Even recapituleren. Student richt
Vlaamsnationalistisch, extreemrechts actiegroepje op. Beperkte bekendheid.
Spreekt zich via de sociale media uit over de geslachtsverandering van een
journaliste bij de commerciële omroep, dat we dit allemaal niet zomaar normaal
moeten vinden. Wordt plots opgevoerd in een duidingsmagazine als iemand met een
uitgesproken mening over de transgenderproblematiek. Wakkere journalist op een
andere redactie denkt: hé, wie is dat en wie is dat clubje dat hij
vertegenwoordigt? Hij gaat op onderzoek. Andere journalist gaat de jongeman
interviewen omdat hij ‘nieuwsgierig’ is. Geeft
hem verschillende pagina’s in een prestigieus weekendmagazine. Een forum, zeg
maar. Een half jaar later heeft de wakkere journalist zijn reportage klaar.
Spraakmakend, onthullend, verbijsterend. Journalistiek op topniveau. Relevant.
Maar de student weet zijn aanhang nog uit te breiden. En krijgt nog meer
persaandacht. En wordt nu lijsttrekker voor een extreemrechtse partij. Noem het
gerust: thuiskomen, al wil hij nog altijd dat mensen hem aanspreken met
‘onafhankelijke’. Krijgt vervolgens weer uitgebreide persaandacht en gebruikt
die om te kappen op de media die hem die aandacht geven.
Vat ik het zo goed samen, wat er de afgelopen
week en, bij uitbreiding, het afgelopen jaar is gebeurd? Mijn oordeel: sommige
media hebben zich gedragen als Dokter Frankensteins en creëerden een monstertje.
Goed dat het fascistoïde clubje ontmaskerd is — niet dat het helpt, de populariteit
stijgt alleen maar, maar dat kan je de wakkere journalist niet euvel duiden:
hij heeft zijn job gedaan. (Hij wel!) —, maar waarom moest dat jonge heerschap
worden opgevoerd omdat hij een mening had over transgenders. Wat is zijn
expertise? Wat is zijn maatschappelijke visie hierop? Ik zal het u zeggen: hij
heeft er geen, hij uit gewoon een populistische mening, zoals honderden,
misschien wel duizenden Vlamingen hebben gedaan nadat die journalist
aankondigde dat hij een zij zou worden. Zijn wij, de pers, de media, nu pure
dragers van de meest onzinnige boodschappen geworden?
Noem me ouderwets, maar ik vind dat
journalisten, eindredacteuren, hoofdredacteuren en uitgevers wat meer ballen
moeten tonen. Wij zijn de professionals, wij moeten beoordelen of iets of
iemand nieuwswaardig is, iets toevoegt aan een maatschappelijk debat, relevant
is. Wij moeten naar eer en geweten, zo onpartijdig en onafhankelijk mogelijk,
met de nodige afstand knopen doorhakken: waar besteden we onze — ondanks de
komst van talloze nieuwssites — nog altijd beperkte ruimte aan? Dat is onze
verdomde job, daarvoor worden we betaald.
Aan een loodgieter wordt toch ook niet
gevraagd om de klussende buurman inspraak te geven als hij een lek komt
dichten? De bakker laat toch niet toe dat de handige buur mee taartjes komt
bakken, omdat die dat zo goed doet als er een familiefeestje is? Staat de
notaris toe dat lieden die weleens een juridische tekst in de verte hebben
bekeken, zelf een akte komen opstellen?
Blijkbaar zijn politici en journalisten
tegenwoordig de enigen die hun taak uit handen hebben gegeven: ze laten zich
voeden door populisme. De schreeuwende vox populi zijn meer de norm geworden
dan de bedaarde stem van experten. Omdat we zo graag hebben dat het botst, dat
er controverse van komt, dat we de dagen nadien nog iets hebben om over te
schrijven en praten. Het is zo makkelijk, in de meningenfabriek wordt elk uur
van de dag wel iets geroepen. Uitzonderlijk is dat geniaal en bruikbaar voor de
samenleving, soms nuttig, meestal overbodig en irrelevant. U vertoeft momenteel
in zo’n meningenfabriekje (welkom, trouwens!), oordeel zelf in welke categorie
mijn hersenspinsels thuishoren.
