hebben opgezocht mocht dat gekund hebben, of gemogen.

***

Karstmis is dien dag da ze nie schiete“, wist Wannes Van de Velde vele jaren geleden al. Een dag van tijdelijke, vaak hypocriete of opportunistische wapenstilstand. Vrede op Aarde voor alle mensen van goede wil. Een dag later is het weer gewoon Oorlog op Aarde voor vele mensen.

Kerstmis is ook een moment om te beseffen dat je dat jaar afscheid hebt moeten nemen van een dierbare. Het overkwam mij tussen 2016 en 2019 vier jaar na elkaar: mijn vader, mijn oma, mijn oom, mijn tante. Elk jaar een lege stoel erbij, wat je dan probeert te camoufleren door dichter bij elkaar te schuiven. De tafel zal vol zijn, of ze zal niet zijn. Optisch lijkt het allemaal in orde, gevoelsmatig niet. In dit bizarre jaar heb ik vreemd genoeg geen familielid verloren, al wil ik mijn geluk niet te veel op de proef stellen door dit zo te poneren. Het jaar is nog niet voorbij. En ik wil 2021 onder een goed gesternte kunnen beginnen.

***

Als kleine jongen vierde ik kerstavond bij de ouders van mijn moeder. De eettafel werd voor die gelegenheid uitgetrokken en nog eens extra verlengd met een lichtjes kwakkelend bijzettafeltje dat ook nog eens een beetje hoger was dan de eigenlijke tafel, waardoor er laat op de avond weleens een bierglas op de plek werd gezet waar de twee tafels samenkwamen. Verticaal werd horizontaal. En dat voor die ene keer dat de toile cirée bedekt was met een feestelijk wit kleed. Een vloek van bomma werd gevolgd door hilariteit alom. Het was maar een tafelkleed. Het was maar bier.

Ik herinner mij Kerstmissen met tot wel twaalf gasten. Mijn grootmoeder moet zowat het meest sociale mens zijn geweest dat ik ooit heb gekend, dus werden een eenzame zus of neven en nichten die zelf weinig of geen familie hadden, mee uitgenodigd. Een koude schotel — nooit kalkoen! — meer of minder kon er nog wel af. Twee keer verhuisden mijn grootouders. Er kwam al eens een nieuwe eettafel in huis, maar de gasten bleven dezelfde. Tot er iemand wegviel. En nog een. En nog een. Maar er kwamen er ook bij: lieven, kinderen. En nog een. En nog een. Had covid-19 niet de plaats ingenomen van de Kerstman, dan zouden we gisteren met zeven aan tafel hebben gezeten.

(U moet weten dat Kerstmis in onze familie niet langer gevierd wordt op kerstavond, maar op kerstdag zelf. Om komaf te maken met het halfdronken naar huis strompelen om twee uur ’s nachts, of, zoals in mijn geval, nog meer dan een uur naar huis moeten rijden in de duistere vrieskou. Dus werd het 25 december. Festiviteiten nemen een aanvang kort na de middag en eindigen voor 22 uur, zodat iedereen die dat wil op een deftig uur onder de wol ligt, wol die ondertussen allang vervangen is door iets synthetisch, maar dit geheel terzijde, zoals heel deze paragraaf trouwens. Het aperitief wordt nu om een uur of drie genuttigd, tegen halfzeven zitten we aan de hoofdschotel en het tweede dessert is rond halfnegen achter de kiezen. Gedronken wordt er nog amper, behalve door de organisatoren, want we doen dat nu niet meer op een vaste plek maar via een beurtrol. Tradities zijn er om in ere, euh, veranderd te worden.)

Zeven genodigden, dat zijn er vijf minder dan in de hoogdagen, ergens diep in de jaren 70. Van die zeven zijn er vier die er toen nog niet bij waren. Van die oorspronkelijke twaalf zijn er dus negen verdwenen, vijfenzeventig procent van de kerstpopulatie die af en toe met de glimlach een glas bier zag omkieperen. Met mijn excuses voor deze wiskundige uitstap.

