(Ik schreef voor het vakblad De Journalist in het
themanummer over ’30 jaar internet’ een column over de gang van zaken in de
journalistiek. Trouwe lezers van deze blog zullen elementen uit eerdere
blogposts herkennen.)

Er liepen nog nooit zo veel mensen rond die zich
journalist noemen als vandaag; nog nooit gedroegen er zich zo weinig als echte
journalisten. Het is een boutade, en bovendien kort door de bocht, maar er is
wel degelijk iets loos in ons vak. De kwaliteit slabakt, basisprincipes worden
verloochend, de vierde macht heeft die macht uit handen gegeven. Hoofdredacteuren,
eindredacteuren en journalisten zouden wat strenger moeten zijn voor zichzelf en
tegelijk meer respect voor hun beroep eisen.

Of je nu voor of tegen nieuwssites,
burgerjournalistiek of nieuwsverspreiding via sociale media bent: ze zijn er,
en ze zijn niet van plan snel te verdwijnen. Dus heeft het ook geen zin om te
doen alsof ze er niet zijn, te hopen dat de bui zal overwaaien of — veel erger
nog — te mijmeren over hoe het vroeger was. Vroeger was het heus niet beter.
Vijftig jaar geleden werden editorialen neergepend door partijvoorzitters of
hun vazallen. Op de openbare omroep had je een partijkaart nodig om op de
nieuwsdienst te mogen starten. De verzuiling woog door op het functioneren van
de media. Ja, journalisten hielden het basisprincipe — check, doublecheck,
triplecheck — beter in het oog dan nu, ze hadden ook meer tijd om hun stukken
in te leveren en een primeur op de voorpagina van een krant was nog denkbaar: vandaag
wordt die snel op het internet gepleurd.

Traditionele en nieuwe media staan onder druk.
Bij het minste wordt er ‘fake news’ geroepen. Sommige sites specialiseren zich zelfs
in het verspreiden van halve waarheden of hele leugens, en dat straalt ook af
op de koosjere medewerkers in de sector. Als een journalist van het
gereputeerde Der Spiegel betrapt
wordt op het uit zijn duim zuigen van artikels, dan lijdt niet alleen Der Spiegel daaronder, maar de hele
kwaliteitspers. Ergens roept er wel iemand: zie je wel! En: het zal elders niet
beter zijn!

Als een onderbetaalde copy/paste-redacteur
onder druk van een in zijn nek hijgende eindredacteur een artikel bijeen jat en
het halsoverkop de wijde wereld instuurt om toch maar de eerste te zijn met een
niet gecontroleerd bericht, dan komt dat de reputatie van de hele
journalistieke wereld allesbehalve ten goede. Waarna collega’s van de
copy/paste-jongen (m/v) vervolgens diens informatie recycleren voor een ‘eigen’
slordige bijdrage. Ad infinitum.

Dat is de hapsnapwereld waarin we beland zijn:
de eerste zijn is belangrijker geworden dan correcte en de meest volledige
informatie brengen, en als je niet de eerste bent, moet je de mediagebruiker
wijsmaken dat dat wél zo is. Stilstaan bij wat we doen en hoe we dat doen zit
er nauwelijks nog in. Nadenken evenmin. Dat gaat ten koste van de geloofwaardigheid
van het beroep.

Dokters
Frankenstein

Een voorbeeld uit het dagelijkse persleven. Student
richt een Vlaams-nationalistisch, extreemrechts actiegroepje op. Dat geniet
alleen in beperkte kring enige bekendheid. De jongen spreekt zich via de
sociale media uit over de geslachtsverandering van een journaliste bij de
commerciële omroep; dat we dit allemaal niet zomaar normaal moeten vinden.
Wordt plots opgevoerd in een duidingsmagazine als iemand met een uitgesproken
mening over de transgenderproblematiek. Wakkere journalist op een andere
redactie denkt: hé, wie is dat en wie is dat clubje dat hij vertegenwoordigt?
Hij gaat op onderzoek. Andere journalist gaat de jongeman interviewen. Geeft
hem verschillende pagina’s in een prestigieus weekendmagazine. Een forum, zeg
maar. Een half jaar later heeft de wakkere journalist zijn reportage klaar.
Spraakmakend, onthullend, verbijsterend. Journalistiek op topniveau. Relevant.
Maar de student weet zijn aanhang nog uit te breiden. En krijgt nog meer persaandacht.
En wordt dan aangekondigd als lijsttrekker van een extreemrechtse partij.
Krijgt vervolgens weer uitgebreide persaandacht en gebruikt die om in te hakken
op de media die hem die aandacht geven.

Als we over Dries Van Langenhove praten — want
over hem gaat het in de vorige paragraaf — moeten we vaststellen dat sommige
media zich gedroegen als Dokters Frankenstein en een eigen monstertje hebben gecreëerd.
Goed dat het fascistoïde clubje ontmaskerd is — niet dat het helpt, de
populariteit stijgt alleen maar, maar dat kan je de wakkere journalist niet
euvel duiden: hij heeft zijn job gedaan (hij wel!). Maar waarom moest dat jonge
heerschap worden opgevoerd omdat hij een mening had over transgenders? Wat is
zijn expertise? Wat is zijn maatschappelijke visie hierop? Hij heeft er geen,
hij uit gewoon een populistische mening, zoals honderden, misschien wel
duizenden Vlamingen hebben gedaan nadat die journalist aankondigde dat hij een
zij zou worden.

