Het
Jaar van de Polarisatie

Het
is een traditie. Aan het eind van een jaar ga je op zoek naar de persoon,
gebeurtenis of trend die je het meest is bijgebleven. Voor 2012 kom ik, ook na
er anderhalve maand grondig over nagedacht te hebben, onvermijdelijk uit bij een
trend: polarisatie.

2012
is bij uitstek het jaar geworden waarin er niet meer naar elkaar werd
geluisterd en waarin het eigen “Grote Gelijk” primeerde boven dialoog
en consensus, ook (en vooral) wanneer het duidelijk was dat je eigenlijk op
zoek moest gaan naar die consensus.

Bij
ons werd het een ongenadige verbale strijd tussen Bart De Wever en de andere
Vlaamse partijen, Bart De Wever en de PS, Bart De Wever en de culturele elite,
Bart De Wever en zichzelf, want de voorzitter/burgemeester blijft
zich ondanks frappante opeenvolgende verkiezingsoverwinningen gedragen als een
Calimero. ‘Ik is klein en zij zijn groot.’

Hij
vergeet dan dat hij en zijn partij, N-VA, inmiddels veruit de grootste zijn in
Vlaanderen. N-VA verzilverde het eclatante verkiezingssucces op heel wat
plaatsen; als kers op de Vlaams-nationalistische taart werd her en der zowaar
een schepen van Vlaamse Zaken geïnstalleerd en vallen er meer Vlaamse leeuwen
te bewonderen in het straatbeeld, al dan niet op de daarvoor voorziene plek
voor het gemeentehuis. Maar eens een underdog, altijd een underdog, blijkt een
hardnekkig gegeven voor De Wever en de zijnen.

De
tegenstanders van De Wever verkrampen eveneens. Omdat ze maar geen verklaring
vinden voor de successen van N-VA en daardoor ook geen dam kunnen opwerpen
tegen de doorbraak, vermeien ze zich met zure opmerkingen en gratuite kritiek
op De Wever. Vergelijkingen met de jaren dertig zijn niet uit de lucht, zelfs
de koning had het er in zijn kerstboodschap over. ’s Lands vorst zal die faux-pas,
een gevolg van een kwieke pas-de-deux met Di Rupo, nog een tijdje
aangewreven worden.

De
discussies in de eerste zeven weken van 2013 geven aan dat de ‘polarisatie’ gewoon
wordt doorgetrokken. De geesten zijn niet nader tot elkaar gekomen, toenadering
klinkt voor de betrokkenen eerder als een vloek dan als een zegen. Met die
verkiezingen van 25 mei 2014 stilaan zichtbaar aan de einder, vrees ik dat het
polariseren nog maar goed en wel begonnen is.

Kloof
tussen de gedachten

Ook
in het buitenland merk je die verscherping, verzuring en onverdraagzaamheid in
de onderlinge verhoudingen. De aanloop naar de Amerikaanse
presidentsverkiezingen was een verschrikking. Meer dan ooit werd er door beide
kampen op de man gespeeld. En omdat het volk de politici dwong tot een spagaat,
door een democraat in het Witte Huis te stemmen en een republikeinse
meerderheid in het Huis van Afgevaardigden, kreeg je de laatste weken van 2012
een fel gemediatiseerd debat rond het opstellen van de begroting, waarbij de fiscal
cliff
, en de feitelijke onbestuurbaarheid van de USA, als een zwaard van
Damocles boven de ruziënde politici hing.

Het
eigen gelijk is belangrijker geworden dan het staatsbelang. Blufpoker op kosten
van de bevolking? Moest kunnen! De fiscal cliff als symbooldossier voor
de groeiende kloof tussen de gedachten. De assertieve toespraak waarmee Barack
Obama zijn tweede ambtstermijn inluidde zal de gemoederen tussen democraten en
republikeinen niet bedaren.

De
Franse presidentsverkiezingen gaven ook zo’n onoverbrugbare meningsverschillen
weer, terwijl een goedwerkende democratie niets anders is dan een georganiseerd
meningsverschil. Helaas: andere meningen worden niet meer getolereerd, alles is
zwart/wit geworden. Nuance blijkt spoorloos verdwenen te zijn.

Enkele
dagen na Kerstmis schreef Guillaume Van der Stighelen in De Morgen over de
kerstboodschappen van paus Benedictus, aartsbisschop Léonard en koning Albert
II. Stuk voor stuk stigmatiserende toespraken, die de bestaande schisma’s
eerder groter dan kleiner maakten en die nalieten om een gevoel van angst en
onzekerheid weg te nemen. ‘De grens tussen wijze raad en wervende propaganda
wordt erg vaag,’ concludeerde de columnist. En ook nog: ‘De enige echte
bedreiging voor ieders welzijn, en daarover zijn in het geschiedenisboek heel
veel zwarte bladzijden te lezen, is dat we ons opsluiten in het eigen gelijk.’

Jaren
’30

Polarisatie,
dus. Omdat we niet meer willen overleggen. Omdat we het conflictmodel
prefereren boven het consensusmodel. Omdat we het tegenwoordig belangrijker
vinden dat we gelijk halen, dan dat we gelijk hebben. Moreel
gezag is ondergeschikt geworden aan reële macht. In die zin is een vergelijking
met de jaren dertig niet eens zo gek. Ook toen leidde een economische crisis
tot uitzichtloosheid en drastische pseudo-oplossingen die de hele wereld in een
waanzinnige oorlog stortten.

Als
de koning dàt bedoelde met zijn uithaal naar het populisme van toen, heeft ie
zelfs een punt. Alleen heb ik een sterk vermoeden dat hij toch vooral de
Vlaamse winnaar van de verkiezingen wilde treffen, omdat dat hem én de premier
het beste uitkwamen.

Het
is op zijn minst opmerkelijk te noemen. Ons politieke landschap wordt hoe
langer hoe meer versnipperd, wat veronderstelt dat er juist méér overleg zou
moeten zijn en dat er meer water in de wijn moet worden gedaan om het
democratisch bestel overeind te houden. Het tegenovergestelde gebeurt. Overleg
is out, zonder enige toegeving voet bij stuk houden is de boodschap.

In
de tijd van de drie grote traditionele politieke families was het makkelijker.
Je regeerde met zijn tweeën, uitzonderlijk zelfs met drie, en je zocht een
gulden middenweg tussen de uiteenlopende programmapunten. De jongste twintig jaar
zijn de traditionele partijen voorbijgelopen op hun rechterflank en de kiezer
deint vrolijk mee op het anti-establishment-deuntje van achtereenvolgens Vlaams
Blok/Belang en N-VA.

Die
versnippering heeft geleid tot de quasi onbestuurbaarheid van het land. Een
spagaat zoals in de Verenigde Staten is ook bij ons een noodzaak, met een
dominante N-VA in het noorden en een blijvend sterke PS in het zuiden. Om
Kipling te parafraseren: And north is north, and south is south, and never
the twain shall meet
. Mààr: zolang België bestaat, zal er wel overleg
móeten zijn.

