Minstens één derde van de Vlamingen is een racist. De
samenleving is wél maakbaar. Brussel is de stad waar de allochtone gemeenschap
het best tot haar recht komt omdat er géén beleid is. Ja, Dyab Abou Jahjah is
terug en we zullen het geweten hebben. De man die op Wikipedia wordt
gecatalogeerd als ‘Belgische activist van Libanese afkomst’ heeft zijn
maatschappijvisie nu neergepend in het boek De
stad is van ons
, een titel die al kan tellen qua provocatie.

Vooral zijn uitspraak over de vele racistische Vlamingen
deed stof opwaaien. Hij deed die in De
Zondag
, een blad dat anders anoniem bij de bakker ligt te wachten op een
klant die wel eens gratis de actualiteit wil volgen en nu plots in het
middelpunt van de belangstelling kwam te staan. In diezelfde week schreef Hans
Vandeweghe zijn vervloekte column over de Afrikaanse voetballers, die zich onvoldoende
kunnen concentreren en worden beïnvloed door makelaars, groupies en tovenaars. Gisteren
verspreidde de KVS een lange tekst waarin het uitlegt waarom het de
samenwerking met De Morgen opzegt omwille van de publicatie van de column en de manier waarop het gezelschap achteraf naar eigen zeggen werd wandelen gestuurd door de redactie. Bij
de Antwerpse politie worden allochtone agenten onheus bejegend (een bericht dat
door één krant breed werd uitgesmeerd en door de anderen nauwelijks opgepikt,
er bestaat dus ook zoiets als nieuwsracisme).
En, we zouden het in alle commotie haast vergeten, de voorgevel van het huis
van VRT-journalist Peter Verlinden werd beklad met het in krijt geschreven
‘Negers’, waarmee zijn zwarte vrouw en bruine kinderen werden geviseerd.

Diezelfde avond, maandag 2 juni, deden Verlinden en zijn
Rwandese eega hun verhaal in Terzake.
Verlinden riep de N-VA op om afstand te nemen van racisme en citeerde Filip Dewinter, met name diens ziekelijke uitlating dat niet de vergrijzing
maar de verbruining het grootste probleem is van deze samenleving. Siegfried
Bracke reageerde toen met één van de meest onthutsende tweets uit de
geschiedenis van Twitter: “Geen reactie op racistische praat van @FDW_VB,
zegt Peter Verlinden.. Lees hem misschien eens de uitslag van de verkiezing
voor? #terzaketv”

Mijn broek zakte af van zoveel plat opportunistisch gezwets.
Gelukkig was ik met vakantie, was het een korte broek en stond er niemand in de
buurt. Volgens heer Bracke betekent het feit dat vele Vlaams Belangkiezers nu
N-VA hebben gestemd dat ze de facto geen racist meer zijn. Hoe kortzichtig kan
je zijn? Hoe diep kan intellectuele neergang zijn? Ach, ik ken Bracke en
Verlinden uit mijn periode bij de VRT. Als eindredacteur sport zat ik in het
gezegende jaar 2000 geregeld in vergaderingen waar de chef Binnenland (Bracke)
en de chef Buitenland (Verlinden) de confrontatie aangingen. Het was de tijd
dat buitenlandse verslaggeving in Het
Journaal
fluks werd teruggeschroefd om de heilige kijkcijfers te dienen.
Bracke maakte er een sport van zijn collega in groep te minachten en zijn
voorstellen systematisch te kelderen. Kleinzielige machtsspelletjes vond ik
het. Er is duidelijk iets blijven hangen van die wederzijdse animositeit.

Bracke verwijst natuurlijk naar de neergang van VB: in 2004
nog 24,15% van de stemmen voor het Vlaams Parlement, tien jaar later
verschrompeld tot 5,92%. Ja, VB kreeg een flinke tik, maar zijn de overgelopen
kiezers plots niet meer racistisch dan? Die bijna één op vier van tien jaar
geleden staat nog altijd als een huis, een huis waar alleen het blanke ras
welkom is. Het is niet omdat die kiezers recent verhuisd zijn, dat ze hun
ideeën helemaal afgezworen hebben, dat zou een al te simplistische redenering zijn.