***
Journalisten en politici moeten weer ergens
voor staan: een visie, een voldragen mening, beroepsethiek, een zekere vorm van
verhevenheid in het domein waarin ze gespecialiseerd zijn. Wij zijn volksvertegenwoordigers:
de ene legitiem, want verkozen, de andere eveneens legitiem, want professioneel
geschoold of door ervaring stielman geworden, en daardoor in staat geacht om
het belangrijke te onderscheiden van het belangwekkende (en het futiele). Zijn
we perfect? Verre van. Lopen er charlatans rond in de stiel? Wees gerust,
knoeiers lopen overal rond, ook onder de loodgieters, bakkers en notarissen. Daarom
moet je de stiel nog niet laten bederven of jezelf niet meer ernstig nemen.
Beroepseer, daar gaat het om.
***
Leve de spijbelende scholieren!
In een samenleving waarin de mensen die het
voor het zeggen hebben duidelijk niet door hebben of niet willen zien waar de
échte prioriteiten voor de toekomst liggen, zouden we met z’n allen wat vaker
moeten ‘spijbelen’.
***
Gelukkig is er nog de muziek. Ik heb deze week
Van Morrison nog eens op repeat
gezet. De man wordt tegenwoordig vergeten of verzwegen in de muziekmedia.
Toegegeven, zijn platenproductie is de voorbije decennia veel minder
opzienbarend dan in het verleden. Af en toe een parel, meestal songs die een doorslagje
zijn van dingen uit het verleden (maar aangezien die dingen uit het verleden
doorgaans zeer te pruimen waren, blijft ook het nieuwe werk grotendeels overeind,
maar het is een beetje makkelijk).
In 2017 bracht ’the Man’ twee jazzplaten uit.
Gewoon doen, dacht hij wellicht in een liberale bui, hij doet toch al jaren
zijn goesting. Najaar 2018 was er alweer een nieuwe plaat, The prophet speaks. Zes van de veertien songs, ongeveer de helft
dus, zijn eigen composities, de rest blues- en soulklassiekers van onder
anderen John Lee Hooker, Sam Cooke, Solomon Burke en Willie Dixon.
De eigen composities steken erbovenuit. Als
Morrison een klassieker covert, doet hij dat nogal werktuiglijk, een beetje
zoals je zou hopen dat een loodgieter zijn job doet: zonder al te veel franjes,
keurig, netjes. In eigen songs creëert hij een aparte leefwereld op het
kruispunt van rock, soul, blues en jazz. Dan wordt Van Morrison the Man.
‘When the prophet speaks, mostly no one listens
/ When the prophet speaks and no one hears / Only those who have ears to listen
/ Only those that are trained to hear’, zingt hij in het titelnummer. Denk voor de muzikale achtergrond aan een
regenachtige maar zwoele avond in Manhattan. Die sfeer.
‘Spirit will provide beyond the light / Spirit
will provide beyond the white’, klinkt het in een ander eigen nummer. Dit is de Van Morrison van de good
old days: mystiek, zweverig, ver weg van de aardse waan van de dag.
Maar als ik één nummer
blijf draaien is het Got to go where the
love is. Sublieme zachte soul, vrij rechttoe rechtaan, met blazers die
altijd weer de juiste impulsen geven. Muziek om bij weg te dromen. Muziek om
afstand te nemen van het alledaagse. Muziek om van te genieten. Bovendien: wat
een mooi motto.
Got to go where the love is!
***
Daarom is Van Morrison
‘Van the Man’ en zal die student van hierboven altijd ‘Van het fascistoïde ettertje’
blijven.