Als
de peilingen bij de ‘moeder van alle verkiezingen’, op 25 mei 2014, bewaarheid
worden, dan worden N-VA en PS meer dan ooit ‘incontournable’ en zijn ze op
papier op elkaar aangewezen. Dan krijg je Antwerpen in het kwadraat en zal De
Wever proberen een asymmetrische rechtse coalitie op de been te brengen; de PS
zal trachten de huidige regering-Di Rupo voort te zetten, zonder de grootste
Vlaamse partij, zonder Vlaamse meerderheid in het parlement. Maar de kans is
bijzonder groot dat ze niet zullen kunnen regeren zónder elkaar. Laat het
armworstelen beginnen! Of, veel beter nog: ga als volwassen jongens en meisjes
rond de tafel zitten, en denk na over punten van overeenkomst. Creëer ze
desnoods.

In
dit essay wil ik in eerste instantie de huidige situatie analyseren aan de
hand van een aantal gebeurtenissen. Dat Bart De Wever hierin een spilfiguur is,
is onvermijdelijk. De man werd niet voor niets tot Man én Lul van het Jaar
verkozen: voor de enen is hij God, voor de anderen de baarlijke duivel. Daarna
probeer ik, in alle onbescheidenheid, een aanzet te geven tot oplossingen. Of
noem het openingen, pogingen om door het oog van de naald te kruipen.

2012: het jaar van de
polarisatie. Prettig is anders, optimistischer word je er niet van. Mààr, en
dat leert de geschiedenis ook: er is altijd hoop. Hoop dat intelligente mensen
van verschillende gezindheden beseffen dat ze elkaar moeten vinden. Op het
gevaar af dat ik begin te klinken als wijlen Phil Bosmans of Rik Torfs: als we
niet met elkaar beginnen praten, wordt luisteren overbodig.

***

The Great vs. the Small Communicator

7
november 2012. Zowat alle waarnemers waren het erover eens dat Barack Obama
zijn ‘four more years’ heeft ingeleid met een toespraak die even krachtig,
misschien wel krachtiger, was dan zijn ‘Yes, we can’ van vier jaar geleden. Zet
de klank af en je ziet een warme persoonlijkheid, die veel en breed lacht, en
die zijn publiek recht in de ogen kijkt. Zet de klank op en je wordt meegezogen
in het enthousiasme, ook al besef je tegelijkertijd dat een groot deel van zijn
speech dode letter zal blijven. Zo gaat dat nu eenmaal in de politiek. Maar dat
warme deken dat Obama over ons heen legde op die koude novemberochtend zal ons
altijd bijblijven. Deze man is en blijft een geboren communicator.

14
oktober 2012. De ene overwinningsspeech was duidelijk de andere niet. Herbekijk
de overwinningstoespraak die Bart De Wever 23 dagen eerder gaf in de Antwerpse
Zuiderkroon. Zonder klank zie je, in plaats van een warme persoonlijkheid, een
verkrampte, verzuurde en pissige man, die – als je niet beter zou weten – net
een politieke draai om de oren heeft gekregen en die nauwelijks opkijkt van het
papiertje waarop hij inderhaast zijn tekst heeft gekrabbeld. Daar viel weinig
‘Happiness’ te bespeuren. ‘Zet die klank af!’ is echter geen optie. Mét geluid
wordt de verkramping en verzuring alleen maar versterkt.

Including
vs. excluding

De
boodschap van Obama was “including”: alle Amerikanen moeten weer worden
verenigd, na een smerige verkiezingscampagne en na de verbale oorlog tussen hem
en zijn concurrent Mitt Romney. De boodschap van De Wever was “excluding”:
ze was bestemd voor zijn partij- en geestesgenoten, en er werd van de live
tv-uitzending geprofiteerd om dat de tegenstanders onder de neus te wrijven.
Daarom dat BDW zo boos was dat ‘die ploat’ bleef draaien: zo getormenteerd en
gefocust was hij, de eeuwige underdog, de verkiezingsoverwinnaar die niet au
sérieux werd genomen door de traditionele partijen, dat hij zo snel mogelijk
zijn zielenroerselen wilde uitspuwen.

Je
kunt de verschillen tussen beide toespraken perfect illustreren aan de hand van
een WordCloud. Kopieer de tekst van Obama’s Engelstalige speech, open www.wordle.net, klik op “Create” en plak de tekst vervolgens in het
centrale tekstvak. (Ik nam de originele, onvertaalde tekst, omdat je anders
verkeerde inhoudelijke accenten gaat leggen.) Doe hetzelfde met de tekst van de
zegevierende De Wever.

Wat
valt op: de opvallendste woorden in Obama’s toespraak waren “America”,
“country”, “we”, “forward”, “best”, “future”, “work” en “together”. Stuk voor
stuk woorden die voor alle Amerikanen gelden. Bij De Wever werd dat “vrienden”,
“Vlamingen”, “stad”, “onze”, “vandaag”, “grootste”, “partij” en “samen”. Zoek
de zeven verschillen!

Het
centrale, meest gebruikte woord bij Obama was “America”, het land waar het om
draait, terwijl “Antwerpen” bij De Wever veel minder aan bod kwam. Bij de
kernwoorden zijn alleen “together” en “samen” gemeenschappelijk.

Obama
nodigde uit om samen te zitten en vooruit te kijken, naar de gemeenschappelijke
toekomst voor de VERENIGDE Staten (‘The best is yet to come!’). De Wever vierde
een privé-feestje met zijn politieke vrienden en sympathisanten (‘Antwerpen is
van iedereen, maar vanavond toch vooral van ons!’), dat dan nog werd gevolgd
door een uitermate gênante mars op het stadhuis.

Nochtans
kon Obama meteen een regeringsploeg samenstellen, zonder lange formatieronde,
terwijl De Wever op dat ogenblik nog altijd máár kandidaat-burgemeester was.

Dat
Obama een bevlogen spreker is, bleek ten overvloede met de wervende en wervelende
toespraak waarmee hij zijn tweede ambtstermijn inzette. Bij De Wever blijft het
stigmatiseren centraal staan: van links, van de culturo’s, van de PS, van de
Walen, van de Koning, van België. Vraag is of het bij BDW geen bewuste keuze is
om te bruuskeren en zich terug te trekken op zijn wingewest, Vlaanderen.

Preken
voor eigen parochie

Hoeft
het dan te verwonderen dat de andere Antwerpse partijen aanvankelijk niet veel
zin hadden om mee te stappen in dat triomfalistische verhaal van de N-VA? Het
woordje “samenwerking” dook bij De Wever pas in de laatste paragraaf op,
waardoor het bijna verloren ging in het feestgedruis. Barack Obama heeft zijn
afspraak met de geschiedenis (alweer) niet gemist. Bij Bart De Wever kon je wel
volop van een gemiste kans spreken. Tenzij… hij de zaken alweer op scherp
wilde zetten.

