Er bestaan veel goede manieren om een live concert voor te
bereiden, zodat je met volle goesting en honger klaar zit wanneer de artiest in
kwestie het podium betreedt. Warming-up, zo weten atleten over de hele wereld,
is nodig om te presteren. Ook voor een concertganger is het nuttig, om achteraf volop te
kunnen genieten. Ooit moet er iemand eens een lijstje opstellen – lijstjes zijn
in! – met een Top 20 van ‘ideale omstandigheden’ om toe te leven naar een
optreden.

Wat ik na gisteravond heel zeker weet: je automobiel op een waanzinnig slecht
aangeduide gehandicaptenplek parkeren en ‘m een paar uur later aan de andere
kant van de metropool moeten ophalen bij een depannagebedrijf, is géén ideale
manier. Ook al omdat we daardoor het eerste kwartier van Rufus Wainwright
misten. De bard stond alleen op het podium van het Openluchttheater Rivierenhof
in Deurne, enkel begeleid door drie instrumenten: gitaar, piano en stem.

Wainwright op de allermooiste en meest romantische locatie om van muziek te genieten, op een zomerse
juli-avond: dat klinkt als een droomscenario. Maar dus niet wanneer je eerst
tot honderd keer toe kl***zakken hebt geroepen tegen de overijverige
politieagenten die niet wakker liggen van waanzinnig slecht aangeduide
gehandicaptenplekken, je het begin van het concert hebt gemist en dan ook nog
eens op minder goeie plaatsen moet gaan zitten, helemaal aan de zijkant.
Gelukkig maakte de fantastische akoestiek de minder geweldige zichtbaarheid meer
dan goed.

Rufus is de zoon van Loudon Wainwright III en Kate
McGarrigle, en de broer van Martha. Een muzikale familie dus. Het handelsmerk
van vader Loudon zijn sarcastische teksten, die hij afwisselt met intens
droevige ballads. Live begeleidt hij die, doorgaans gekleed in een eenvoudig t-shirt of in
een houthakkershemd met opgerolde mouwen, met hilarische bindteksten. Loudon
III is een combinatie van singer-songwriter en stand-up comedian. Als u met
zijn werk wil kennismaken, is de verzamel-cd Career Moves zeer geschikt. Moeder Kate, die drie jaar geleden de
strijd verloor tegen een ziekte die wel eens met hoofdletter K wordt
geschreven, net geen vierenzestig jaar oud, vormde decennialang een Canadees folkduo met
haar zus Anna. In 1975 scoorden de McGarrigle-zussen hier een bescheiden hitje
met Complainte pour Ste-Catherine. En
zus Martha is intussen ook al aan vier, overwegend introverte, cd’s toe.

Übergay, zo zou je Rufus Wainwright nog het best kunnen omschrijven.
De bijna veertigjarige zanger koketteert voortdurend met zijn homoseksualiteit.
In zijn teksten (vaak pijnlijk autobiografisch en zeer open over zijn strijd tegen
allerlei verslavingen), in zijn theatrale verschijningen en in zijn keuze voor
een veelzijdig repertoire, met elementen van klassiek, jazz, opera, cabaret en
pop.

Wainwright dweept met Judy Garland (de live-cd Rufus does Judy at Carnegie Hall is een griezelig perfecte kopie
van Garlands concert uit 1961) en zoals bekend zijn Judy Garland en haar
dochter Liza Minnelli iconen van de homo-beweging. Maar als u zijn werk wil
leren kennen, kan ik u in eerste instantie het tweeluik Want One en Want Two
aanbevelen, respectievelijk uit 2003 en 2004. ‘This record is dedicated to me,’
pende hij in het cd-boekje bij Want One,
want het gebrek aan erkenning stoort hem mateloos.

Alléén op een podium, en voor een keer niet exuberant gekleed, nam hij volop de tijd om verhaaltjes
te vertellen: over zijn poging om een ster te worden in Frankrijk (hij is
afkomstig van Quebec en schrijft geregeld een Franstalige song, weliswaar in
een charmant franglais vertolkt),
over zijn voorliefde voor opera en drama, en over een hele fijne avond in mei
1997 met Jeff Buckley, drie weken vóór diens dood (‘A wonderful night. But… I
didn’t sleep with him!’). Waarna een nogal slordige interpretatie van Hallelujah volgde. Het is een kleine
wereld, want die Hallelujah is
uiteraard een compositie van Leonard Cohen en Rufus heeft samen met zijn
echtgenoot Jorn een dochter, van wie Lorca Cohen (dochter van Leonard) de
biologische moeder is. Hallelujah!

De songs van Rufus Wainwright hebben de neiging om allerlei
richtingen uit te dwarrelen. Als je denkt dat je een melodie kunt volgen en
meeneuriën, houdt die brutaal halt of slaat een onverwacht zijpad in. Muzikale genres
vloeien in elkaar over alsof het zomaar kan (wat ook zo is!). En zijn wat
zeurderige stem maakt ook al de gekste sprongen, van hoog naar laag en terug.
Dit is dan ook een artiest die je best in beperkte doses tot je neemt. Een
concert van één uur en driekwartier is dan ook vrij lang, zeker omdat je de
onontbeerlijke pump and circumstance
(strijkers, blazers, orkestrale hoogstandjes) moet missen bij zo’n
solo-optreden en Wainwright ook nog eens een modale gitarist is. Gelukkig maakte hij dat ruimschoots goed met zijn frivole pianospel.

Out of the Game en
Jericho, de twee bekendste nummers
van zijn van vorig jaar daterende recentste cd, Out of the Game, geproduceerd door topproducer Mark Ronson,
oogstten voorzichtig herkenningsapplaus. Het meeste bijval genoten de al wat
oudere nummers als Sanssouci, Vibrate en het weergaloze The Art Teacher, over zijn onbeantwoorde
puberale verliefdheid op zijn kunstleraar van weleer. Bij de bissen zat ook het
onuitgegeven nummer Friendship, dat
hij vorige week voor het eerst had opgevoerd op het festival van Glastonbury en
dat zijn meest fanatieke aanhangers toch als verzoeknummer eisten.

Een mooi concert, af en toe bijzonder intens, soms zelfs onwezenlijk mooi, maar iets te
lang om er je aandacht bij te houden en de staande ovatie leek me dan ook fel
overdreven (al kan dat ook aan mij liggen en, vooral, aan die overijverige
politieagenten die me vier uur eerder uit mijn vel hadden doen springen).