Op schoenen met afgesleten zolen lopen op glad ijs, dat is wat ik de komende dagen op deze plek zal doen. Ik waag me namelijk aan een persoonlijke Top 20 aller tijden van voetballers. ’t Is te zeggen: uit mijn tijd. Dat wil, grosso modo, zeggen vanaf het moment dat ik me bewust was dat de sport Voetbal een belangrijk belangwekkend onderdeel van mijn leven zou gaan uitmaken. ‘Belangrijk’, omdat ik van het spelletje houd, ‘belangwekkend’, omdat het natuurlijk een spelletje blijft. ‘Die wichtigste Nebensache der Welt’, zou een Duitse tv-sportchef voetbal ooit genoemd hebben. De belangrijkste bijzaak ter wereld. Voormalig Liverpool-manager Bill Shankly was het daar grondig mee oneens. ‘Some people think football is a matter of life and death. I don’t like that attitude. I can assure them it is much more serious than that.’

Wat ik de komende dagen zal doen is een voorkeurlijst afwerken uit de periode 1966-2019, al zit die prille herinnering aan de wereldbeker van 1966 behoorlijk ver weg. De finale van de Europabeker der Landskampioenen tussen Manchester United en Benfica, mei 1968, ligt al iets verser in mijn geheugen. Maar het eerste absolute hoogtepunt, en terugblikkend misschien wel het grootste voetbalorgie ooit, was het WK van 1970 in Mexico, met een oppermachtig Brazilië. En er was natuurlijk Beerschot, altijd weer Beerschot, sinds zondag 20 november 1966. Ik was zeven jaar en net geen tien maanden oud toen ik in het Olympisch Stadion — dat in werkelijkheid veel kleiner en minder imposant was dan het in mijn dromerige jongensogen leek — de club die mijn club zou worden zag verliezen van die andere Club, die dan nog gewoon FC Brugge heette: 3-6. Stevige binnenkomer.

***

Er bestaan al tig lijstjes waarin de grootste namen uit het voetbal passeren. In november 2007 stelde de Association of Football Statisticians een Top 100 samen op basis van — hoe kan het anders — statistische gegevens. Ze keken naar gewonnen prijzen, sterkte van de competitie(s), positie op het veld, clean sheets (voor een doelman of verdediger) en goals (voor een aanvaller), enzovoort. Van Cristiano Ronaldo was toen nauwelijks sprake, Lionel Messi kwam helemaal pas piepen. Op 1 stond Pelé, en ook 2 en 3 waren Brazilianen: Ronaldo en Romário. Daarna volgden Luis Figo en Zinédine Zidane, en dan pas, op nummer 6, Diego Maradona. De Top 10 wordt vervolledigd door het Duitse trio Lothar Matthäus, Gerd Müller en Franz Beckenbauer — in die ietwat verrassende volgorde — en nog een Braziliaan, Cafú, de man van vier WK’s. Johan Cruijff staat pas 21ste, o schande!, als derde Nederlander. En er staat geen enkele Belg in de lijst, in tegenstelling tot een volledig elftal Nederlanders.

De voetbalsite 90min.com zette Diego Maradona op 1, vóór Pelé, Messi, Beckenbauer en Cruijff. Bij fourfourtwo.com is de Top 3 Messi, Maradona, Pelé, in die volgorde. In die beide Top 50’s evenmin een spoor van een landgenoot. Andere voetbalmedia komen bijna onveranderlijk uit bij Pelé óf Maradona, tenzij chauvinistische ondingen die per se een landgenoot op 1 willen zetten.

***

In mijn lijst de volgende dagen geen Garrincha, geen Ferenc Puskás, geen Alfredo Di Stéfano, geen Stanley Matthews, geen Guillermo Stábile, geen Lev Jasjin, net geen Bobby Charlton of Eusébio. Vanwege: nooit of amper zelf mogen aanschouwen. Het zou al te makkelijk zijn mij een air van je-sais-tout aan te meten en hen in mijn eeuwige ranglijst — die overigens niet meer dan een eeuw zou kunnen omspannen — te zetten, bij wijze van statement van een kenner, dat laatste al dan niet tussen aanhalingstekens. Maar ik houd het dus bij spelers die ik kén. Die ik aan het werk heb gezien, meestal op een scherm, dat in de loop van de jaren evolueerde van zwart-wit naar kleur naar grootformaat.