Met
goeie, positieve communicatie kun je veel bereiken. Met middelmatige
communicatie blijf je in een grijze zone hangen. Met slechte of agressieve
communicatie maak je veel kapot. Vraag het maar aan de ex-trainer die als een
dief in de nacht opstapte bij zijn vorige werkgever, waarmee hij – ondanks het
aanwezige toptalent – niets had gepresteerd, maar die toch zei dat hij de
doelstellingen voor 90 procent bereikt had (en die na vijf maanden alweer op
zoek mocht naar werk). Dat maak je nooit meer goed. Dan kun je veel beter
zwijgen.

Minister
van Financiën Steven Vanackere verwoordde dit de dag na de koninklijke
kerstboodschap mooi op zijn Facebook-pagina: ‘Er wordt te veel gepraat, en niet
genoeg gezwegen. Het mediacircus (vreemd genoeg vooral de dolgedraaide
geschreven pers, die geen dag kan beginnen zonder een relletje) verdraagt niet
meer dat politici zwijgen. Nochtans is dat – als ze ondertussen proberen
resultaten te boeken – heel vaak aan te moedigen.’

Onze
politici maken de fout dat ze vooral communiceren met de achterban: hun
kiezers. Het is makkelijk preken voor de eigen parochie. Alleen zijn er
tegenwoordig zoveel vlottende kiezers, dat dit een zinloze bezigheid is
geworden. De Wever beseft dat als geen ander: zijn communicatie is welbewust,
provocatie is zijn strategische keuze. Op korte termijn levert hem dat
electorale schouderklopjes op, op langere termijn is die tactiek onhoudbaar.
Het is de tactiek van de verschroeide aarde. Het is de tactiek van mensen en
partijen die alleen maar met zichzelf bezig zijn. Het is de tactiek van
winnaars die niet kunnen omgaan met het begrip ‘winnen’, omdat ze diep in hun
hart liever langs de zijlijn blijven staan om de anderen uit te lachen. U kent
dat spreekwoord van de beste stuurlui en de wal.

En zo krijg je in
Vlaanderen een winnaar die zodanig arrogant is dat hij al de anderen
voortdurend tegen de haren in strijkt, en de rest die zo gefocust is op die ene
kwelduivel, dat ze vergeten om een eigen verhaal op te bouwen. Bart De Wever
wrijft zich in de handen, want hij wint altijd: ofwel blijft men hem bestoken
met verwijten en harde kritiek, en kan hij zich wentelen in zijn favoriete rol
van underdog. Ofwel komen ze op hun knieën naar hem gekropen om toch maar een
klein deel van de koek te krijgen. Het eerste gebeurt in België, het tweede in
Antwerpen.

***

De ploat blêft hange

De
Zwitsers-Amerikaanse psychiater Elisabeth Kübler-Ross ontwikkelde in On
Death and Dying
, een baanbrekende studie uit 1969 over haar werk met
terminale patiënten, de theorie dat er vijf fasen van rouwverwerking zijn.
Eerst is er ontkenning (denial), een afweermechanisme om de waarheid
volledig af te wijzen. Daarna volgt woede (anger), omdat men iets
onrechtvaardig vindt. Fase 3 is onderhandelen (bargaining): je probeert
de dood uit te stellen, nieuwe doelen te stellen, de aandacht af te leiden van
het probleem.

De
volgende stap is depressie (depression). De patiënt aanvaardt het
onvermijdelijke, maar daardoor voelt hij zich eenzaam en machteloos. Tenslotte
is er aanvaarding (acceptance), de vijfde en laatste fase. Het hoeft
overigens niet allemaal zo dramatisch te zijn als de dood. Je kunt die vijf
fasen net zo goed doorlopen wanneer je de lettertjes op deze pagina niet meer kunt
lezen zonder waas voor de ogen. Eerst ontken je dat er wat aan de hand is, maar
uiteindelijk aanvaard je in fase vijf toch dat je een leesbril zult moeten
opzetten.

Ook
in onze politiek kun je Kübler-Ross toepassen. De opeenvolgende
aardverschuivingen die de N-VA heeft veroorzaakt, verleidden de andere partijen
aanvankelijk tot ‘ontkenning’: ‘Het kan toch niet waar zijn! Dit is
ongetwijfeld eenmalig!’ Na de gemeenteraadsverkiezingen hebben ze intussen de
fase van de ‘woede’ bereikt. Aanvaarding is nog veraf, eerst moeten we nog
langs onderhandelen en depressie passeren.

Geschiedenis
herhaalt zich

De
geschiedenis herhaalt zich. Googelen helpt je niet echt om te weten te komen
van wie die vaak gebruikte uitspraak origineel afkomstig is. Je wordt richting
Marx en Hegel gestuurd, maar bij hen vind je alleen variaties en afgeleiden.
Volgens Wikipedia dateert de uitspraak van halfweg de negentiende eeuw, maar is
de inspirator anoniem gebleven.

De
geschiedenis herhaalt zich, dus. Toen het Vlaams Blok zijn grote doorbraak
kende bij de verkiezingen van 24 november 1991, doopten de andere partijen, SP
en Agalev voorop, die dag om tot “Zwarte Zondag”. De verkiezingsoverwinning van
N-VA bij de gemeente- en provincieraadsverkiezingen van 14 oktober 2012 werd
door N-VA-voorzitter Bart De Wever zelf omschreven als “Zwart-gele Zondag”.

In
1991 ontstond er spontaan een anti-racistische groepering die zich Charta 91
noemde en werd, onder impuls van Agalev-topman Jos Geysels, toen fractieleider
in de Vlaamse Raad, een “cordon sanitaire” rond het Blok geweven. Dat “cordon”
werd toegejuicht én bekritiseerd, maar wordt tot op de dag van vandaag
gerespecteerd. Vlaams Blok/Belang werd nooit uitgenodigd om coalities te
vormen. (Al was het recent even spannend in Denderleeuw, waar VB mogelijk
gedoogsteun zou gaan verlenen aan een minderheidscollege van N-VA en CD&V.
Door tussenkomst van afscheidnemend gouverneur Denys werd dit scenario afgewend
en werd OpenVLD aan de coalitie toegevoegd.)

De
oorsprong van het “cordon” was respectabel en zat hem in het afschermen van de
democratie: Vlaams Blok was immers een partij wiens standpunten in vele
gevallen haaks stonden op die democratie. Een anti-democratische partij die van
de democratie gebruik wilde maken om een Vlaamse dictatuur te installeren, zo
kon je de vrees van de progressieve beweging samenvatten. En dus moest de
democratie verdedigd worden tegen racistische en fascistoïde elementen, zoals
het niet aanvaarden van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en
het 70-puntenplan om ‘vreemdelingen’ terug te sturen.

