Gerbrand Adriaenszoon Bredero was een Amsterdammer en geen
Antwerpenaar, maar zijn even vaak ge- als misbruikte lijfspreuk ”t Kan
verkeren’ is vandaag toepasselijk op het Antwerpse voetbal. Tien weken geleden
nog in zak en as – Beerschot AC gedegradeerd en failliet, Antwerp troosteloos
koploper van de rechterkolom in de tweede klasse -, nu plots springlevend.

Beerschot verdween en herleefde in de vorm van een opname van de naam door KFCO Wilrijk. KFCO Beerschot Wilrijk moet straks de hoge verwachtingen
waarmaken in eerste provinciale. Gewoon de titel behalen klinkt bijna als een worst case scenario: het moet ook nog
eens met ruime voorsprong, mooi voetbal en Antwerpse bravoure gaan. Op de
allerlaatste fandag van Beerschot kwamen eind juni meer dan zevenduizend
supporters af op wat een hartverwarmend fanfeest werd. De teller van het aantal
verkochte abonnementen staat inmiddels op vierduizend. Neem dat daar nog de
helft steunabonnementen van zijn, dan spreek je toch over tweeduizend
toeschouwers in eerste provinciale. Ongezien. (Het verklaart ook de paniek die
er nu heerst bij de vijftien andere clubs in de reeks; de meeste van die
stadionnetjes kunnen hooguit enkele honderden supporters slikken.)

Beerschot leeft, ook al is het dan dank zij een nieuwe
adoptieclub. Het bewijst mijn stelling dat het ware hart van een voetbalclub
haar supporters zijn. Al de rest (bestuur, trainers, spelers) zijn passanten,
maar probeer dat maar eens uit te leggen aan de Bart Verhaeghes, Patrick
Decuypers en Patrick Vanoppens van de voetbalwereld. ‘Ego’s opzij, Beerschot
dat zijn wij’ was dan ook een niet mis te verstane boodschap aan het adres van
de man die de club de dieperik introk.

Terwijl KFCO Beerschot Wilrijk begonnen is aan de lange weg
terug – het zal tenminste vier seizoenen duren vóór eerste klasse in zicht komt
en wellicht nog een tijdje langer – is de aartsrivaal uit Deurne, Antwerp FC,
eveneens met torenhoge ambities aan het nieuwe seizoen begonnen. Een nieuwe
investeerder, Saif Rubie, een nieuwe trainer met een grote naam (als speler),
Jimmy Floyd Hasselbaink, ongeveer een elftal aan nieuwe spelers.

Royal Antwerp Football Club verkocht weliswaar voorlopig minder
abonnementen dan KFCO Beerschot Wilrijk (wat volgens diehard-roodwitte fans te verklaren valt door het feit dat
Antwerp-supporters traditioneel eerder kiezen voor losse tickets dan voor een
abonnement) en bereikte ‘slechts’ even veel fans op de jaarlijkse fandag, maar speelde
zijn eerste thuiswedstrijd van het nieuwe seizoen wel voor… 11.500
toeschouwers. Elf-dui-zend-vijf-hon-derd. In tweede klasse. Ter vergelijking:
op het ogenblik dat Antwerp Eendracht Aalst bekampte op de Bosuil, kwamen er
zaterdagavond 8.264 toeschouwers naar OH Leuven-RC Genk kijken, 7.891 naar
Zulte Waregem-Kortrijk, 5.556 naar Charleroi-Waasland Beveren en 5.497 naar
Lokeren-Bergen. Allemaal wedstrijden in éérste klasse. Enkel Standard-Lierse en
AA Gent-KV Mechelen ontvingen in de Jupiler Pro League dit weekend meer volk
dan Antwerp-Aalst in de Belgacom League. Opmerkelijk.

Een andere vergelijking: vorig seizoen was het
toeschouwersrecord in het Olympisch Stadion 11.333. Die waren toen getuige van
de pijnlijke thuisnederlaag tegen streekgenoot Lierse, wat achteraf gezien het
begin van het einde betekende. 11.333 is minder dan 11.500. Antwerp leeft. De
hashtag ‘This is our year’ maakt dat extra duidelijk. Het moet nú gebeuren,
zeker omdat Antwerp in eerste klasse de komende jaren geen lokale
concurrentie te verwachten zou hebben.

Positieve vaststelling: het Antwerpse voetbal leeft. Voor
KFCO Beerschot Wilrijk is het hopen dat de hype blijft duren en dat de
promoties elkaar in snel tempo opvolgen. Voor Antwerp is het eerste doel veel
concreter: na tien jaar opnieuw in eerste klasse geraken. Zonder financiële
besognes zou dat wel eens een realistisch doel kunnen zijn. De spelerskern
vormt een goeie mix van ervaring en jong talent. Hasselbaink kan dan wel geen
erelijst voorleggen als hoofdtrainer, maar als gewezen topspeler bij Atletico
Madrid, Chelsea en het Nederlands elftal straalt hij geloofwaardigheid en gezag
uit. Het kan dus een mooi voetbalseizoen worden in het noorden en het zuiden
van ’t stad, en daar is geen
geïmporteerd stamnummer voor nodig geweest.

Maar laten we voorzichtig blijven. Het is eigen aan de stad
Antwerpen dat euforie en cynisme dicht bij elkaar liggen, dat grootheidswaanzin
kan leiden tot zelfoverschatting en dat een hype nogal snel voorbij is. Los van
de harde supporterskernen, die ongeveer even groot zijn, is de Antwerpenaar vooral een
successupporter. Zolang de resultaten goed zijn en liefst ook gepaard gaan met
mooi voetbal, zullen de clubs op hun wolkje blijven drijven en zal het volk toestromen. Dat kan echter
snel omslaan. Duimen maar en genieten van deze ‘wittebroodsweken’. En niet
verbaasd zijn wanneer Patrick Vanoppen straks zegt dat deze revival eigenlijk aan hem te danken is.