Kerstgemis.

Hoewel Kerstmis al bij al sober werd gevierd, de occasionele borrel niet te na gesproken, leek er toch overvloed. De avond — en later, de dag — werd volgens vaste rituelen ingedeeld, nooit op papier vastgelegde gedragsregels waarover mijn grootmoeder zaliger streng waakte. In den beginne gaf nagenoeg iedereen aan de anderen een cadeau. Daarna werd dat koppel per koppel, de kinderen werden nog wel bedolven onder de cadeautjes (indien mogelijk werd een geschenk ontkoppeld, zodat er twee, drie of meer pakjes van konden worden gemaakt. Geloof me, Lego kun je desnoods blokje per blokje apart inpakken…). Nog wat jaren later werd het principe één cadeau per persoon geïntroduceerd, de naam van de ontvanger werd via loting bepaald, waarbij het altijd vloeken was als je de naam lootte van iemand van wie je begot niet wist waarmee je hem of haar een plezier kon doen. Daar werd meestal op discrete wijze een mouw aan gepast: de persoon voor wie het cadeau bestemd was, ging het zelf kopen en legde het eigen pakje onder de kerstboom. Dat zorgde dan weer voor een ander probleem: als iemand recht had op een cadeau, moest de gulle schenker dat onder de boom nemen en overhandigen, maar hoe doe je dat als je niet eens weet hoe dat verdomde pakje eruitziet dat je zelf nog nooit had vastgehad, laat staan keurig ingepakt?

De volgorde van het uitdelen van de cadeautjes werd bepaald door de teerling. Om beurten mocht je ermee smijten. Wie een zes had, kreeg een pakje. Simpel en efficiënt. Al was het soms lang wachten als je de pech had tientallen ronden lang geen zes te kunnen smijten. Geduld is een schone deugd, ook met Kerstmis.

***

Verre familieleden brachten nieuwe gebruiken mee. Zo leerden we een tafelspelletje waarvan de naam mij nu ontgaat — had het wel een naam? — en dat ik nu gemakshalve even samenvat als plat-bol-pingelen. Eén iemand was de moderator. Zei die ‘plat’, dan moest je je handen met de handpalmen naar beneden op tafel leggen. Zei die ‘bol’, dan moest je een vuist maken en die op tafel planten. Zei die ‘pingelen’, dan moest je met je wijsvingers trommelen. De moderator begeleidde zijn opdrachten ook, maar soms zei hij ‘Bol’ en trommelde hij met de wijsvingers, en dan moest je natuurlijk het eerste doen, niet het laatste. Wie fout zat, viel af. Op het eind was er een winnaar. En een onbeduidende prijs. Ergens in de voorbije decennia is dit spelletje opgegaan in de mist van de geschiedenis. Plat-bol-bingelen, úren gratis spelplezier van 7 tot 77.

Toen ik de jaren bereikte van wat in andere huishoudens als volwassenheid zou worden omschreven, organiseerde ik al eens een quiz. Daar kroop best wel wat voorbereiding in. Je deelde de familie op in ploegen van twee en, hupsakee, ‘De Slimste Mens van de Familie’ was gestart. Ware het niet dat niet iedereen mee was met het idee om op kerstavond/kerstdag aan hersengymnastiek te doen, en dus gewoon verder bleef babbelen met zijn of haar buur. Tot grote ergernis en een quasi zenuwinzinking van de quizmaster. Quizzen met Kerstmis was bijgevolg een bijzonder tijdelijk fenomeen. (Die gesprekken gingen in onze familie verdacht veel over dood en verderf: mensen die zijn weggevallen, of mensen die op het punt stonden weg te vallen, of mensen van wie verondersteld werd dat ze het niet meer zouden uitzingen tot pakweg het volgende kerstfeest. Het zal vast wel een afwijking zijn.)