Vandaag
is de grootste partij in Vlaanderen er opnieuw één die de onafhankelijkheid van
dit landsgedeelte vooraan in de statuten heeft verankerd. De overwinning van
N-VA was eclatant en voor de andere partijen degoûtant en ronduit gênant. Maar
dat mag geen reden zijn om Bart De Wever en de zijnen in dezelfde hoek te
drummen als Dillen, Dewinter, Annemans & co destijds, laat staan dat een
nieuw “cordon sanitaire” zich opdringt. Elke kritiek op N-VA wordt trouwens door
BDW aangegrepen om te tieren dat de andere partijen bezig zijn een
“cordon” rond zijn partij te leggen.

De
N-VA is wél een democratische partij. Zelfs als je het met haar principes niet
eens bent, moet je haar respecteren en de kans bieden om mee te besturen daar
waar zich dat opdringt. Je kan iets zeggen over de organisatie van onze
verkiezingen (zo dadelijk zal ik het over de stemplicht hebben),
maar je mag niet de spelregels wijzigen tijdens de wedstrijd en je mag zeker
niet achteraf de uitslag proberen te manipuleren.

Val
De Wever aan met argumenten

Een
varkenskop op de oprit van Bart De Wever droppen, was beneden alle peil. Een
vers gepensioneerde topman van ACOD-Spoor die vond dat De Wever niet aan
politiek zou mogen doen en vervolgens op zijn Facebook-pagina orakelde dat er
‘een grote leider met racistische (anti Waalse) principes (is) opgestaan’
vergaloppeerde zich verschrikkelijk. Hij schreef ook nog: ‘De Walen van nu
lijken wel de joden van destijds.’ Dat was geen historische vergelijking, maar
een hysterische. Om in zijn eigen werksfeer te blijven: Jos Digneffe, de
zelfbenoemde ‘Locomotief van Limburg’, was helemaal ontspoord. Vrijheid van
meningsuiting is een belangrijk uitgangspunt, maar een beetje zelfrelativering
en nuance zou op zijn plaats geweest zijn.

In
november was er het overbodige, maar flink in de media uitgesmeerde
pseudo-relletje rond het omdopen van het (Pieter) De Coninckplein tot het
Herman De Coninckplein. En als toemaatje was er de veelbesproken
kerstboodschap, waarin Albert II, al dan niet als handpop van premier Di Rupo,
verwees naar het populisme van de jaren ’30 en de N-VA dat eerst niet en daarna
wel als een provocatie beschouwde. De koning, het moreel kompas van ons land,
was iets teveel op het zuiden gericht, zoveel is duidelijk.

Al
wie zich links en progressief noemt, zou goed moeten nadenken voor ze N-VA en
Bart De Wever blijven stigmatiseren zoals ze dat nu proberen te doen. Ondanks
zijn machtspositie in Vlaanderen houdt De Wever van de underdog-positie. Als je
zo iemand fysiek bedreigt of om de oren slaat met onzinnige en zelfs
wansmakelijke historische vergelijkingen, zal dit zijn populariteit alleen maar
versterken, want de Vlaming houdt nu eenmaal van underdogs. Wie haat zaait
tegen De Wever, zal alleen maar nieuwe verkiezingsoverwinningen van N-VA
oogsten. Ook dat bewijst de geschiedenis herhaaldelijk.

Het
is zinloos en dom om het éénentwintig jaar oude, bestofte scenario om het Blok
af te stoppen van onder de mottenballen te halen en vervolgens op de repeat-knop
te drukken. Je moet De Wever niet aanvallen op zijn persoon, maar op zijn
argumenten. It’s the content, stupids! Hou de discussie inhoudelijk, in
het volle besef dat de man een uitstekend debater is en je onder tafel
kan praten. En vooral: kom met een eigen verhaal als alternatief voor het
separatistisch, anti-Waals, anti-syndicalistisch en ongenuanceerd
pro-werkgevers discours van de man en zijn partij.

Tenzij
de hoogmoed zich meester maakt van BDW en N-VA. Recente gebeurtenissen zoals
het abrupte afschaffen van de Antwerpse stadsslogan, het bewust verkeerd hangen
van de Vlaamse vlag in Brasschaat of een gouverneur laten benoemen buiten de
normale overlegstructuur om, wijzen daar alleszins op.

Positief
alternatief

Links
moet dringend rechtsomkeer maken in zijn retoriek. In herhaling vallen zal
alleen maar tot meer nederlagen, grotere frustratie en uiteindelijk
zelfvernietiging leiden. Die plaat is al grijsgedraaid. Dus: ‘Zet die ploat af,
want ze blêft hange!’. Creëer een positief alternatief voor het huidige rechtse
klimaat: niet door zonder na te denken in te hakken op rechts, niet door de
maatschappijkritiek van (centrum)rechtse partijen te negeren, niet door blind
te blijven voor de problemen van de multiculturele samenleving, maar wel door een
coherent en consequent verhaal op te bouwen. Dat vergt ongetwijfeld tijd, tijd
die je beter niet verliest door in het wilde weg te slaan. Mei 2014 komt er
snel aan.

‘De geschiedenis
herhaalt zich, eerst als tragedie, dan als klucht.’ Die is wel van Karl Marx.

***

Schaf de stemplicht af!

Tijd
voor een zijsprong, en toch weer niet. Want om een gesprek aan te knopen met
Bart De Wever moet je ook weten waar de man voor staat en, niet onbelangrijk,
of zijn kiezers het daar allemaal mee eens zijn. Het eerste is vrij makkelijk
te achterhalen, het tweede veel moeilijker.

Recent
nog bleek uit een enquête dat amper één op drie N-VA-kiezers voorstander is van
een onafhankelijk Vlaanderen. Bij Vlaams Belang was dat in de hoogdagen ook
amper de helft. Enquêtes zijn er om gerelativeerd te worden, maar dit zijn toch
wel heel opmerkelijke resultaten voor partijen die van de onafhankelijkheid hun
bestaansreden hebben gemaakt. Vreemd? Ja. Maar ook: een gevolg van onze
stemplicht.

“Mij
niet gezien”

Wat
ik in alle ronkende verklaringen na de gemeente- en provincieraadsverkiezingen
miste, was een grondige analyse van de gevolgen van de stemplicht in ons land.
Ik ben er namelijk van overtuigd dat de stemplicht tot gevolg heeft dat
heel wat ongeïnteresseerde, ongemotiveerde en ronduit balorige kiezers hun stem
uitbrengen zonder na te denken. Als “foert”-stem, als tegenstem, of als steun
aan iemand die ze uiterlijk sympathiek vinden, maar van wie ze niet weten voor
welke politiek die man of vrouw staat.

Ooit
was het afschaffen van de stemplicht een thema. Met name begin jaren negentig,
bij de omvorming van PVV tot VLD, werd het wel vaker op tafel gegooid. De
liberalen wilden het, de katholieken en sociaal-democraten niet, uit vrees dat
een deel van hun traditionele electoraat zou afhaken, met alle gevolgen
vandien.