Het is een persoonlijke lijst die ik toch zoveel mogelijk geobjectiveerd heb. In verstaanbaar Nederlands: ik hou wel degelijk rekening met erelijsten en prestaties voor club(s) en vaderland, maar mijn eigenzinnige voorkeur sijpelt er ongetwijfeld doorheen. Om een tip van de sluier op te lichten: bij mij staat Cruijff een pak hoger dan plaats 21. En Cafú en Figo staan er niet tussen. Geen Belgen, hoe goed Eden Hazard en Kevin De Bruyne het ook doen. Geen poging om Rik Coppens, icoon van mijn clubje, ertussen te wringen, omdat ik de man, helaas, nooit zelf aan het werk heb gezien en hij, laten we wel wezen, ook nooit wat gewonnen heeft. De aangedikte lofzangen van mijn grootvader tellen niet mee als referentie om een voetbalhitparade samen te stellen. Ook niet in mijn lijst: Roberto Baggio, Franco Baresi, Drogba, Gullit, Kaká, Keegan, Matthäus, Rivaldo, Rummenigge, Sjevtsjenko, Stoitsjkov, Weah, Zico, en tutti quanti. En wat me bij het (her)bekijken opvalt: ik, als ex-keeper op weliswaar laag niveau, heb er geen enkele doelman in gezet. Geen Buffon, geen Casillas, geen Van der Sar, geen Schmeichel, geen Maier. Vreemd.

***

Vanaf vandaag leest u op deze plek hoe die lijst er zal uitzien. In deze volgorde:

– vandaag, hieronder: 20 tot en met 11

– zondag: 10 tot en met 6

– maandag: 5 tot en met 3

– dinsdag: 2 en 1

Het boegeroep mag beginnen!

***

20. RIVELINO. Op de doelman na had ik van Brazilië 1970 tien namen kunnen vermelden. Ik houd het op drie in totaal, maar hierbij toch een eervolle vermelding voor de sierlijke controlerende middenvelder Clodoaldo, spelmaker Gérson en offensieve rechtsback-aanvoerder Carlos Alberto. Maar dus: Roberto Rivelino. De linksbuiten van dat wonderbaarlijke elftal. Uitvinder van de ‘flip flap’, een dribbelbeweging. (Alles wat ik hier schrijf is terug te vinden op YouTube!) Wereldkampioen.

19. PAOLO MALDINI. Mister Milan. Debuteerde op zijn zestiende en ging door tot ie net geen eenenveertig was. Speelde 25 jaar en 900 wedstrijden voor zijn club, 126 interlands voor de Squadra Azzurra. Rechtsvoetige linksback die onverzettelijkheid koppelde aan elegantie. Wereldkampioen, vice-wereldkampioen, vijf keer winnaar van de Europabeker voor Landskampioenen/Champions League, zeven keer landskampioen, plus nog wat trofeeën bij wijze van pasmunt.

18. ROMÁRIO. Voluit: Romário de Souza Faria. Ontdekt door PSV, daarna het speerpunt van Barça. Na amper twee seizoenen begon hij aan een odyssee. Wereldkampioen met Brazilië in 1994, tweevoudig winnaar van de Copa América. Drie keer Nederlands kampioen. Eén keer Spaans. Maakte meer dan duizend doelpunten, jeugdvoetbal inbegrepen.

17. GERD MÜLLER. Om naar te kijken: een van de lelijkste topvoetballers ooit. Gedrongen, kromgebogen, bijna struikelend over het veld. Maar wel ‘der Bomber der Nation’. Doelpuntenmachine, die West-Duitsland naar een wereldbeker leidde in eigen land (1974). Wereldkampioen. Europees kampioen. Vier keer kampioen met Bayern. Drie keer na elkaar winnaar van de Europabeker der Landskampioenen, één keer Europacup II. Topschutter op het WK 1970, het jaar dat hij de Gouden Bal ontving. 68 doelpunten in 62 interlands. 398 goals in 453 matchen voor Bayern. Zat gemiddeld bijna aan één goal per wedstrijd. Maar nogmaals: niet om aan te zien.