Zijn wij, de pers, de media, nu enkel nog
dragers van de meest onzinnige boodschappen? Zijn we masochisten geworden? Zijn
we onze eigen overbodigheid aan het ensceneren?

Klimaat
vs. Marrakesh

Neem nu de twee betogingen in december: de
Klimaatmars (65.000 deelnemers) en de Mars tegen Marrakesh (5.500). Ik heb zelf
even de moeite gedaan om de media-aandacht van die twee manifestaties te
vergelijken. Over de Klimaatmars werden op zondag 2 december 25 stukken
gepubliceerd en op maandag 3 december 18, samen goed voor 15.838 woorden. Niet
overal stond de Klimaatmars prominent op de voorpagina. Over de Mars tegen
Marrakesh werden op zondag 16 december 44 stukken gepubliceerd en op maandag 17
december 20, samen goed voor 26.919 woorden. Overal stond de mars prominent op
de voorpagina.

Een paar conclusies hieruit.

1. De pers focust te veel op het negatieve.
Mars ’tegen’. Gewelddadigheid. Hooligans.

2. De pers focust te veel op controverse. Die
saaie pieten en mieten van #ClaimTheClimate, met hun eeuwige bakfietsen en hun
aandacht voor de toekomst! Neen, dan liever die frisse jongens van Schild &
Vrienden, die altijd weer iets zeggen dat lekkere koppen en luidruchtige
toogdiscussies oplevert.

3. De pers focust te veel op makkelijk
populisme en pompt dat vervolgens nog eens op. Die Mars tegen Marrakesh had
perfect op pagina 7 gekund, 30 lijnen met daarnaast een foto van het geweld
achteraf. Meer zijn 5.500 mensen niet waard. Dat is ongeveer 0,05 procent van
de Belgische bevolking, terwijl de organisatoren beweren dat ze het hele volk
vertegenwoordigen. Quod non.

4. De pers is dringend toe aan
gewetensonderzoek. Ik wil hier niet pleiten voor constructieve journalistiek,
vanwege de oubolligheid van die term, die bovendien lijkt te veronderstellen
dat je alléén nog maar het positieve moet zien. Nogal naïef. Maar we stevenen
af op destructieve journalistiek, berichtgeving die uitsluitend de waan van de
dag volgt, herrie veroorzaakt of versterkt, bruggen helpt op te blazen,
populisten populairder maakt, de samenleving in al zijn gewrichten doet kraken.
Dat kan ook niet de bedoeling zijn. Waar is onze kritische zin naartoe?

Journalisten moeten weer meer onderzoeken en
blootleggen, media moeten geen megafoons aanreiken aan de luidste roepers en de
strafste tafelspringers, maar aan de interessantste stemmen in de samenleving,
hoe zoetgevooisd en bedeesd die soms ook klinken.

Meningenfabriek

Noem me ouderwets, maar ik vind dat
journalisten, eindredacteuren, hoofdredacteuren en uitgevers wat meer ballen
moeten tonen. Wij zijn de professionals, wij moeten beoordelen of iets of
iemand nieuwswaardig is, iets toevoegt aan een maatschappelijk debat, relevant
is. Wij moeten naar eer en geweten, zo onpartijdig en onafhankelijk mogelijk,
met de nodige afstand knopen doorhakken: waar besteden we onze nog altijd
beperkte ruimte aan? Dat is onze verdomde job, daarvoor worden we betaald.

Aan een loodgieter wordt toch ook niet
gevraagd om de klussende buurman inspraak te geven als hij een lek komt dichten.
De bakker laat toch niet toe dat de handige buur mee taartjes komt bakken,
omdat die dat zo goed doet als er een familiefeestje is. Staat de notaris toe
dat lieden die weleens een juridische tekst in de verte hebben bekeken, zelf
een akte komen opstellen?

Blijkbaar zijn politici en journalisten
tegenwoordig de enigen die hun taak uit handen hebben gegeven: ze laten zich
voeden door populisme. De schreeuwende vox populi zijn meer de norm geworden
dan de bedaarde stem van experten. Omdat we zo graag hebben dat het botst, dat
er controverse van komt, dat we de dagen nadien nog iets hebben om over te schrijven
en te praten. Het is zó makkelijk, in de meningenfabriek wordt elk uur van de
dag wel iets geroepen. Uitzonderlijk is dat geniaal en bruikbaar voor de
samenleving, soms nuttig, meestal overbodig en irrelevant.

Politici en journalisten moeten weer ergens
voor staan: een visie, een voldragen mening, beroepsethiek, een zekere vorm van
verhevenheid in het domein waarin ze gespecialiseerd zijn. Wij zijn
volksvertegenwoordigers: de ene legitiem, want verkozen, de andere eveneens
legitiem, want professioneel geschoold of door ervaring stielman geworden, en
daardoor in staat geacht om het belangrijke te onderscheiden van het
belangwekkende (en het futiele). Zijn we perfect? Verre van. Lopen er
charlatans rond in de stiel? Wees gerust, knoeiers lopen overal rond, ook onder
de loodgieters, bakkers en notarissen. Daarom moet je de stiel nog niet laten
bederven of jezelf niet meer ernstig nemen.

We moeten, kortom, ons vak weer opeisen, en
dat geldt zowel voor de ‘ouderwetse’ krant als voor de hipste nieuwe site.