Ik
citeer Guy Verhofstadt, toenmalig oppositieleider namens de Vlaamse Liberalen
en Democraten, in zijn boek Angst, afgunst en het algemeen belang uit
1994: ‘Niet de belangrijkste maar in de tijd wel de allereerste hervorming waar
we aan toe zijn, is de afschaffing van die plicht en de invoering van het
stemrecht. De veel bezongen democratische plicht om in beginsel elke vier jaar
naar de stembus te gaan, is absurd. Met even veel logica zou men kunnen
voortschrijven dat iedereen op 11 juli de Vlaamse Leeuw hoort te zingen, op straffe
van gerechtelijke vervolging.’

En
Verhofstadt gaat in zijn bevlogen, maar ook ietwat drammerige stijl door: ‘De
stemplicht is namelijk een borstwering tussen de politici en de afkeuring die
het kiezerskorps gebeurlijk voor ze voelt. De bewindslieden hoeven geen
voorafgaande inspanning te doen, om de kiezer ervan te overtuigen aan de
democratie deel te nemen. Dit verklaart mee de in ons land gangbare schraalheid
van het electorale debat. Geen burger kan zeggen: mij niet gezien.’

Op
dat laatste punt heeft Verhofstadt niet helemaal gelijk, vind ik. Of: niet
meer. De verkiezingsresultaten van de jongste twintig jaar tonen precies aan
dat de burger die “Mij niet gezien” uitdrukt door een negatieve stem
uit te brengen. Het succes van Vlaams Blok/Belang is daar een gevolg van
geweest. Je maakt mij niet wijs dat één op vier Vlamingen in juni 2004, ten
tijde van de Vlaamse verkiezingen, vóór de onafhankelijkheid van Vlaanderen,
tégen de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, xenofoob en
islamofoob was. Nochtans haalde Vlaams Blok toen 24,2% van de stemmen en werd
het de tweede partij in Vlaanderen. Zondag 13 juni 2004 was nog veel gitzwarter
dan die allereerste Zwarte Zondag, 24 november 1991.

Was
in oktober 2006 één op de drie Antwerpenaren er werkelijk van overtuigd dat
Vlaanderen zich moet afscheuren van België en ging ie meteen ook maar akkoord
met het veelbesproken 70-puntenplan, dat toen nog lang niet openlijk was
afgezworen? Je kan veel zeggen over de gemiddelde Antwerpenaar, maar zoveel
onverdraagzaamheid schrijf ik hem niet toe.

Kiezer
weet niet waarvoor hij stemt

De
analyse van Verhofstadt dateert inmiddels al van negentien jaar geleden en was
toen nog zeer sterk gefocust op de zogeheten “traditionele” partijen. Inmiddels
is het kieslandschap serieus veranderd en is de versnippering doorgezet. Tot
bij de federale verkiezingen van 2010 de N-VA van Bart De Wever de immense
populariteit van hun voorzitter kon verzilveren: 27,8% van de stemmen, 27
zetels in de Kamer van Volksvertegenwoordigers, in één klap de grootste partij
van Vlaanderen. Het optreden van De Wever in De slimste mens ter wereld
is zeer zeker een deel van de verklaring van dit succes, al kun je dat de
makers van het programma niet verwijten: andere politici kregen dezelfde kans
om televisueel te scoren, maar deden het niet. De figuur van De Wever
(recalcitrant, treiterig, sarcastisch en soms cynisch) sprak/spreekt de Vlaming
aan. “Contraire”, zoals Filip Dewinter, maar zonder het ranzige.

Plots
was er een partij waarop je wel tégen de anderen kon stemmen en het toch niet
verborgen hoefde te houden. En dus is een deel van de balorige kiezers
overgestapt van de ene naar de andere separatistische partij: eentje die niet
xenofoob en islamofoob is, en die wel rekening houdt met de universele
mensenrechten. Dat is goed, of op zijn minst: minder erg, maar het is nog
altijd een stem vanuit degoûtantisme en niet vanuit overtuiging en reëel
engagement.

Het
is de stem van de kiezer (m/v) die niet weet waarvoor ie stemt.

Ik
weiger te geloven dat ongeveer 40 procent van de Vlamingen (N-VA en VB
opgeteld) vandaag voorstander is van de onafhankelijkheid van Vlaanderen.
Hoeveel van die foert-kiezers hebben de statuten van de Nieuw-Vlaamse Alliantie
ooit ter hand genomen en artikel 1.1, zin 3 gelezen: ‘In haar streven naar een
beter bestuur en meer democratie kiest de Nieuw-Vlaamse Alliantie logischerwijs
voor de onafhankelijke republiek Vlaanderen, lidstaat van een democratische
Europese Unie’?

Gemotiveerde
kiezers in het stemhokje

Begrijp
me niet verkeerd: ik heb helemaal niets tegen een democratische partij als de
N-VA. Ik hou ook niet per se vast aan die hele vreemde constructie die België
altijd is geweest, want ik voel mij eerder Europeaan en geloof hartstochtelijk
in de Verenigde Staten van Europa. Maar ik vrees dat de kiezer door die
verdomde stemplicht dit land (en dan bedoel ik: België) laat afstevenen op de
totale onbestuurbaarheid, terwijl dat niet eens zijn/haar bedoeling is. Al wat
ie wil zeggen is: ‘Mij niet gezien’.

Waarom
kunnen we die “Mij niet gezien” niet letterlijk interpreteren? Waarom
vervangen we de stemplicht niet door het algemeen enkelvoudig stemrecht,
eventueel zelfs vanaf zestien jaar? Het gevolg zal ongetwijfeld zijn dat er
meer gemotiveerde kiezers in het stemhokje staan. Blijkt dat N-VA dan nog
altijd de grootste partij is, dan is het duidelijk dat ik mij vergis en dat er
wel degelijk een belangrijke onderstroom van de Vlamingen voorstander is van de
onafhankelijkheid en dan moet je daar ook rekening mee houden.

Dit lijkt me een
belangrijk, maar helaas ietwat vergeten aandachtspunt voor de “traditionele”
drie partijen: wat Verhofstadt in 1994 schreef, en waar CVP en SP toen tegen
waren uit vrees voor een te groot stemmenverlies ten opzichte van de VLD (laten
we wel wezen!), blijft actueel. Vandaag hebben CD&V, sp.a en Open VLD er
alleen maar bij te winnen. Net zoals de democratie in dit land.

***

Koude Oorlog

Wie de jaren zeventig en tachtig niet bewust heeft meegemaakt, kan er
zich nauwelijks wat bij voorstellen, maar er is een periode in de recente
geschiedenis geweest dat twee grote machtsblokken dreigend tegenover elkaar
stonden. Aan de ene kant de Verenigde Staten, dat flink werd gesteund door
West-Europa. Aan de andere kant de Sovjet-Unie, met als (verplichte) partners
alle landen uit het zogeheten Oostblok en China, dat destijds het verfoeide
kapitalisme nog niet omarmd had en op economisch vlak op de achtergrond
resideerde. We noemden het ‘Koude Oorlog’.