16. MICHEL PLATINI. In zijn corruptieloze actieve voetbalperiode uitblinkend bij St. Étienne, Juventus en Frankrijk. Leidde les bleus naar de Europese titel in 1984. Specialist van stilliggende ballen: strafschoppen en vrije trappen. 41 interlandgoals als middenvelder, dat is uitzonderlijk veel. Eén Europabeker voor Landskampioenen (Heizeldrama!) en één voor Bekerwinnaars. Italiaans en Frans kampioen, drie keer topschutter (als middenvelder in de Serie A!), drie jaar na elkaar winnaar van de Gouden Bal. Verkozen tot Frans voetballer van de 20ste eeuw.

15. GEORGE BEST. Kijk, dit bedoel ik met eigenzinnig. Wat heeft die zuipschuit en vrouwenzot eigenlijk gepresteerd in zijn met horten en stoten verlopen voetbalcarrière? Eén Europabeker voor Landskampioenen, één Gouden Bal (in datzelfde 1968), twee keer kampioen van Engeland met Manchester United. Ach… Maar wat een genot om op een begenadigde dag naar hem te kijken. Dribbelkoning, op en naast het veld. Tribunespeler pur sang. Zo’n individueel genie waarvoor de mensen naar het stadion komen. En had u echt verwacht dat hij met Noord-Ierland wereldkampioen zou geworden zijn?

14. RONALDINHO. Ook deze Braziliaanse trucjeskoning heeft geen erelijst om u tegen te zeggen. Eén Champions League, twee landstitels met Barcelona en eentje met Milan, één Copa Libertadores (de Zuid-Amerikaanse tegenhanger van de Champions League) en de Gouden Bal in 2005. Maar ook bij hem geldt: geniale ingevingen. Scoren met een vrije trap over de grond, terwijl de spelers in de muur omhoog springen: hij was de eerste die het deed. Balletje doodleggen met ongeveer elk beschikbaar lichaamsdeel, check it out.

13. ANDREA PIRLO. Je hebt spelers die van voetbal een ingewikkelde sport maken, en ermee wegkomen en je hebt spelers die het doen lijken als een simpel spelletje. Wat het in feite ook is. Pirlo behoort tot die laatste categorie. In zijn rol als controlerende middenvelder zowel eerste verdediger als eerste aanvaller. Wereldkampioen met Italië in 2006, zes keer Italiaans landskampioen (met Milan en Juventus), twee keer bekerwinnaar, met Milan twee keer triomferend in de Champions League.

12. FRANZ BECKENBAUER. Hij moet erin staan, vanwege groot(s), maar eigenlijk moet ik de man niet: hautain, overdreven zelfbewust, in zijn latere leven uitpakkend met zeer rechtse standpunten. Was er al bij op het WK van 1966, waarin de Duitse Bondsrepubliek de finale verloor van Engeland, dan nog als centrale middenvelder. In 1970 werd hij een soort cultheld omdat hij in de halve finale met een arm in het verband bleef verder voetballen. Als libero en aanvoerder voerde hij de Mannschaft achtereenvolgens naar de Europese titel (1972) en de wereldtitel in eigen land (1974). Won met Bayern drie keer Europacup I en één keer Europacup II. Vier keer landskampioen, vier keer bekerwinnaar met Bayern, vier keer kampioen met New York Cosmos (aka poenscheppen op gevorderde voetballeeftijd). Twee Gouden Ballen in de kast. Als bondscoach werd hij wereldkampioen met Duitsland in 1990 en landskampioen met Bayern in 1994. Hij won met ‘zijn’ club ook de UEFA Cup.

11. JAIRZINHO. Jair Ventura Filho, een jongen uit de favela’s. Opvolger van Garrincha, tweevoudig wereldkampioen, geen sinecure. In tegenstelling tot zijn illustere voorganger dribbelde Jairzinho functioneel. Waar Garrincha zijn rechtstreekse tegenstanders belachelijk wilde maken — liever hen twee of zelfs drie keer passeren, dan op doel afgaan of een voorzet te geven —, was dribbelen voor Jairzinho een middel om op doel af te snellen. Op het WK 1970 scoorde hij zeven keer en werd hij topschutter voor Brazilië (alleen Gerd Müller maakte meer doelpunten op dat toernooi). Was er nog wel bij in 1974, maar toen liet hij zich al flink liet gaan en lag hij vaker, goed omringd, op het strand dan dat hij op het trainingsveld stond. Won de Copa Libertadores met Cruzeiro en werd in zijn nadagen nog landskampioen in Venezuela en Bolivië.

10. ???

9. ???

8. ???

7. ???

6. ???

5. ???

4. ???

3. ???

2. ???

1. ???