‘I am happy to join with you today in what will go down in
history as the greatest demonstration for freedom in the history of our
nation.’ Zo begon Martin Luther King, jr. op 28 augustus 1963, vandaag exact
vijftig jaar geleden, aan een toespraak die de geschiedenisboeken zou halen als
de ‘I have a dream’-speech. In die openingszin gaf dominee King al aan dat hij
goed en wel besefte wat de draagwijdte was van de Mars op Washington, die die
namiddag aan het Lincoln Memorial in de Amerikaanse hoofdstad eindigde, en van
de historische woorden die hij op die plek zou uitspreken, ook al had ie die pas de avond voordien snel bij elkaar geschreven.

‘Let freedom ring’

Tweehonderdduizend deelnemers, georganiseerd door de zes
grootste mensenrechtenverenigingen van dat moment, rechtstreeks uitgezonden op
televisie, in het absolute machtscentrum van de Amerikaanse politieke wereld:
daar trof King met een bevlogen toespraak van zeventien minuten zijn volgers
recht in het hart. Het momentum was er, om eisen te stellen voor meer jobs,
vrijheid en gelijkheid voor niet-blanke inwoners van de United States of
America, en dan met name voor de nog altijd gediscrimineerde zwarten, die toen
nog geen lang geen Afro-Amerikanen werden genoemd. Het racistische scheldwoord
‘Niggas’ lag in die dagen vlotter op de tong van de heersende elite dan het
neutralere ‘blacks’.

King wist als geen ander dat dat momentum moest aangegrepen
worden om een duidelijke boodschap te verkondigen. Maar hij wist ook dat de
risico’s groot waren: het was een once in
a lifetime
-kans. Er was veel meer volk opgedaagd dan verwacht, wat al snel
had kunnen omslaan in chaos en relletjes. De organisatie van het hele gebeuren
verliep amateuristisch en slordig. En de blanke elite stond in de coulissen
klaar om elke vorm van afwijkend gedrag aan te grijpen om de hele burgerrechtenbeweging
voor eens en voorgoed te verketteren.

Dat laatste was zonder het retorische vermogen van de zwarte
leider gerekend. King pakte het publiek in met bijbelcitaten, verwijzingen naar
de liberale Amerikaanse Grondwet, tekstflarden die werden geleend bij Abraham
Lincoln, die algemeen erkend werd als één van de allergrootste presidenten uit
de geschiedenis, en vooral: het uitzicht op een betere wereld. Hoop. Een droom.
Volgens de legende riep de zwarte zangeres Mahalia Jackson vlak voor zijn
toespraak: ‘Tell them about the dream, Martin!’. King deed dat, vertellen over
de droom. ‘I have a dream’ werd het volgende kwartier tot acht keer toe
herhaald.

‘Ik heb een droom dat op een dag dit land zal opstaan en de
ware betekenis van haar credo zal naleven: “Wij vinden de volgende
waarheden vanzelfsprekend: dat alle mensen gelijk geschapen zijn”,’ zei
hij. En ook: ‘Ik heb een droom dat op een dag zelfs de staat Mississippi, een
staat die blakert in de hitte van onrecht en onderdrukking, veranderd zal
worden in een oase van vrijheid en gerechtigheid.’ En tenslotte: ‘Ik heb een
droom dat mijn vier kinderen op een dag zullen leven in een land waar zij niet
beoordeeld zullen worden op hun huidskleur, maar naar de inhoud van hun
karakter.’

‘Let freedom ring’, klonk het mantra op het einde van de
toespraak. King sprak de hoop uit dat al Gods kinderen, zwarte en blanke
mannen, joden en heidenen, protestanten en katholieken, de handen in elkaar
zouden slaan onder het zingen van een oude negro spiritual: ‘Free at last! Free
at last! Thank God Almighty, we are free at last!’

Obama

Minder dan drie maanden na deze historische gebeurtenis
kreeg de droom een eerste knauw, toen de democratische president John F.
Kennedy in Dallas vermoord werd. Kennedy was een moderne, breeddenkende
politicus, die veel vrienden had bij de zwarten, wellicht even veel als dat ie
vijanden had bij de blanken. Na hem escaleerde de oorlog in Vietnam, werden
burgerrechten voor een hele poos in de diepvries gestopt en viel Amerika meer
dan ooit in handen van blanke, rechtse groeperingen.

Minder dan vijf jaar later was Martin Luther King zelf dood,
neergeschoten door een racistische blanke, al blijven er merkwaardige
complottheorieën rond de moord in Memphis, Tennessee hangen, net zoals rond de
liquidatie van JFK trouwens. Twee maanden na King werd ook Robert F. Kennedy,
broer van, en de gedoodverfde favoriet voor de presidentsverkiezingen van 1968
neergeknald. De droom was ver weg.

In de vijftig jaar sinds de mars op Washington is er heel
wat veranderd in de Verenigde Staten. Ten goede vooral. De gelijkberechtiging
van zwarte Amerikanen werd door de opvolgers van King behartigt. Ralph
Abernathy, Jesse Jackson en Andrew Young hadden niet het charisma en de unieke
welbespraaktheid van hun illustere voorganger, maar ze deelden wel zijn
bevlogenheid. Beetje bij beetje slaagden zij erin barrières te slechten en
universele mensenrechten ook tot diep in het land van de Ku Klux Klan te laten
doordringen.

