Wie hebben we dan nog niet gehad, zult u zich misschien (hopelijk) afgevraagd hebben? The Beatles, uiteraard, en die zal hij wel op één gezet hebben, zeker? Euh, toch niet. Nét niet. Iets Belgisch, eindelijk? dEUS? Noordkaap? De Strangers? Mmm…
20. The Band
19. The Kinks
18. Booker T. & the MGs
17. Pearl Jam
16. The Clash
15. Tindersticks
14. R.E.M.
13. Simon & Garfunkel
12. The Rolling Stones
11. Eagles
10. The Jimi Hendrix Experience
9. The Triffids
8. Led Zeppelin
7. The Beach Boys
6. The Who
5. The Velvet Underground
4. The Doors
3. TALKING HEADS. Er zijn veel te veel talking heads op tv. Er is te weinig Talking Heads op radio en tv. Reeds in de tweede helft van de jaren 70 vernoemd naar al die te pas en te onpas het scherm vervuilende praatgrage luitjes, viel al bij de eerste noot die deze vierkoppige band produceerde op dat dit geen gewoon rockgroepje was. Niet rechttoe rechtaan. Compleet onvoorspelbaar. Artyfarty bij momenten. Een sound waarin je elementen van pop, rock en soul hoorde, en jazz en blues, maar ook wereldmuziek. Het is niet toevallig dat David Byrne (zanger/gitarist), Jerry Harrison (keyboardsspeler/gitarist), Tina Weymouth (bassiste) en Chris Frantz (drummer) elkaar ontmoet hebben op de Rhode Island School of Design. Ze mochten in het voorprogramma van Ramones optreden in de iconische New Yorkse punktempel CBGB en kregen al snel een platencontract bij Sire. De debuutplaat, 77, verscheen in, hoe kan het anders, 1977. Psycho killer werd een bescheiden wereldhit en zette hen definitief op de kaart. De abstracte teksten van Byrne gingen wonderwel samen met de op dat ogenblik nog vrij strakke punkrock. Vanaf de tweede plaat, More songs about buildings and food, werd het muzikale spectrum ferm verbreed en dat zou alleen maar blijven duren. Het meesterwerk Remain in light was de vierde plaat, de laatste die door Brian Eno zou worden geproduceerd. Funk en afro gaan hand in hand met geslaagde en gewaagde experimentele uitstapjes. Born under punches (The heat goes on) en Crosseyed and painless zetten je voortdurend (letterlijk) op het verkeerde been, terwijl de singles Once in a lifetime en Houses in motion al evenmin rechtlijnig klinken. Ook op latere platen werden huizen verbrand: in de tekst (Burning down the house), maar ook muzikaal. De live-reputatie bracht de band enkele keren op de weides van Torhout en Werchter. In Stop making sense — misschien wel de beste concertfilm aller tijden, geregisseerd door Jonathan Demme — zie je tot wat de groep op een podium in staat is. Bezwerend. Eclectisch. Ontzettend dansbaar. Ik vervloek mezelf dat ik Talking Heads nooit live heb gezien.
2. THE BEATLES. Ik vervloek mezelf minder omdat ik de volgens velen beste groep aller tijden nooit live heb gezien, omdat ik ten tijde van hun laatste échte live-concert amper zes was. Hoe meer ik naar hun platen luister — of dat nu de eenvoudige popsongs uit de beginjaren zijn, of de psychedelische zijwegen van de laatste jaren —, hoe briljanter ik hen vind. Met uitzondering misschien van het hooguit halfgeslaagde Let it be, een samenraapsel van wat ze nog liggen hadden, uitgebracht op een moment dat ze al wisten dat de split er onvermijdelijk zat aan te komen. Je kunt van de simpelheid van een drieminutensong genieten en tegelijkertijd van A day in the life. Kent er iemand een beter songschrijversduo dan Lennon en McCartney? George Harrison, als gitarist, als stem, als songsmid, was ook niet mis. En Ringo Starr als, zoals het hoort, gekke drummer, is een beter muzikant dan de critici ervan gemaakt hebben (en een terecht laag ingeschatte zanger). Zelfs hun films vind ik, met een licht nostalgische, vergoelijkende blik, prettig gestoord en de moeite waard. Ja, ik vind Sgt. Pepper’s lonely hearts club band een fantastische plaat, neen, ik vind het niet hun beste. Dan acht ik Rubber soul en Revolver nog net iets beter, platen die de overgang vormen van hun frivole beginperiode naar hun complexere Tweede Leven. U moet eens de volgende test doen: u verzamelt álle Beatlessongs in een hele lange Spotify-lijst en u duwt vervolgens op ‘random’ afspelen. Wedden dat u blijft luisteren en hooguit af en toe Number 9-gewijs op ‘next track’ duwt? Wat zit ik hier nog te schrijven: luister vooral! (En toch staan ze dus niet op 1…)
1. CREEDENCE CLEARWATER REVIVAL. Ha, twee broers die elkaar de haren uitrukten (zie ook Oasis, zie ook The Kinks): John en Tom Fogerty waren niet onmiddellijk geneigd om elkaar uit te nodigen op gezellige familiefeestjes. Maar in die vijf jaar dat ze samen muziek maakten deden ze andere dingen kletteren: gitaren en stemmen, bijvoorbeeld. Hun creatieve bedenksels werden gecatalogeerd onder swamprock, maar ook rootsrock, southern rock en, wie bedenkt het, countryrock. Die ‘swamp’ typeert nog het beste die typische sound, een song als Born on the bayou is daar een exponent van. Je ziet het verraderlijke moeras zo voor je. Creedence — ik mag Creedence zeggen, of CCR — combineerde een flinke kennis van de muziekgeschiedenis (op de eerste plaat stonden de succesvolle covers I put a spell on you en Susie Q), een goed gevoel voor hedendaagse interpretaties, uitstekende songsmeden, een subtiele mix van invloeden en een eigenwijze sound. Creedence is onmiddellijk herkenbaar (die stem!), weet je in een semi-trance te vatten (het is nog net geen illegaal druggebruik), laat je niet meer los. Creedence is nooit braaf en toch bijzonder toegankelijk. Bij wijze van kennismaking is de verzamelplaat Chronicle een prima introductie: allemaal herkenbare hits. Maar op hun lp’s staan ook verborgen schatten. Na de pijnlijke split van de band in 1972 gingen de vier leden (naast de Fogerty’s ook nog Stu Cook en Doug Clifford) solo; alleen John Fogerty deed dat met commerciële bijval (Rockin’ all over the world!). Een reünie is er nooit meer van gekomen. Het water was veel te diep en bovendien overleed Tom Fogerty in 1990 op zijn achtenveertigste aan de gevolgen van aids, na een fout gelopen bloedtransfusie. Met Cook en Clifford vocht John Fogerty een juridisch dispuut uit, omdat zij op tournee gingen met een tribute-band. Hij verloor dat proces, maar kon de voorbije decennia zelf wel met een soort ‘Greatest Hits’ op tour gaan. Het materiaal blijft onverslijtbaar. Dju toch, ik was er niet bij op hun concert in het Antwerpse Sportpaleis in 1971. Ik was twaalf, waarom ben ik nog zo verdomd jong?