Maurice De Wilde is vandaag precies twintig
jaar dood. Een monument van de Vlaamse journalistiek. Een leermeester, en dat
mag u letterlijk opvatten. Ik zat aan het RITCS helemaal alleen in de afdeling
Sociale Communicatie en kreeg twee jaar lang privéles van de man ten tijde van
zijn spraakmakende reeks De Nieuwe Orde.
Kettingroker. Doordrammer. Begenadigd verteller. Een mentor, ja, toch wel. Tot
ik een deel van mijn burgerdienst doorbracht op de redactie waar hij de serie
over de collaboratie maakte. Ik heb er op korte tijd veel geleerd. Positief,
hoe je een tv-programma over een moeilijk onderwerp voorbereidde. Negatief, hoe
je als leidinggevende je medewerkers voortdurend onder druk kunt zetten en
geregeld schofferen. Een moeilijke mens, kortom. En, ja, je kunt bedenkingen
maken bij zijn manier van ‘ondervragen’, want dat was het wel, veel sterker dan
gewoon maar interviewen. Hij wist beter wat er gezegd moest worden dan zijn
meestal al wat oudere en vergeetachtige gesprekspartner, en beet hem dat ook
toe. Een voorbereide journalist, stel je dat voor. Andere tijden… Soms werd
er al eens een nazisymbool — dat discreet ergens in een duister kamertje hing —
prominent in het beeldkader geplaatst, om de sfeer van die donkere tijd te
schetsen. Geheel en al objectief was dat natuurlijk niet. Maar laat me deze inleidende
paragrafen positief eindigen: hij was een voorbeeld. De Wilde zou nooit met de
nagenoeg voltallige nieuwsredactie hebben meegedanst op de tonen van Happy. Hij zou er eerder een reportage
over hebben gemaakt — ‘enquête’, noemde hij het zelf liever —, over de verloedering
van de journalistiek.

We missen Mauricen in de hedendaagse
journalistiek.

***

Ik heb een poging gewaagd om deze week het
interview van Montasser AlDe’emeh met Dries Van Langenhove in Dag Allemaal te lezen. Het is me niet
gelukt, moet ik bekennen. Vanwege: slijmerig, dweperig, journalistiek
onwaardig. Slachtoffers onder elkaar, dat was de teneur. Die homo-erotische
openingsparagraaf zette de toon. Radicaal van mening verschillen? Vergeet het.
Uren van bewondering, dat was het. De uitgestoten student kreeg een forum
aangeboden van iemand die de beginselen van kritische journalistiek niet kent,
niet wil kennen, nooit zal kennen. Een dilettant. Vermoedelijk zonder perskaart
en als hij die heeft, moet de journalistenbond eens stevig nadenken op welke
gronden iemand tegenwoordig zo’n kleinood kan bemachtigen. Nu ik er even bij
stilsta: dat moet de bond sowieso doen, er lopen toch al te veel would-bejournalisten
rond.

Dag
Allemaal
werd heel even Dag AlDe’emeh. Diezelfde meneer AlDe’emeh kon op diezelfde dag
pronken met een interview in Humo. Humontasser. Mijn journalistieke hart
bloedde twee keer op één dinsdag. Ik begrijp dat niet. Ik wil dat niet
begrijpen. Ik zal dat nooit begrijpen. Er is veel terechte en nog veel meer
onterechte kritiek op de media. Maar zo lang media zelf charlatans een pen
aanreiken en andere charlatans hun ongecontroleerde zeg laten doen, zal die
kritiek alleen maar aanzwellen en steeds meer terecht worden. Om een heden ten
dage populaire uitdrukking te hanteren: de media moeten opgekuist worden. Echt
wel.

***

Ja, Maurice, ’t zijn tijden, man. Misschien
maar goed dat je ’t niet meer hoeft mee te maken. Je zou er wellicht een
zoveelste hartaanval van gekregen hebben.

(Frank Van Laeken, trotse journalist,
perskaart: N02686)