Probeer het u voor te stellen: ik zit hier op mijn eigen
Schoon Verdiep voor mijn computer. (Ik weiger “achter mijn computer”
te schrijven, want dat werkt in de praktijk niet zo handig, heb ik al
ondervonden.) Ik denk na over een stukje op mijn blog. Dat doe ik een keer of
vijf per week: soms meer, zelden minder. Ik heb namelijk de pretentie dat ik
denk iets te zeggen te hebben. En dus zeg ik het, in mijn bewoordingen (vaak
veel te lang, met nogal wat uitweidingen, waarvoor mijn meest welgemeende
excuses).

En ik dacht: als ik het nu eens iets over mijn huidige
werktoestand zou schrijven. Om precies te zijn: mijn géén-werk-toestand. Ja,
inderdaad, u verschiet misschien. Ik zit thuis. “Werkzoekend”, noem
ik mezelf, omdat “werkloos” zo triest en meelijwekkend klinkt. Maar
de harde realiteit is: 54, flink gestoffeerde cv, thuis in de media, uitstekend
in communicatie, analytisch sterk, stressbestendig, denkt structureel, … Enfin, lees er mijn cv zelf op na op
www.frankvanlaeken.eu.

Ik ben bereid om te werken. Hàrd te werken. Op onregelmatige
tijdstippen te werken. Tot lang na mijn vijfenzestigste te werken. Ver van huis
te werken. In verschillende sectoren te werken. U heeft het gemeenschappelijke
woord in de vorige zinnetjes ontdekt: “werken”. That’s what I want.

Geef me werk

Geef me werk. Het
was de titel van een nummer van De Kreuners uit 1982. Eén van die tekstueel
armtierige songs waar W. Grootaers een patent op had. Dat ging zo: ‘Ik ben jong
en het doet pijn / Nutteloos en leeg te zijn / Nutteloos dag en nacht / Lam
gelegd in al mijn kracht / Zeg me wie het onheil bracht / Wie heeft bovenaan de
macht’. Gevolgd door het onsterfelijke refrein: ‘Geef me werk, werk, werk / ‘k
Heb 2 handen / Voel me sterk’ (x 4).

1982 was ook het jaar dat ik afstudeerde. Vol goede moed,
het “de-wereld-ligt-aan-mijn-voeten”-gevoel, veel minder wijs dan ik
zelf dacht te zijn. Een economische crisis teisterde Europa, de
werkloosheidscijfers waren verschrikkelijk, een rechtse wind waaide over de wijde
wereld: Ronald Reagan president in de Verenigde Staten, Margaret Thatcher
eerste minister in Groot-Brittannië, apparatsjik
Leonid Breznjev nog heel even baas in de Sovjet-Unie, Wilfried Martens bij ons,
Guy Verhofstadt – toen nog bijgenaamd “Baby Thatcher” – de drammerige
voorzitter van de liberale Partij voor Vrijheid en Vooruitgang.

Het waren nog minder vrolijke tijden dan nu, geloof me. Maar
er zijn ook parallellen te trekken. Economie in het slop, sociale onrust,
nationalistische oprispingen (Vlaams Blok was kort voordien opgericht door
Karel Dillen), werkgevers die van de situatie profiteerden om het onmogelijke
te eisen van potentiële werknemers onder het motto ‘Er zijn nog tienduizend
wachtenden nà u!’.

Vacatures gingen toen ongeveer als volgt: “Gezocht, ‘flexibele werknemers’, maximaal 25 jaar oud,
perfect vijftalig (meerdere talen is een surplus), minstens 10 jaar ervaring,
bereid om op de meest onmogelijke uren te werken’. Ik overdrijf een beetje,
maar toch niet al te veel. Het waren gekke tijden.

Vacature

Een vriend van me, ook een werkzoekende vijftiger, stuurde
me eergisteren ter illustratie van de alledaagse waanzin nog een vacature door, waarin bedrijf X op zoek gaat naar iemand
die grondige kennis, zowel gesproken als geschreven, kan voorleggen van
Nederlands, Engels en Frans (of Spaans). Liefst in combinatie met een
wereldtaal als Russisch, Mandarijns, Duits of Arabisch. ‘Streven naar service,
zin voor orde, detail en organisatie zijn uw belangrijkste troeven. Verder bent
u een gedreven werker die pro-actief en kritisch ingesteld is en initiatief
neemt om problemen vlot op te lossen; in drukke periodes blijft u het overzicht
behouden en stelt u zich flexibel en collegiaal op.’

En dan komt het: ‘U bent net afgestudeerd (economie,
logistiek, talen, …) of kan reeds enige relevante werkervaring in de
internationale handel of logistieke sector voorleggen.’ Meestal staat er dan
nog een obligate taalfout in de tekst (de kandidaat moet perfect zijn/haar moedertaal
beheersen, van de werkgever mag je dat veel minder verwachten). Wat valt
op: dit bedrijf is op zoek naar een zeer jonge werkkracht, die nauwelijks of
helemaal geen ervaring heeft, maar die wel tenminste drie talen perfect spreekt
en schrijft (en liefst nog een paar exotische extra), en die op zijn/haar jonge
leeftijd al uitstekend kan inschatten wat zijn/haar belangrijkste troeven zijn.
Excuseer hoor, maar zo iemand bestààt niet!

Wat dan gezegd over de discriminatie die hier van het papier
spat? Wie ouder is dan dertig maakt geen schijn van een kans bij deze vacature,
om over 40- en 50-plussers nog maar te zwijgen. En wees gerust, dit is geen
uitzondering. Werkgevers profiteren van de situatie om het onmogelijke te
eisen, werknemers zijn confuus. Moeten ze hier nu op reageren of komen ze echt
niet in aanmerking voor deze job?

It’s the eighties all
over again!

Somewhere over the
rainbow

Ik hou op met zeuren, want ik moet nog een paar
sollicitaties versturen. De illusie dat ik op een vacature zal stuiten die als
titel ‘Wij zoeken Frank Van Laeken’ draagt, heb ik al een tijdje geleden
opgeborgen. Naïviteit is mooi als je jong bent, nog altijd aardig op je
dertigste, maar zielig als je de vijftig voorbij bent. Ik vind de maatregelen
van de federale regering om werkgevers die “oudere” werknemers in
dienst nemen financiële compensaties te geven, best interessant en “goed
geprobeerd”. Toch geloof ik er niet in.

Omdat werkgevers vijftigplussers écht afgeschreven hebben.
Wegens te oud, of te lastig, of niet flexibel genoeg, of niet mee met hun tijd, of
uitgerangeerd, of te wijs, of veel intelligenter dan de aanwervende baas, of…

Maar ergens, somewhere
over the rainbow
(al dan niet met een regenboog t-shirt aan), moet er toch
iemand geïnteresseerd zijn in een gedreven, organisatorisch sterke, ervaren,
creatieve, beheerste en ga-zo-nog-maar-een-tijdje-door-met-sterke-adjectieven-zwaaiende frisse
oudere jongere? Komaan hé!

Geef me werk, ‘k ben wel een beetje onhandig, maar
‘k voel me sterk.