Mmm, zou ik vandaag iets schrijven over de
niet zo excellente excellentie Steven Vandeput of zijn al evenmin uitblinkende
Vlaamse collega Sven Gatz? In geval van twijfel, dan maar de twee, zei een niet
nader geïdentificeerd stemmetje in mijn hoofd.

***

Die ochtend tijdens een intercontinentaal
telefoongesprek.

“Sven, we gaan bloeden, je moet iets
doen. Adverteerders zullen weglopen.”

“Ja, maar, ik kan als liberaal toch
moeilijk mensen verplichten om naar reclame te kijken?”

“Komaan, Sven, het is dat of het einde
van commerciële televisie!”

Die avond in de media.

“We zullen het doorspoelen van reclame
tijdens het uitgesteld kijken verbieden.”

***

Dat een liberale minister van Media van nature
vriendelijk is voor commerciële media is op zich geen probleem. Samen met de
chronisch ontevreden christendemocraten, die vonden dat té kritische
post-’68-journalisten van de openbare omroep hen voor de voeten liepen, zetten
de liberalen in de tweede helft van de duistere jaren tachtig van de vorige
eeuw de deuren immers wagenwijd open voor commerciële televisie. En in het
kielzog van de gedoogde vrije radio’s kwamen ook door reclame-inkomsten
gedreven radiostations eraan. Het werd een ramp (Big Brother, Temptation
Island
, algehele verkleutering, BV’s van het zevende knoopsgat in een
eindeloze stoet panelprogramma’s, gewauwel in de ether, …). Het werd een
zegen (de VRT die gedwongen werd zichzelf heruit te vinden, de opflakkering van
de Vlaamse beeldcultuur, Moeder, waarom
leven wij?
, De laatste getuigen, Twin Peaks, Wat als?, Safety first, …).

Maar dat net een liberaal de vrijheid van de
individuele kijker wil beperken, is natuurlijk een paar bruggen te ver, zo vond
ook het Orakel van Aarschot, in het gewone leven voorzitster van de partij van
die Gatz. “Het liberalisme heeft als uitgangspunt zo veel mogelijk
vrijheid van het individu zolang hij de vrijheid van anderen niet
beperkt,” klinkt de definitie. Wat Gatz voorstelde, was het
tegenovergestelde daarvan. Het deed me denken aan het slothalfuur van A Clockwork Orange, waarin Alex de Large
(Malcolm McDowell) verplicht wordt met letterlijk opengesperde ogen naar de
vreselijkste beeldfragmenten te kijken, zodat hij – de moordlustige nozem – zou
kunnen genezen. (En als dat niet lukte, hadden de autoriteiten hem tenminste toch
een koekje van eigen sadistisch deeg kunnen geven.)

Is het dát wat Gatz wil? Mensen die tegen hun
zin naar reclamespots kijken? Wil hij eventueel nog een stap verder gaan en
krantenlezers verplichten om elke pagina te doorploegen, schaarse advertenties
inbegrepen? Kunnen we straks op het internet niet meer scrollen zonder eerst
die blitse top topical gezien te
hebben? Sire, zijn er nog liberalen?

Wie al eens de moeite doet om Vlaamse
reclamespots te bekijken of te beluisteren, weet wat ik bedoel. Ongeïnspireerd,
zoutloos, humor om vooral niet mee te lachen: het is ergernis- en
deerniswekkend. Kijk en luister af en toe eens naar de STER-reclame op de
Nederlandse tv en radio, het verschil is aanzienlijk. Spitsvondig, vaak écht
grappig, gedurfd: ik blijf soms hangen bij zo’n spot, voel dan niet eens de
aandrang om snel door te spoelen. Bij ons krijg je grijze saaiheid, bedacht
door vermeende grapjurken, daarna flink afgezwakt door opdrachtgevers die
vooral niemand tegen de borst willen stuiten, vervolgens van elk scherp randje
ontdaan door het reclamebureau, met als resultaat bloedeloze antireclame, met
uitzondering dan van de basstem van Guy Mortier, die ochtend op de radio.

Als mensen niet naar reclame willen kijken,
dan komt dat omdat ze a) geen zin hebben in flauwekul, b) geen tijd hebben voor
flauwekul, en c) hechten aan hun vrijheid die hen toelaat om te ontsnappen aan
flauwekul. Als een minister het doorspoelen wil verbieden, dan is dat dus niet
meer of niet minder dan flauwekul. Dan vraag je je af of zo iemand wel
mediaminister kan blijven.

***

Die ochtend op het partijbureau.

“Verdomme, Steven zit nu echt wel in de
put. Verdient hij ons vertrouwen nog?”

“We zullen hem niet laten vallen, dan
lijden wij ook gezichtsverlies. Kunnen we niet iets bedenken om de aandacht af
te leiden?”

“Zeg, de informatie werd gelekt via de
socialisten, kunnen we niet…?”

Die avond in alle media.

“Het is de schuld van de sossen!”

***

Makkelijk zat, dat riedeltje. Alles wat in het
verleden fout liep, is de schuld van de sociaaldemocraten. Alles wat vandaag
fout loopt? Schuld van de socialisten! Alles wat in de toekomst fout zal lopen,
daar kun je donder op zeggen: de sossen, uiteraard. Dat de minister van
Defensie intussen de minister van Defenestratie is geworden, omdat de hoogste
militaire top cruciale informatie verborgen hield voor hem, wordt dan even
bijzaak. De perceptie moet zijn dat hij een slachtoffer is, en geen onbekwame
bestuurder die op zijn eigen kabinet en in de kringen die hij geacht wordt aan
te sturen, doodgemoedereerd gepasseerd wordt. Alsof hij niet bestaat. Zo
bekijken ze dat allicht ook bij de luchtmacht: hoe lang zit die passant daar
nog?

Deze minister is aangeschoten wild, hij zal
nooit nog de geloofwaardigheid (her)winnen om dat departement te leiden,
hoeveel sossen je ook in diskrediet probeert te brengen. In het Engels heet dat
‘a lame duck’, een zwakkeling. Wie
gelooft die man nu nog?

Het zou met VDB niet waar geweest zijn. Die
zou zelf een hand gehad hebben in gefoefel en gesjoemel. “Ik heb de
vliegtuigen zien vliegen en ze vliegen goed,” zei die ooit op een
vervelende vraag van een lastige reporter. Als ik me goed herinner ging dat
over de aankoop van de F-16’s. Ha, Vanden Boeynants: zo corrupt als de pest,
maar hem zou de legertop nooit belazerd hebben. VDB leidde zijn departement met
ijzeren hand en geopende bankrekening. VDP is VDB niet. Een regeringsmededeling
door VDB, daar bleef je naar kijken. Een regeringsmededeling door VDP, zou je
zo snel mogelijk willen doorspoelen. Misschien een ideetje voor de Vlaamse
mediaminister: de herinvoering van de regeringsmededeling, doorspoelen
verboden! A Clockwork Blue.

***

Om de eer aan jezelf te kunnen houden, moet je
natuurlijk in de eerste plaats een eergevoel hebben en in de tweede plaats een
eer die het waard is om verdedigd te worden.