(De laatste ‘Bankzitter’ van het seizoen, over het
Champions League-seizoen, verschenen in De Standaard van
3 juni.)
De eindstrijd tussen Liverpool en Tottenham Hotspur
stond haaks op de kwaliteit van het voetbal dat er in de vorige rondes van de Champions
League te zien was. Liverpool was zaterdag een verdiende maar magere winnaar in
een finale die na een vroeg strafschopdoelpunt nooit op gang kwam.
Wat een sof! Het had de apotheose moeten
worden van een wonderbaarlijk verlopen Champions League-campagne, met halve en
hele voetbalmirakels, met hartverwarmend offensief voetbal, met hitchcockiaanse
wendingen. Maar het tegendeel was waar. Liverpool begon eigenlijk met een
voorsprong aan de wedstrijd en speelde daarna met de handrem op. Tottenham was
ontiegelijk zwak, een ideeënarm gezelschap.
Alleen in de slotfase waren de Spurs een paar
keer gevaarlijk, maar Liverpooldoelman Alisson Becker stond pal. Wat een contrast
met vorig jaar toen Beckers voorganger, de Duitser Loris Karius, Real Madrid
met twee gigantische blunders aan de zege hielp. Opnieuw keek Simon Mignolet
negentig minuten vanaf de bank toe, al zal hij nu wel toegeven dat hij daar op
zijn plek zit bij dit Liverpool. Alisson is een van de beste keepers van de
wereld.
Doelloos
voetbal
Binnen de minuut had de Sloveense
scheidsrechter Skomina de finale kapot gefloten. Dat lag niet aan hem, maar aan
de nieuwe handsregel. Bal tegen de hand of arm die loshangt van het lichaam is
strafschop. Moussa Sissoko was de ongelukkige met de zwaaiarm. Mo Salah trapte
niet zo best, maar Lloris lag al plat. Liverpool liet het initiatief aan
Tottenham, dat daar geen raad mee wist. Het aanvallende kwartet
Kane-Son-Alli-Eriksen was nergens. Opvallend was ook hoe mak de Spurs deze
wedstrijd afhaspelden, alsof ze er zelf nooit in geloofden. Er viel geen enkele
gele kaart. Je zou het een toonbeeld van sportiviteit kunnen noemen, maar net
zo goed van een gebrek aan grinta. Alderweireld en Vertonghen schoven de bal de
hele tijd naar elkaar toe, waarna een van beiden het dan maar probeerde met een
lange pas. Doelloos voetbal. Het deed terugdenken aan de onzalige, saaie
finales uit de jaren 70 en 80.
Op het eind mocht Divock Origi, net voor het
uur ingevallen voor de half fitte Firmino, de definitieve doodsteek geven met een
schuiver in de hoek. Origi was de laatste maanden een ‘supersub’ voor
Liverpool. Of dat op z’n 24ste een bevredigend statuut is, is nog maar de
vraag. Daarmee is Origi de tweede landgenoot die scoorde in een Champions
League-finale, na Yannick Carrasco voor Atlético drie jaar geleden. Die stond
toen wel in het verliezende kamp.
Juichen
voor Ajax
Na de zoals gebruikelijk voorspelbare
groepsfase — eind augustus bij de loting weet je al voor 90 procent zeker wie
zich zal kwalificeren — waren de rondes met rechtstreekse uitschakeling dit
seizoen een rollercoaster. In de achtste finales haalde Juventus een 2-0 op
tegen Atlético, Liverpool versloeg Bayern in München, Manchester United verloor
thuis tegen PSG en ging daarna winnen in Parijs, en Ajax vernederde Real in
Bernabéu. In de kwartfinales ging topfavoriet Manchester City eruit tegen
Tottenham na een spektakelmatch en twee cruciale ingrepen van de videoreferee,
terwijl Ajax het Juventus van Cristiano Ronaldo wegspeelde. De halve finales
verliepen al helemaal volgens een ongekend scenario. Tottenham scoorde in de
ultieme seconden van de toegevoegde tijd de beslissende treffer in Amsterdam,
Liverpool werkte de 3-0 uit de heenwedstrijd tegen Barcelona weg op Anfield:
4-0. Voetballiefhebbers verzoenden zich opnieuw met deze centencompetitie.