De
bewapeningswedloop kostte vele miljarden dollars en roebels. Het uitgangspunt was
dat dreiging de beste garantie was op wereldvrede en dat je je tegenstander
maar beter duidelijk maakte dat je zelf klaar zat om op de rode knop te
drukken. Zo’n beetje de attitude van de Amerikaanse National Rifle Association,
NRA, maar dan met nog iets gevaarlijker wapens: ‘The only thing to stop a bad
guy with a gun is a good guy with a gun’. Ik verzin de slogan niet, de NRA
gebruikte hem zelf een week na het drama op de school in Newtown, Connecticut.

Dat
de Europese Unie ooit nog de Nobelprijs voor de Vrede zou krijgen, was toen
ondenkbaar. Van 1969 tot 1979 werd er tien jaar lang gepoogd om de aanmaak van
kernwapens te limiteren via de opeenvolgende SALT-verdragen: de Strategic Arms
Limitation Treaties. Tussen 1982 en 1991 gingen de onderhandelaars nog een stap
verder met START: het Strategic Arms Reduction Treaty. Het duurde dus meer dan
22 jaar om tot zo’n verdrag te komen en er was uiteindelijk een verlichte
leider als Gorbatsjov en een implosie van de Sovjet-Unie nodig om de landen van
Oost-Europa overstag te doen gaan.

Aan
de oorsprong lag de wil van mensen met gezond verstand dat het zo niet verder
kon en dat er moest gepraat worden, ook al bleef je het over vele zaken
fundamenteel oneens met elkaar.

Upperdog

Koude
Oorlog, zij het op een veel kleinere schaal en voorlopig beperkt tot verbale
agressie, is de term die je gerust mag gebruiken voor het huidige
spierballengerol tussen N-VA en de anderen. Het water is heel diep. Dat heeft
veel te maken met de onnatuurlijk snelle opgang van de Nieuw-Vlaamse Alliantie.

Gesticht
op de puinhopen van de Volksunie, tien jaar geleden nog balancerend op de
kiesdrempel, maar daarna mee in het kartelbad getrokken door Yves Leterme, de
toenmalige grote man binnen de noodlijdende CD&V. Als de N-VA nog geen
standbeeld heeft gepland voor de huidige OESO-topman, wordt het de hoogste
tijd, want zonder Leterme was er vandaag geen sprake meer van de N-VA of zou
die partij hooguit wat in de marge frommelen. Omgekeerd heeft de strategie van
Leterme er ook voor gezorgd dat de aanhang van de CD&V bleef afkalven. Als
u ooit een illustratie zocht bij het gezegde “zich in de eigen voet
schieten” is dit er één. Ik zou ook een vergelijking kunnen maken met het
verhaal van Frankenstein, maar dan moet ik woorden gebruiken als ‘monster’ en
dat doe ik toch maar liever niet.

Vlaanderen
is een regio van plantrekkers, individualisten en regelaars. In die context is
de opmars van een Bart De Wever niet eens zo onwaarschijnlijk. Eerder waren er
al, bescheidener, successen voor Jean Pierre Van Rossem en Jean-Marie Dedecker.
Wie luid langs de kant staat te roepen, wordt hier geapprecieerd. Alleen bier
over een fietsende held smijten wordt niet getolereerd.

De
Wever is een hele slimme politicus. Hij weet dat je “de mensen” niet
moet lastig vallen met ingewikkelde politieke theorieën, laat staan met
ideologieën en doctrines (behalve dan af en toe stevig uitpakken met zijn
kennis van het Latijn en van de geschiedenis…). En hij beseft zeer goed dat
hij de tijdsgeest mee heeft. Zonder zelf actief te zijn op Twitter, beantwoordt
hij perfect aan de gedragspatronen van de social media-generatie: stuur korte,
krachtige boodschappen uit, creëer zwart/wit-beelden, blijf voortdurend op
dezelfde nagel hameren, zorg ervoor dat je zelf niet in een extremistische hoek
wordt gedrumd. De analyse dat De Wever profiteert van het “cordon
sanitaire” tegen Vlaams Blok/Belang is in die zin correct. Dank zij die
ranzige partij kon de N-VA zich profileren als een aanvaardbaar
rechts-nationalistische partij, eentje waar je op kan stemmen en er toch voor
uit durven komen. Maar waarom CD&V-senator Torfs de restanten van het
“cordon” wil opheffen, is veel minder duidelijk, aangezien dat nog
altijd van toepassing is op Vlaams Belang, niet op N-VA. Een spreekwoord met
‘kind’ en ‘badwater’, iemand?

N-VA
is niet de Volksunie 2.0. De VU was een zweeppartij wier ideeën geaccapareerd
werden door de traditionele drie politieke families en die daardoor in feite
overbodig werd. N-VA huivert voor die gedachte en wil precies daarom de
onafhankelijkheid niet alleen als een doel voorstellen, maar ook als een middel
om afscheid te kunnen nemen van het niet meer “functionerende
België”, van de “corrupte PS” en van de “profiterende
Walen”. Vandaar dat het economische luik zo belangrijk is in het
N-VA-programma. Het houdt de aandacht weg van het einddoel, een onafhankelijk
Vlaanderen, want dat einddoel staat niet bovenaan het verlanglijstje van een
groot deel van de N-VA-kiezers.

Maar
wat De Wever stilaan moet gaan beseffen is dat N-VA geen onbeduidende partij
meer is en dat het dus noodzakelijk is om met de “anderen” te gaan
praten. Zo makkelijk als in Antwerpen zal het straks op Vlaams en federaal
niveau niet gaan. De underdog is upperdog geworden en moet zich dus
verantwoord leren gedragen. De nederigheid, waar hij het op een moeilijk moment
tijdens de onderhandelingen even over had, zou best wat vaker mogen voorkomen
bij De Wever en zijn acolieten.

Absillis

Omgekeerd
zullen de andere partijen moeten leren aanvaarden dat de N-VA op dit moment een
factor van (Vlaams) belang is. Vooral de linkerzijde worstelt met de gedachte
dat Vlaanderen alweer een ruk naar rechts heeft gemaakt, een ruk die veel
heviger is dan in de gloriejaren van Vlaams Belang. De artikelenreeks van Kevin
Absillis in De Morgen, ‘Een Vlaamse vloek in de linkse kerk’, zorgde voor een
schokgolf.

Nuance
was weer ver te zoeken. In plaats van te fungeren als eye-opener werd
het vierdelige essay meteen bij het grote huisvuil geplaatst. Zo gaat dat wel
vaker: als de boodschap je niet aanstaat, maak je de boodschapper verdacht. Een
beproefde tactiek. (In mindere mate gebeurde dat ook met het kerstessay van
Erwin Mortier in De Standaard; daar was het de rechterzijde die zich verongelijkt
voelde en verontwaardigd reageerde.)