Van één op vier (24,15%) naar één op drie (33,33%) is daarna
niet zo’n grote stap, zeker als je racisme ruim definieert en er elke vorm van
xenofobie, raciaal superioriteitsgevoel en verdoken vreemdelingenhaat in
opneemt. Je hoeft niet eens elke onbedoelde racistische uitlating of ‘Ik ben
geen racist, maar…’-uitspraak mee op te tellen. Eerlijk, ik denk niet dat
Abou Jahjah er ver af zit met zijn stelling.

Dat percentage is trouwens een relatief gegeven, maar racisme is een absoluut probleem in deze samenleving, geen relatief. En ja, dat is voor een stuk
wederzijds (zoals dan zo vaak wordt tegengeworpen door de blanke goegemeente), maar, euh, wij zijn
begonnen hoor!

Laten we het over één ding eens zijn, weldenkende lezers:
elke vorm van raciaal of religieus superioriteitsgevoel is fout, achterlijk,
verwerpelijk. Zo!

***

In
de nazomer van vorig jaar keerde Abou Jahjah terug na zeven jaar in Libanon
geleefd te hebben. Ik schreef toen op 25 september onder de kop ‘Who’s afraid
of Dyab Abou Jahjah?’ onder meer het volgende.

“Waarom
moeten we angst hebben voor Dyab Abou Jahjah? De man is gelouterd, zegt ie
zelf. De man werkt veel minder confronterend dan we toen met z’n allen dachten,
zegt Luc Lamine (politiecommissaris ten
tijde van de rellen in Borgerhout in 2002, fvl)
. De man heeft natuurlijk
een niet eens zó verborgen agenda, maar is vrijheid van meningsuiting niet één
van de peilers van onze democratie? En voor dat lidmaatschap van Hezbollah
kunnen we voorlopig alleen maar het adjectief ‘vermeend’ zetten. Niets is
bewezen.

Dus is Abou Jahjah
welkom in zijn eigen land. Zo eenvoudig is het. Hij is geen held, hij hoeft al
die relativerende commentaren niet en hij moet zeker niet op een verhoogje
worden gezet. Maar in het beste geval kan hij er met zijn charisma en verbale
kracht voor zorgen dat moslimjongeren weer worden afgescheurd van het
religieuze fanatisme en fundamentalisme, en wordt het debat opnieuw bovengronds
gevoerd, in plaats van ondergronds waar die radicale jongeren per definitie
oncontroleerbaar zijn. En heel misschien kan Dyab Abou Jahjah er helpen voor
zorgen dat de dialoog tussen lokale politiek en moslimgemeenschap wordt
heropgestart. Dat alleen al zou zijn terugkeer de moeite waard maken.”

***

Ik sta nog altijd
achter bovenstaande woorden. Niet alles wat Abou Jahjah zegt, klinkt even
weldoordacht. Soms draaft hij zelfs een eindje richtingloos door, maar zijn
nieuwe rol is zoveel meer dan die van hofnar in het hermetisch afgesloten
paleis van de Bange Blanke Man. Het is al te makkelijk om hem telkens weer in
de hoek van de extremisten te duwen, hem een gevaarlijke gek te vinden, zijn
woorden verdacht te maken, hem – komt-ie! – de zwartepiet toe te schuiven.

Abou Jahjah houdt ons
een spiegel voor. Dat de tronie die we daarin zien af en toe verdacht veel op
die van Filip Dewinter lijkt is óns probleem, niet het zijne. Rarara, wie zien we: een racist? Of iemand die de multiculturele samenleving koestert? Of, meer dan waarschijnlijk, iets tussen de twee in?

Columnist Guillaume
Van der Stighelen tweette gisteren dat we moeten ophouden met altijd ‘Brand!’
te roepen, want als het ooit echt begint te branden, zal er niemand nog
aandacht aan besteden. Hij heeft een punt. Anderzijds: ook die kleine
vuurhaarden moeten bestreden worden, anders komt er toch af en toe een grote
brand van. Het moet alleen beheerst gebeuren, vanuit een vaste overtuiging en
met oog voor wat écht relevant is. Dat is de evenwichtsoefening: voldoende
relativeren, nooit negeren.

Relativeren begint met
rel.

Negeren begint met…,
ja, dat zoekt u zelf maar uit.