Niet dat er geen racisme meer is in Amerika, integendeel.
Als blanke maak je nog altijd meer kans op maatschappelijk succes dan als
zwarte. Een zwarte misdadiger wordt nog altijd strenger gestraft dan een
blanke. Zwarten worden nog altijd sneller als kanonnenvoer voorop gestuurd in oorlogen dan blanken. De media en de cultuurindustrie worden nog altijd gedomineerd door
blanken, de occasionele Oprah Winfrey is niet meer dan een excuustruus.

Maar er is vijftig jaar na ‘I have a dream’ wel een zwarte
president en dat had niemand ooit durven vermoeden. Veel dichter bij Kings
droombeeld dat zijn kinderen op een dag niet meer zouden beoordeeld worden op
basis van hun huidskleur, maar op de inhoud van karakter, geraak je niet. King
zou ongetwijfeld extatisch geweest zijn, mocht hij in november 2008, op zijn
79ste, de triomf van Barack Obama hebben beleefd. Hij zou op de eerste rij
gestaan hebben of op het podium zijn geklauterd en mee ‘Yes, we can!’ hebben
geroepen. ‘Yes, we can’, de ‘I have a dream’ van dit tijdsgewricht en van deze
generatie Afro-Amerikanen.

Zou King tevreden zijn geweest? Over die eerste zwarte
president: zeer zeker! Over diens daden en beslissingen: twijfelachtig. Over
zijn Amerika: ik denk het niet. De Verenigde Staten zijn minder dan ooit
verenigd. Dwars door het land loopt de Midwest, waar racisten het voor het
zeggen hebben. Zwarten worden dan wel niet meer genadeloos neergeknald in een
klein dispuut, maar ze houden zich toch maar beter gedeisd. We mogen niet de
fout maken om op basis van de vrijdenkende New Yorker of de frivole inwoner van
Californië een beeld te creëren van ‘de Amerikaan’. De doorsnee Amerikaan is al
die jaren een bange blanke man gebleven.

King zou vandaag, als inmiddels 84-jarige, nog veel werk
hebben.

En wij?

Hoe zit het met onze droom? Hebben we er nog wel één en, zo
ja, houdt ie stand? In de vijftig jaar sinds Martin Luther Kings legendarische
woorden hebben we hier ook een hele evolutie doorgemaakt. Toen begrepen we dat
misschien niet al te best, die hele retoriek rond dromen, vrijheid en
gelijkheid, omdat racisme zich ver van ons bed afspeelde. Er waren
gastarbeiders, ja, maar die vonden we toch vooral goed om het vuile werk op te
knappen, werk waar wij in een land waar het economisch goed ging letterlijk
vies van waren. En dus werden ze getolereerd.

Vandaag hebben wij even veel nood aan een charismatische
dromer, iemand die opkomt voor gelijkheid en evenwaardigheid, van alle rassen,
van alle geslachten, van alle klassen, en die dat liefst ook nog eens
passioneel kan verwoorden. Ik kijk rond en denk diep na en kan me niemand voor
de geest halen die dat zou kunnen of willen. Vreemd genoeg is Bart De Wever,
met zijn nationalistische en rechts-liberale discours, de enige die enigszins
aanleunt bij een dromer: iemand die vanuit een underdogpositie met een lang
vervloekte boodschap heel wat zieltjes wint voor zijn verhaal, zijn versie van
een ‘droom’. Ik herinner mij nog dat de generatie van mijn grootouders
Vlaams-nationalistische politici onverbloemd ‘zwartzakken’ noemde, omdat velen
onder hen ‘fout’ waren geweest tijdens de oorlog. Het was een stigma dat
generatie op generatie werd doorgegeven, maar wel enigszins verwaterde. De meeste
landgenoten hebben die oorlog, gelukkig, niet meegemaakt, maar toch is er
altijd iets van dat collaboratiegegeven blijven hangen, al was het maar omdat
om de zoveel jaar de amnestiegedachte weer uit één of andere lade wordt
getoverd en er dan direct ferme tegenkantingen worden geuit.

Bij de andere politieke partijen ontbreekt zulk verbindend
verhaal op dit moment. Welke christelijke gedachte verdedigen de
christen-democraten nog? Wat hebben de liberalen nog te bieden aan de
ondernemers in dit land? Voor welke sociale wantoestanden zetten de
sociaal-democraten zich nog in? Ik zie weinig visie, enthousiasme en
bevlogenheid. Ik zie al zeker geen potentiële King. En ik zie vooral niets om
van te dromen.

We herdenken vandaag één van de warmste en tegelijk
gloedvolste momenten uit de moderne wereldgeschiedenis: de boodschap van een
dromer, iemand die zich durfde blootgeven en die een massa mensen op een
gezonde manier in beweging bracht. Niet door leugens of een boodschap van haat
te verspreiden, maar door vanuit de eigen kracht, een grenzeloos voluntarisme
en optimisme-tegen-beter-weten-in een positief verhaal te brengen.

Waar zitten onze dromers en wanneer treden ze naar voor?