Links
houdt van democratie, maar niet van een democratie waarin Bart De Wever de
populairste politicus is. Want dan schrijft Guy Bourgeois op de site van
DeWereldMorgen: ‘Lang leve de democratie, maar als Bleiter De Wever denkt dat
hij de koning is van Vlaanderen, zal het toch wel van een Vlaanderen tot de min
tweede macht zijn, dat zich laat kennen van zijn allerkleinste kant.’
Bourgeois’ stuk verscheen overigens onder de kop ‘De angst regeert nu al in
Vlaanderen’. O ja? Over welk (deel van) Vlaanderen heeft hij het dan?

Jan
Blommaert ging in een ander opiniestuk op diezelfde site vele paragrafen lang
tekeer tegen Ludo Abicht, omdat die het had aangedurfd Absillis te verdedigen.
Volgens Blommaert verdedigen Absillis en Abicht de idee dat links steun moet
geven aan het rechts-nationalistische project van De Wever. Heel vreemd, want
ik heb dat niet gelezen bij Absillis. Wat Absillis wel deed, vertrekkend vanuit
de controverse rond de figuur van Hendrik Conscience, was de krampachtige
relatie van links met nationalisme en nationalistische symbolen in kaart
brengen. En dat ligt blijkbaar heel gevoelig.

Je
hoeft het niet eens te zijn met Absillis om zijn visie interessant te vinden of
er op zijn minst op een genuanceerde manier kennis mee te maken. Helaas mag dat
niet meer: je bent ofwel voor (en dan ben je verdacht, omdat je het
Vlaams-nationalisme niet verkettert), ofwel tegen (en dan ben je een goeie
linkse).

Wat
links nog meer frustreert is dat je ter linkerzijde wel kritische geluiden
hebt, maar dat er niemand nog durft vloeken in de Vlaamse kerk. Voor
nationalistisch-Vlaanderen is De Wever een held, voor zijn kiezers is hij de
man die het durft zeggen, voor de media is hij een dankbaar figuur die altijd
wel klaarstaat met een spitante oneliner. En allemaal – de
Vlaams-nationalisten, de N-VA-kiezers, de journalisten – lopen ze braafjes mee
aan het handje van de Grote Leider.

Kritische
Vlaams-nationalisten houden zich gedeisd nu de wind zo mee zit, de kiezers
weten niet beter en de media zijn bang dat De Wever hen, excusez le mot,
links laat liggen als ze ietwat kritisch zouden berichten over hem. Ik schreef
het eerder al: hij wint op dit ogenblik altijd. Alleen ‘hybris’ vormt een reële
bedreiging.

Open
je ogen

‘Open
je ogen voor het Vlaams Blok ze sluit’ was negentien jaar geleden de titel van
een boek van Hugo Gijsels. Vandaag zou je die slogan kunnen ombuigen tot ‘Open
je ogen voor het Vlaams nationalisme ze sluit’. Dat geldt voor een flink deel
van de kiezers van de N-VA, die weigeren in te zien dat het finale doel van die
partij de onafhankelijkheid van Vlaanderen is. Dat geldt voor de andere
partijen, die moeten leren omgaan met de nieuwe krachtsverhoudingen in het
politieke landschap; ze moeten assertief blijven, maar ook rekening houden met
de realiteit. Dat geldt voor links-progressief Vlaanderen, dat in de door haar
hartstochtelijk verdedigde democratie moet leren respecteren dat de
verkiezingsuitslag niet altijd even prettig leest. En dat geldt, tenslotte,
voor BDW zelf, die zal moeten leren samenwerken met de anderen.

Een heel kleine beetje
oorlog hebben we, Noordkaap indachtig, al gehad. Nu is het tijd voor een
gewapende vrede en, als het effe kan, ontwapening.

***

Wat verbindt ons nog?

Rond
de jaarwisseling verlaten professionele en amateuristische trendwatchers hun
spelonken om ons op te zadelen met voorspellingen voor het nieuwe jaar. Meestal
overstijgen die het niveau van Madame Soleil niet. De Nederlander Adjiedj Bakas
van Trendoffice Bakas verwachtte dat vrouwen in 2013 meer macht zullen
verwerven, zowel thuis als op het werk. We zullen berusten in nivellering,
volgens Bakas.

‘Mensen
zoeken weer een hondenmand,’ orakelt hij verder op de site Marketingfacts.nl.
‘Voor veel mensen is de wereld te groot en te anoniem geworden, ze zoeken weer
een hondenmand om zich kwispelend in terug te trekken. Weg steriele interieurs,
terugkeer gezelligheid, Hollandse pot, economisch nationalisme, regionale
hechting, tv-programma’s die Hollandgevoel stimuleren en mensen die weer samen
gaan koken. Eten van het seizoen en van de streek.’

Wat
Bakas voorspelt, is eigenlijk wat er bij de verkiezingen van 2010 en 2012 in
Vlaanderen al gebeurd is. Bart De Wever heeft de kiezer een ‘hondenmand’
aangeboden, waarbij het ‘economisch nationalisme’ en de ‘regionale hechting’
van de N-VA de leidraad moet vormen voor huidige en toekomstige
Vlaams-nationalistische successen. Maar waar blijven de andere hondenmanden?

Nood
aan een verhaal

CD&V,
Open VLD en sp.a worstelen met zichzelf. Ze gaven alle drie toe dat ze nood
hebben aan een coherent en uniek verhaal. Politiek commentator Steven Samyn
vond in De Morgen dan weer dat er een gebrek aan geloofwaardigheid is. Hoe je
het ook noemt, feit is dat de zogeheten “traditionele” partijen
vandaag nog maar een fractie van hun kiezerspotentieel van weleer aanspreken.

Toch
blijven ze zich vaak gedragen alsof er niets veranderd is. Denk aan de houding
van de CD&V-verkozenen in de Arco-affaire; dat had wel heel veel weg van de
attitude van hun voorgangers toen er nog smalend werd gesproken over de
“CVP-staat”. Open VLD kreeg een klets rond de oren van haar eigen
(voormalige) spindoctor, Noël Slangen. En sp.a weet helemaal niet meer hoe te
communiceren. Eerst zei voorzitter Bruno Tobback nog dat zijn partij perfect in
het midden zou gaan liggen en de thuishaven van de middenklasse moest worden,
daarna heette het dat herbronning noodzakelijk is. Intussen is de
sociaal-democratische partij haar ‘rechtse’ kiezers kwijtgespeeld aan Vlaams
Blok/Belang (en wellicht nu ook N-VA), terwijl de ‘linkse’ kiezers massaal
dreigen over te stappen naar Groen en PVDA+.