Zo bleef er, naast het traditionele uitdelen van de cadeautjes mits het smijten van een zes, nog maar een spelletje over. ‘Mes en vork’, al klinkt het geloofwaardiger in het Antwerpse jargon, ‘Mes en verket’. Ik heb er geen idee meer van wie dat uitgevonden of binnengesmokkeld heeft, maar het gaat zo: ieder gezin brengt een aantal kleine pakjes mee, met een weinig kostbaar kleinood gewikkeld in overschot van cadeaupapier en daarrond een stevig vastgesnoerd koordje. Opnieuw werd de teerling bovengehaald. Wie een zes smeet, kreeg een pakje en een mes en een vork. Daarmee moest je het pakje, zonder het met je handen aan te raken, openmaken. Werd er elders aan tafel een zes gegooid, dan moest je het hele zootje doorgeven, en zo verder tot iemand het papiertje helemaal had verwijderd. Die gelukkige mocht de inhoud claimen. Zo zat je aan het eind van het gedoe met drie Marsen, twee Snickers, een Raider en nog wat druivensuiker voor je neus. Met aan de ene kant het wegvallen van betreurde familieleden en aan de andere kant de intrede van nieuwkomers werden de oorspronkelijke, alweer ongeschreven, spelregels steeds vaker met voeten getreden. Snoodaards gebruikten bijvoorbeeld plakband om het ondingetje af te sluiten. Probeer dat maar eens te verwijderen met mes en vork! Iemand anders bedacht dat snoep niet goed voor je is, en vulde de pakjes met zogezegd nuttige voorwerpen, zoals een rol plakband (waarvan al een beetje was opgebruikt om het pakje te verzegelen), een gom of een markeerstift, waar je dus achteraf niet van kon snoepen, verdomme.

Mes en verket is geen ongevaarlijk spel, beste lezer, dat kan ik u wel verzekeren. Want als je hopeloos zit te prutsen aan zo’n pakje en twee stoelen verder wordt een zes gegooid, word je geacht het pakje zonder morren door te geven, mét mes en vork. Een mes is gekarteld, moet u weten, en een vork is in wezen een kleine riek. Tel daarbij op: vermoeidheid, alcohol en frustratie, want je wil dat rotding natuurlijk wel zelf open wrikken. Zeggen dat we geregeld een familielid naar de spoed hebben moeten overbrengen, zou de waarheid geweld aandoen, maar het was hoe dan ook het meest riskante wat we collectief uitrichtten. Bij momenten was vrede op Aarde een relatief begrip. Maar daarna was er weer bûche, of kerststronk, of beide.

***

Kerstmis 2020. Mijn moeder, mijn vrouw en ik in één bubbel. De vier anderen in een andere. Om te bewijzen dat we aangepast zijn aan de moderne tijd, werden er via WhatsApp boodschapjes doorgegeven, om toch even nabijheid te creëren. Het is wat het is. Kerstdag in coronatijden. Zelfs Mes en verket werd geofferd op het altaar van covid-19: stel je maar eens voor dat iemand toch besmet zou zijn geraakt en het virus via mes of vork zou doorgeven. We zijn nog net niet zover gegaan om de teerling na elke worp te ontsmetten, maar er werd eerst wel aan gedacht.

In deze donkere dagen was kerstgemis nadrukkelijker aanwezig dan anders. De tafel voelde leger dan ooit aan. We konden dat niet camoufleren door dichter bij elkaar te gaan zitten, ten eerste omdat drie nooit als een groep zou aanvoelen, ten tweede omdat het letterlijk ongezond zou kunnen zijn. Anderhalvemeterkerstvieren, wie bedenkt het? Volgend jaar rond deze tijd wil ik terug een volle tafel, een quiz, een teerling en Mes en verket.

***

Hopelijk beleeft u, ondanks alles, prettige feestdagen.

Hou het veilig en gezond.

En bedenk dat 2021 alleen maar beter kan worden.