Dat een club met een budgetje van godbetert 90
miljoen euro op een zucht van de finale geraakte, werd op gejuich onthaald.
Ajax speelde met veel respect voor de voetbalvoorvaderen: aanvallend, arrogant,
agressief. En het deed dat met een stel zelfopgeleide jonkies, aangevuld met
slimme aankopen en hongerige routiniers. Zelfs de finale kleurde een klein
beetje Amsterdams rood-wit, met drie op Sportpark De Toekomst gevormde spelers:
Toby Alderweireld, Jan Vertonghen en Christian Eriksen.
Terwijl de romantische voetballiefhebber zich
verkneukelde om zoveel onbezonnen voetbalpret, zullen zij die niet langer
stiekem dromen van een Europese topcompetitie zonder al die vervelende ploegjes
uit kleine en middelgrote voetballanden luidop gevloekt hebben. In het
topvoetbal woedt een hevige strijd tussen zij die een spannende en eerlijke
competitie voorstaan, en zij die een zo voorspelbaar eindresultaat wensen. Die
laatsten hebben de meeste invloed. Voor hen horen dreumesen als Ajax en ook
Tottenham (budget: 360 miljoen) er niet bij. Qua omzet prijkt Tottenham in de
rangschikking die zakelijk dienstverlener Deloitte ieder jaar opmaakt ocharme
op de tiende plek, Ajax staat niet eens in de top 30 van een lijst die wordt
aangevoerd door Real Madrid, Barcelona en Manchester United en die gezamenlijk
tien miljard euro omzet genereren. De komende weken zal de Nederlandse kampioen
worden leeggekocht door topclubs uit de grote vijf landen.
In de ‘Deloitte Football Money League’ staan
er zes Engelse teams bij de eerste tien. Dat de Europese finales door vier
Engelse teams betwist werden is minder verwonderlijk dan dat dat de voorbije
jaren niet gebeurde.
Voorspelbaarheid
Typisch voor wat er misloopt met het concept ‘Champions
League’ is dat geen van beide finalisten vorig seizoen kampioen van Engeland
was geworden. Ze waren slechts derde en vierde. In de vroegere formule van de
Europabeker voor Landskampioenen hadden Liverpool en Tottenham niet eens mogen
deelnemen. Sterker nog: bij de tien laatste winnaars van de Champions League
zaten welgeteld drie landskampioenen.
Voorspelbaarheid is de doodsteek van de sport
en toch volharden de grote competities en de internationale voetbalbonden in
die boosheid: de kampioenen van Engeland, Spanje, Duitsland, Italië en
Frankrijk verlengden, zoals voorspeld, hun titel. Bayern en Juventus voor de
zevende keer op een rij, PSG voor de zesde keer in zeven jaar, Man. City zit
aan een gemiddelde van een op twee in de laatste acht seizoenen, Barcelona aan
acht op elf.
Tenzij de regels van de Financial Fair Play
eindelijk worden toegepast en kunstmatige topclubs als Man. City en PSG tijdelijk
worden uitgesloten, zal de beker met de grote oren een van de komende jaren in
een vitrinekast in de Verenigde Arabische Emiraten of Qatar belanden, als
pronkstuk voor de plaatselijke mecenas. De UEFA lonkt steeds openlijker naar het
Verre Oosten, waar ook veel voetballiefhebbers-mét-geld wonen. De Europa
League-finale werd gespeeld in Bakoe, Azerbeidzjan, veel oostelijker kan je
niet gaan. Volgend jaar wordt dat Gdansk. Voor de Champions League-finale was
het Wanda Metropolitano in Madrid uitverkoren, genoemd naar een Chinese
projectontwikkelaar. Volgend jaar trekt het circus naar Istanboel, daarna
mogelijk naar Sint-Petersburg. De wereldbeker 2022 wordt in de voetbalwoestijn
Qatar georganiseerd. ‘Money
makes the football world go around’, zou Liza Minnelli zingen.
(‘De
Bankzitter’ is er even tussenuit. Rust, vakantie, batterijen opladen,
trainingskamp, oefenartikels schrijven: terug op maandag 29 juli bij de start
van het nieuwe voetbalseizoen. Benieuwd welke clubs dan in 1A zullen uitkomen.)