Voor
veel vlottende kiezers zijn Vlaams Belang, Groen en PVDA+ te extremistische
partijen. In dit klimaat van onduidelijkheid en angst om jezelf duidelijk te
profileren werd zo het bedje van de N-VA gespreid. De historicus in Bart De
Wever heeft dat knap aangevoeld: in tijden van crisis en chaos is leiderschap
doorslaggevender dan ideologie. De populist in De Wever slaat er zijn
tegenstanders mee om de oren. De hystericus in De Wever gaat soms te ver in
zijn rechttoe-rechtaan communicatie. Dat bewees zijn reactie op de
kerstboodschap van de koning. Hij vergat even dat heel wat van zijn kiezers
koningsgezind zijn. Plus est en lui, de meervoudige persoonlijkheden
lopen elkaar soms voor de voeten bij BDW.

Nood
aan ideologische scherpte

We
moeten verder, er is geen keuze. De verkiezingen van 25 mei 2014 worden vandaag
al voorbereid, campagnes zijn al een tijdje geleden officieus gestart. Het
kortetermijn-denken zal vermoedelijk weer overheersen; ‘Erst kommt das
Fressen, dann kommt die Moral’
wist Bertolt Brecht al. Terwijl we net nu
nood hebben aan een ‘Moral’, aan langetermijnvisie, aan alternatieven. Partijen
die het succes van de N-VA willen copy/pasten, zullen onherroepelijk
afgaan, omdat de kiezer altijd het origineel verkiest boven de kopie.

Er
is nood aan ideologische scherpte, aan een afgebakend verhaal, aan heldere
communicatie. Die boodschap hoeft niet altijd even prettig te klinken. Denk aan
de uitspraak die Bruno Tobback, toen nog milieuminister, in 2007 deed: ‘Bijna
elke politicus weet wat je moet doen om het klimaatprobleem aan te pakken. Er
is alleen geen enkele politicus die weet hoe hij daarna nog moet verkozen
raken.’ Een bijzonder opportunistische uitspraak, waarvan je alleen maar kan
hopen dat Bruno Tobback-de-partijvoorzitter er afstand van durft nemen.

Give
the people what they want

is niet de oplossing, zolang er ter rechterzijde iemand zit die dat veel beter
kan verkopen. Uit de interviewreeks in De Standaard met de partijvoorzitters
bleek echter dat ideologische scherpte niet altijd aanwezig is. Het blijft al
te vaak bij vage, quasi-ideologische opmerkingen. De enige die het dichtst bij
een ideologisch discours kwam was… Bart De Wever.

Klare
taal is nodig, dus. Maar samen met dat duidelijker aftekenen van wat de
partijen van elkaar onderscheidt, moet er ook bereidheid tot dialoog ontstaan.
Die is er vandaag nauwelijks nog. De democratie als georganiseerd
meningsverschil is in dit land zo goed als onmogelijk geworden, een farce. De
arrogantie die Bart De Wever tentoon spreidde bij de Antwerpse
onderhandelingen, was stuitend. Er moest en zou een rechts beleid komen. Zijn
spelletje blufpoker heeft dan nog gewerkt ook, omdat twee veel kleinere
partijen (vreemd dat je dat anno 2013 moet schrijven over CD&V en Open
VLD!) weinig heil zagen in een oppositiekuur, die hen richting 2018 allicht nog
meer zou decimeren.

Ook
de media dragen een verpletterende verantwoordelijkheid in dit alles. De waan
van de dag regeert. Politici die een evenwichtig verhaal hebben, komen veel
minder aan bod dan populisten en roepers. Wat in de aanloop naar de
gemeenteraadsverkiezingen opviel, was dat Jean-Marie Dedecker, wiens LDD op
sterven na dood is, proportioneel meer aan bod kwam dan pakweg Groen en Vlaams
Belang. Maar ja, zo’n Dedecker heeft altijd wel een pikante uitspraak klaar en
die gaat dan vervolgens dagenlang mee in de andere media.

Journalisten
draaien mee als een hamster in een rad. Iedereen wordt opgejaagd, alles moet
sneller, check-dubbelcheck is passé. Het is verbijsterend dat een paar
loze kreten op Twitter tegenwoordig volstaan om het maatschappelijke debat te
doen starten of ophouden. ‘Als we niets prettigs vinden, zullen we toch
minstens wat nieuws vinden.’ Die uitspraak is niet van mij, maar van Voltaire,
een man die in zijn tijd heel wat interessante tweets lanceerde.

Koppelteken

Wat
verbindt ons nog? Welke koppeltekens plaatsen we? Hoe zorgen we ervoor dat onze
democratie zichzelf overleeft? Links en rechts zijn op elkaar aangewezen, want
het zal niet overal even eenvoudig zijn als in Antwerpen om coalities te
vormen. Over dik vijftien maanden zal iémand het initiatief moeten nemen. Dan
kun je maar beter nu al on speaking terms zijn, want dit land (of dat nu
België of Vlaanderen heet) kan het zich echt niet permitteren om opnieuw 541
dagen te moeten wachten op de vorming van een regering.

Toen
Louis Tobback nog aan de touwtjes trok bij de SP werd er ook op het scherp van
de snee gediscussieerd en niet elke sneer was even subtiel en doordacht, maar
als de verkiezingsresultaten op tafel lagen, keerde het realisme terug en kwam
het staatsmanschap naar boven. Begin jaren tachtig noemde oppositieleider
Tobback premier Martens ooit ‘erger dan Caligula’, maar in 1988 zaten CVP en SP
wel samen aan tafel om een regering te vormen, met Wilfried Martens als premier. Die soepelheid ontberen we
vandaag.

De
combinatie van scherpe retoriek en harde woorden enerzijds, en de bereidheid om
over de geschillen en verschillen in visie heen te onderhandelen met elkaar
anderzijds, is wat de huidige generatie politici mankeert. Het conflictmodel
heeft het gehaald van het consensusmodel. In de bedrijfswereld kan je je daar
nog iets bij voorstellen, maar in de politiek is het onhoudbaar, want een
democratie kan niet zonder compromissen en consensus.

Linkse
intelligentsia, culturele elite, progressieve denkers, hoe je hen ook noemen
wil: ze zullen moeten leren leven met BDW en de N-VA. Daarom hoef je het niet
eens te zijn met het gedachtengoed, integendeel zelfs. Maar je kunt niet in
discussie gaan met een De Wever zonder te erkennen dat hij één op vier (en
straks misschien wel één op drie) Vlamingen achter zich heeft staan. Je kunt
niet hautain blijven neerkijken op Vlaams-nationalistische populisten, want ze
hebben echt iets te zeggen nu. Je moet de angstreflex controleren, ook al is De
Wever voor links véél gevaarlijker dan het Blok ooit geweest is. Angst is een
slechte raadgever, neerbuigendheid is dat ook.

‘Verander de wereld,
ze heeft het nodig,’ zei Brecht. We kunnen misschien beginnen in eigen land?